4. Het standpunt van verzoekster
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift het volgende naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 2.3.1 WT moet verzoekster, zonder concrete boeking, op het landelijk gastransportnet transportcapaciteit en op exitpunten exitcapaciteit reserveren die voldoende zijn om steeds aan de gehele binnenlandse vraag te kunnen voldoen, voor zover deze correspondeert met de bestaande capaciteit van de aansluitingen op het landelijk transmissienet van (i) de netten van regionale netbeheerders en (ii) grootverbruikers met een directe aansluiting op het landelijke net. Shippers die gas leveren aan binnenlandse afnemers zijn niet verplicht tijdig de benodigde transportcapaciteit te boeken, terwijl shippers die gas door Nederland willen transporteren voor levering aan buitenlandse afnemers worden gediscrimineerd omdat aan gastransport voor binnenlandse afnemers een algemene voorkeursbehandeling wordt toegekend.
Deze bepaling is onverbindend. Het is in strijd met (artikel 10a van) de Gaswet juncto artikel 3, tweede lid van de Tweede Gasrichtlijn. Blijkens deze bepalingen kan verweerder geen openbare dienstverplichtingen voor verzoekster vaststellen. Mede gezien het Besluit leveringszekerheid Gaswet van 13 april 2004 (Stb. 2004, 170), is het niet mogelijk om onder het mom van bescherming van de leveringszekerheid, een voorkeursbehandeling van alle binnenlandse verbruikers te creëren. Deze bepaling behelst een directe discriminatie ten nadele van (shippers die leveren aan) buiten Nederland gevestigde eindverbruikers, een niet te rechtvaardigen inbreuk op het door het EG-Verdrag gewaarborgde vrij verkeer van goederen en het verbod op discriminatie zoals vastgelegd in de Tweede Gasrichtlijn en de Gaswet.
Verzoekster dreigt met onmiddellijke ingang ernstige en onherstelbare schade te lijden. Zij dient rond 55% van de totale exitcapaciteit van het landelijk transportnet gereserveerd te houden voor binnenlandse afnemers, zonder enige verplichting tot (voorafgaande) boeking van transportcapaciteit. Deze capaciteit kan niet worden verkocht aan shippers die leveren aan buitenlandse eindverbruikers, ook niet als deze een vaste boeking willen. De toegankelijkheid van het Nederlandse gastransportnet wordt voor gasstromen voor buitenlandse eindverbruikers sterk beperkt. Verzoekster wordt aanzienlijk belemmerd in de mogelijkheid zaken te doen met shippers die leveren aan buitenlandse afnemers. Er is dus sprake van een marktverstorende maatregel.
De ervaring leert dat ruim voor het eind van een kalenderjaar meer dan 99% van de gehele capaciteit voor het volgende kalenderjaar is volgeboekt. Als verzoekster eerst vanaf
1 januari 2007 capaciteit moet reserveren voor binnenlandse eindverbruikers, is zeer aannemelijk dat voor een aantal geen transportcapaciteit meer beschikbaar is. De timing werkt dus speculatiegedrag in de hand. Partijen die nu de mogelijkheden voor transport door Nederland onderzoeken, zullen geneigd zijn voor 1 januari 2007, voor een langere periode, transportcapaciteit te contracteren. Door de lange leadtimes van investeringen ter uitbreiding van de capaciteit van het landelijk gastransportnet, zal verweerders maatregel langdurig het tegenovergestelde effect sorteren van wat wordt beoogd.
De timing zou geen problemen opleveren indien er thans voldoende transportcapaciteit zou zijn voor binnenlandse afzet en export/transit. Dit is niet het geval. Verzoekster heeft al in maart 2006 aangegeven dat bij ongewijzigde regelgeving de leveringszekerheid niet meer kan worden gegarandeerd. Verweerder heeft dit genegeerd, althans de regelgeving ongewijzigd gelaten. Verzoekster heeft sinds 2001 bij herhaling gewaarschuwd voor een tekort, ontstaan door de door verweerders ingrijpen gecreëerde kunstmatige verschillen tussen de tarieven voor transport door het Nederlandse landelijk gastransportnet en dat van omliggende landen, met als gevolg een verlegging van internationale gasstromen naar Nederland.
Verzoekster heeft zich na de afwijzende reactie van verweerder tot het Ministerie van Economische Zaken gewend om de bestaande openbare dienstverplichting voor verzoekster voor de kleinverbruikers in Nederland uit te breiden. Verzoekster heeft gevraagd de mogelijkheid te krijgen om voor kleinverbruikers ook de transportcapaciteit voor temperaturen boven de -9 graden Celsius te reserveren. Dit zou niet nodig moeten zijn: de toezichthouder zou zich er van moeten verzekeren dat vergunninghouders voldoende transportcapaciteit hebben gecontracteerd voor levering aan kleinverbruikers. Niet is gebleken dat de toezichthouder invulling heeft gegeven aan deze taak.
Indien verzoekster verplicht zou zijn er onmiddellijk voor te zorgen dat per 1 januari 2007 voldoende transportcapaciteit beschikbaar is om de transportzekerheid voor binnenlandse afnemers te garanderen, wordt zij reeds nu geconfronteerd met de gevolgen van het besluit van 27 juni 2006. Er is dan sprake van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening. De bestreden regelgeving veroorzaakt dan niet alleen ernstige en onherstelbare schade doordat het met onmiddellijke ingang grote beperkingen meebrengt voor de commerciële vrijheid van verzoekster. Verzoekster kan dan nog slechts in beperkte mate transportcapaciteit op exitpunten verkopen voor 2007, terwijl zij over geen enkel middel beschikt om voor of zelfs na 1 januari 2007 shippers te dwingen capaciteit op exitpunten te contracteren waarvan zij in 2007 gebruik zullen willen maken voor leveringen aan binnenlandse verbruikers.
Verzoekster, als staatsbedrijf, moet voorts worden aangemerkt als "lidstaat" voor de toepassing van het EG-Verdrag en dient de tot de lidstaten gerichte verbodsbepalingen van dat Verdrag bij haar handelen te respecteren, ondanks conflicterende nationale bepalingen.
Het opgelegde voorschrift is flagrant in strijd met het EG-Verdrag, en doorkruist het functioneren van de interne gasmarkt door de toegankelijkheid van de Nederlandse gasmarkt voor grensoverschrijdende gasstromen te bemoeilijken. De hierdoor veroorzaakte handelsverstoringen kunnen op lange termijn gevolgen hebben voor de positie van Nederland binnen het Europese gastransportnet. Verzoekster is primair verantwoordelijk voor het goede functioneren van het Nederlandse gastransportnet en wil en kan niet meewerken aan de implementatie van een nationaalrechtelijk regime dat indruist tegen de communautaire regels. Ook wil verzoekster voorkomen dat haar reputatie als betrouwbare partner voor grensoverschrijdend opererende bedrijven wordt aangetast. Dit is in het licht van het overheidsbeleid gericht op het ontwikkelen van Nederland als gasrotonde van Europa, van groot belang voor de positie van verzoekster en Nederland.
Als sprake is van een evidente en ernstige inbreuk op het EG-recht, brengt het beginsel van gemeenschapstrouw met zich mee dat de nationale rechter ingrijpt om deze te beëindigen. Bij de belangenafweging dient aan het belang van handhaving van het Europese recht, onverminderd andere belangen die pleiten voor schorsing van deze bepalingen, een doorslaggevend gewicht te worden toegekend.