Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2014 in de zaak tussen
Jabrama B.V., te Someren, appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
7 december 2012 is appellante over haar bezwaren gehoord. Bij het nu bestreden besluit van 13 december 2012 heeft verweerder het besluit van 5 april 2012 gehandhaafd.
Wat perceel 13 betreft heeft appellante reeds in 2007 aangegeven dat dit perceel abusievelijk was opgegeven. Nu verweerder een nieuw besluit over 2007 heeft genomen had verweerder dit hierbij dienen te betrekken.
Voorts stelt appellante zich op het standpunt dat verweerder geen uitbetaalde steun meer kan terugvorderen, nu de termijn van vier jaar, zoals bedoeld in artikel 73, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 is verstreken.
Ten aanzien van perceel 13 stelt verweerder zich op het standpunt dat het nieuwe besluit alleen ziet op een verandering ten aanzien van perceel 1. Perceel 13 was al bij besluit van 28 juni 2008 afgekeurd en nu tegen de beslissing op bezwaar van 17 februari 2009 geen beroep is ingesteld vormt dit perceel geen onderdeel van de onderhavige beroepsprocedure.
Het beroep van appellante op verjaring slaagt niet nu ten aanzien van een terugbetalingsverplichting een verjaringstermijn van tien jaar geldt. Dit lijdt slechts uitzondering als de begunstigde te goeder trouw is. Nu appellante, gelet op de staat van het perceel, had kunnen weten dat het perceel niet aangemerkt kon worden als landbouwgrond is van goede trouw geen sprake en geldt de termijn van tien jaar. Overigens heeft verweerder in ieder geval ook binnen de termijn van vier jaar, ingaande op 28 juni 2008, de bedrijfstoeslag opnieuw vastgesteld.
Op grond van artikel 44, tweede lid, van de destijds geldende Verordening (EG) nr. 1782/2003 was bepalend voor het antwoord op de vraag of een perceel in aanmerking kan worden genomen bij de uitbetaling van toeslagrechten of dat perceel geheel of ten dele landbouwgrond is, in de vorm van bouwland en blijvend grasland, met uitzondering van de grond die voor blijvende teelten, als bosgrond of voor niet-landbouwactiviteiten in gebruik is.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 5 april 2012;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan appellante te vergoeden.