7.4Ten aanzien van de overige kosten (terreinen en gebouwen, planning en immateriële vaste activa) overweegt het College dat ACM niet weerspreekt dat deze kosten niet zijn gebenchmarkt. De uit de benchmark voortvloeiende efficiëntieparameter van 85% heeft dus geen betrekking op deze kosten. Het College is evenmin anderszins gebleken van enig onderzoek naar de efficiëntie van deze kosten waaruit de mate van inefficiëntie ervan blijkt. Dat de kosten volgens ACM een marginaal karakter hebben, doet daar niet aan af, terwijl de stelling van ACM dat de kosten vergelijkbaar zijn met de wel gebenchmarkte kosten onvoldoende is uitgewerkt om daaruit de conclusie te kunnen trekken dat ook voor deze kosten de uit de benchmark blijkende inefficiëntie geldt. ACM mocht in de methode ter bepaling van de x-factor daarom niet voorzien in toepassing van een efficiëntiekorting op deze kosten. Deze grond slaagt.
Dynamische efficiëntie8.1 De dynamische efficiëntie (productiviteitsverbetering of frontier shift) voor TenneT is in de methodebesluiten vastgesteld op basis van een advies van CEPA en de uitkomsten van het e3grid-onderzoek. Op basis van haar onderzoek adviseert CEPA om voor TenneT een frontier shift op de totale kosten vast te stellen tussen 0,5% en 2,3% . De onderkant van de bandbreedte is gelijk aan de gemiddelde outputprijsverandering voor de geselecteerde representatieve sectoren uit de Nederlandse economie. De bovenkant van deze bandbreedte is gelijk aan het gemiddelde van de relevante beschikbare studies naar gerealiseerde producti-viteitsverbeteringen door buitenlandse TSO’s. Ten tijde van het opstellen van het rapport had CEPA nog niet de beschikking over de productiviteitsverbeteringen van Europese TSO’s zoals volgen uit de benchmarkstudie van Frontier Economics (e3grid2012) in het kader van het vaststellen van de statische efficiëntie. ACM wenst uit te gaan van zo veel en zo recent mogelijke data en heeft daarom ook de dynamische efficiëntie op basis van het e3grid2012-onderzoek betrokken. Die dynamische efficiëntie is -1,0%. Op advies van CEPA interpreteert ACM deze waarde als 0%. ACM heeft aan de hand hiervan de bovenkant van de bandbreedte opnieuw berekend en komt tot 1,7%. Omdat er geen specifieke reden is om aan te nemen dat voor TenneT een hoge dan wel lage dynamische efficiëntie representatief is, stelt ACM de dynamische efficiëntie vast op het middelpunt van de bandbreedte, te weten op 1,1%.
8.2.1TenneT betoogt ten eerste dat de vaststelling van de dynamische efficiëntie in strijd is met artikel 14 van de Elektriciteitsverordening. Daaruit volgt immers dat de tarieven een afspiegeling moeten zijn van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor zover die overeenkomen met die van een efficiënte en structureel vergelijkbare netbeheerder. De door TenneT gehanteerde tarieven zouden dus een afspiegeling moeten zijn van de efficiënte kosten voor zover die overeenkomen met die van vergelijkbare Europese elektriciteitsnetbeheerders. De dynamische efficiëntie – van belang voor de efficiënte kosten en omzet van TenneT – is vastgesteld op basis van een combinatie van studies, waaronder studies die gebruik maken van indirecte vergelijkingen met andere kapitaalintensieve sectoren, studies die sterk verou-derd zijn, of studies die zien op vergelijkingen buiten Europa, terwijl een recente vergelijking met andere Europese elektriciteitsnetbeheerders (e3grid2012) grotendeels terzijde wordt gelegd. Indien deze studie zo robuust en betrouwbaar is als ACM beweert, zou de daarin opgenomen dynamische efficiency de meest representatieve waarde voor de productiviteits-verbetering en daarmee voor de efficiënte kosten van Europese elektriciteitsnetbeheerders in de zin van artikel 14 van de Elektriciteitsverordening zijn. Aan die recente gegevens zou in ieder geval een groot gewicht moeten worden toegekend. ACM doet dat niet en weegt de uitkomst slechts