In deze zaak heeft de Vereniging Niet Landelijke Commerciële Radio-omroepen (NLCR) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek om als derde belanghebbende te worden toegelaten tot lopende beroepen werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat het verzoek van NLCR in een te laat stadium was ingediend, wat in strijd zou zijn met een goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat de inwilliging van het verzoek zou leiden tot vertraging in de afdoening van de zaak, wat ongewenst was vanuit het oogpunt van proceseconomie.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat NLCR niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De besluiten waar NLCR zich tegen wilde verzetten, betroffen uitsluitend de individuele belangen van RadioNL, en niet de collectieve belangen van NLCR. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het College, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2016. De zaak betreft de toepassing van artikel 8:26 van de Awb, dat bestuursrechters de bevoegdheid biedt om belanghebbenden toe te laten tot de procedure tot de sluiting van het onderzoek ter zitting.