In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 maart 2017, zaaknummer 16/165, staat de uitleg van de Gaswet en de rol van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) centraal. Vattenfall Energy Trading Netherlands N.V. (VETNL) heeft beroep ingesteld tegen een besluit van ACM, waarin de klacht van VETNL over het reduceren van meerjarige capaciteitsboekingen door Gasunie Transport Services (GTS) ongegrond werd verklaard. VETNL, als programmaverantwoordelijke voor gasopslag, had GTS verzocht om geboekte capaciteit te verminderen, maar dit verzoek werd afgewezen. ACM oordeelde dat GTS in overeenstemming met de Gaswet en de Gasverordening handelde, en dat de mogelijkheid om capaciteit te verminderen niet van toepassing was op gasopslagen.
Het College overweegt dat de uitleg van de tussen GTS en VETNL gesloten overeenkomst aan de burgerlijke rechter is voorbehouden, maar dat dit niet belet dat ACM de vraag kan beantwoorden of GTS bij de uitoefening van haar taken in overeenstemming met de wet heeft gehandeld. Het College concludeert dat GTS niet verplicht is om mee te werken aan de reductie van capaciteitsboekingen en dat er geen discriminatie is tussen netgebruikers. VETNL's beroep wordt ongegrond verklaard, en het College bevestigt de redenering van ACM dat de Gaswet en de Gasverordening geen ruimte bieden voor de door VETNL gewenste aanpassing van de geboekte capaciteit.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van marktdeelnemers en de noodzaak voor transparantie en gelijke behandeling in de gasmarkt. Het College wijst erop dat de wetgeving is ontworpen om concurrentie te bevorderen en dat GTS niet in strijd handelt met de regels door de reductie van capaciteit voor gasopslagen te weigeren. De beslissing van het College is openbaar uitgesproken en onderstreept de juridische kaders waarbinnen geschillen over gastransportcapaciteit moeten worden beoordeeld.