voor een kwart mee in het gemiddelde van de bovenkant van de bandbreedte, waardoor e3grid2012 dezelfde waarde krijgt als verouderde of op volstrekt andere netbe-heerders gebaseerde onderzoeken. Het is algemeen bekend dat productiviteitsontwikkelingen zeer sterk tijds- en sectorspecifiek zijn. ACM stelt zelf dat de meest recente gerealiseerde gegevens de meest betrouwbare schatting vormen. De beleidslijn is dat ze geen verouderde data gebruikt als ze beschikt over recentere data. Aan deze beleidslijn gaat ACM compleet en zonder enige motivering voorbij. De stelling van ACM dat de frontier shift dynamisch is en zij daarom kiest voor het gebruik van lange termijn verwachtingen, kan TenneT niet volgen. Dat zou betekenen dat productiviteitsveranderingen zich tot in het oneindige in dezelfde omvang zouden voordoen. Dat het standaard praktijk is om complete economic cycles te gebruiken, zoals CEPA stelt, ziet op de Total Factor Productivity-methode. Er volgt niet uit dat in zijn algemeenheid van lange termijnverwachtingen moet worden uitgegaan. Als dit al valide zou zijn, dan is het opmerkelijk hoe ACM hieraan invulling geeft, namelijk door het aan elkaar plakken van drie studies. De keuze van ACM is niet in lijn met het CEPA advies. CEPA waarschuwt dat bij de keuze in de bandbreedte met diverse factoren rekening moet worden gehouden, omdat anders de efficiëntiedoelstelling onhaalbaar wordt. Dat is nu het geval: de statische en dynamische efficiëntiedoelstelling samen maken dat TenneT met een totale efficiëntiedoelstelling van 7,2% op de totale kosten wordt geconfronteerd. Dat is niet haalbaar.
8.2.2Ten tweede geldt dat ACM ten onrechte de dynamische efficiëntieparameter ook toepast op kosten die niet in de benchmark betrokken zijn, net als bij de vaststelling van de statische efficiëntie. Dat volgt uit de uitspraak van het College van 29 juni 2010 (ECLI:NL:CBB:2010:BM9471). 8.3.1ACM stelt zich op het standpunt dat artikel 14 van de Elektriciteitsverordening naar de letter geen basis biedt voor de strikte interpretatie die TenneT daaraan geeft. De norm van artikel 14 moet worden gezien tegen de achtergrond van overweging 10 bij de Elektriciteits-verordening en artikel 1. Het geeft een grondbeginsel voor tarifering en laat de nationale regelgevende instanties de nodige ruimte. In die zin is de bepaling niet anders dan artikel 41 van de Elektriciteitswet. Daarover heeft het College reeds meermalen overwogen dat ACM bij haar keuzes hoe de uit de Elektriciteitswet voortvloeiende doelstellingen het best kunnen worden gerealiseerd, de nodige beoordelingsruimte toekomt waarbij in beginsel verschillende rechtmatige benaderingen denkbaar zijn. Verder moet onder een structureel vergelijkbare netbeheerder verstaan worden een netbeheerder die zoveel mogelijk onder gelijke omstandig-heden opereert. Bij de vaststelling van de methode die uiteindelijk leidt naar de tarieven gaat het om de vraag wat een structureel vergelijkbare efficiënte netbeheerder aan kosten zou hebben gemaakt. ACM is binnen deze kaders gebleven. Bij de beantwoording van de vraag welke efficiëntieverbetering voor TenneT kan worden vastgesteld gaat het om wat een effi-ciënte netbeheerder in de plaats van TenneT zou hebben gedaan. ACM beoogt een frontier shift vast te stellen die de lange termijn gemiddelde verwachting weerspiegelt. Dat is in lijn met het CEPA-advies, dat erop neerkomt dat zoveel mogelijk relevante resultaten meegeno-men moeten worden. Om op een betrouwbare wijze de frontier shift te kunnen vaststellen, is het wenselijk dat de productiviteitsverandering over een complete economische cyclus in beschouwing wordt genomen. ACM ziet daarom een lange termijn gemiddelde als de beste manier om frontier shift op de korte termijn vast te stellen. Korte termijn realisaties uit het recente verleden, die TenneT wil gebruiken, zijn geen betere schatter voor de nabije toekomst. Dat blijkt uit de toepassing van deze methode op de tariefregulering van de regionale net-beheerders: tariefschommelingen die niet noodzakelijkerwijs overeenkwamen met de kosten waren het gevolg. Vanwege het karakter van de dynamische efficiëntie is het meenemen van langere tijdreeksen en meerdere representatieve onderzoeken wenselijk. CEPA heeft voorts geadviseerd om naast andere netbeheerders ook andere sectoren in de beoordeling te betrek-ken om op die wijze tot een betrouwbaarder beeld te komen van de dynamische efficiëntie. De uiteindelijke dynamische efficiëntieparameter is grotendeels op het rapport van CEPA gebaseerd. CEPA is een gerenommeerd bureau en het onderzoek is op deugdelijke wijze tot stand gekomen. TenneT heeft geen tegenrapport overgelegd. CEPA heeft de bovengrens vastgesteld op basis van drie metingen die elk representatief en dus relevant zijn. De stelling dat door over een langere periode terug te kijken, de efficiëntieverbetering zich tot in het oneindige in dezelfde omvang zouden voordoen, is niet juist, omdat de lange termijn verwachting aangevuld wordt met recentere representatieve metingen. De vier gebruikte studies sluiten in de tijd nagenoeg op elkaar aan. Het zijn geen verouderde gegevens, maar gegevens over een langere termijn zodat een betere schatting gemaakt kan worden. De keuze voor het middelpunt van de bandbreedte houdt rekening met de Nederlandse situatie; de onderkant is namelijk gelijk aan de gemiddelde verandering in de outputprijs voor de geselecteerde representatieve sectoren uit de Nederlandse economie.
8.3.2Ook de toepassing van de dynamische efficiëntie is juist. Productiviteitsmetingen die bedoeld zijn om een representatief niveau voor dynamische efficiëntie vast te stellen, stellen minder strenge eisen aan vergelijkbaarheid dan metingen die als doel hebben de statische efficiëntie van een bedrijf vast te stellen.
8.4.1Het College is van oordeel dat de interpretatie van ACM van de betekenis van artikel 14 Elektriciteitsverordening, en daarmee artikel 41 Elektriciteitswet, juist is. ACM heeft bij de keuze hoe de uit de Elektriciteitswet voortvloeiende doelstellingen het best kunnen worden gerealiseerd de nodige beoordelingsruimte, waarbij in beginsel verschillende rechtmatige benaderingen denkbaar zijn. ACM heeft de bovengrens van de dynamische efficiëntie primair vastgesteld op basis van het CEPA onderzoek. Dat dit onderzoek op zichzelf genomen deug-delijk is, heeft TenneT niet overtuigend in twijfel weten te trekken. De enkele stelling dat de onderliggende gegevens verouderd zijn, is onvoldoende en vindt bovendien geen steun in het CEPA-rapport dat juist uitgaat van meerdere studies die gezamenlijk een langere periode bestrijken. De keuze voor een combinatie van enerzijds data die zich over een zo lang moge-lijke tijd uitstrekken ter vergroting van de robuustheid en anderzijds zo recent mogelijke data ter vergroting van de betrouwbaarheid, is niet onrechtmatig. De voorkeur van TenneT voor het enkel betrekken van de e3grid2012 gegevens voor het vaststellen van de bovengrens doet slechts recht aan het belang van betrouwbaarheid en verhoudt zich niet met het streven naar een gebalanceerde – robuust en betrouwbare - vaststelling van een dynamisch efficiëntieper-centage. Bovendien is in het e3grid2012-onderzoek een slag om de arm gehouden wat betreft het belang dat aan de in dat onderzoek vastgestelde frontier shift gehecht mag worden. Er wordt gesteld dat de betreffende periode gekarakteriseerd wordt door verschillende structurele organisatorische veranderingen, die een eenmalig effect hebben gehad en waarmee geen reke-ning gehouden is in de berekeningen van de dynamische efficiëntie. Nu TenneT zelf geen onderzoek heeft aangebracht en evenmin de methodologische basis van het CEPA-onderzoek overtuigend heeft weten aan te tasten, valt niet goed in te zien waarom ACM voor de boven-grens van de bandbreedte niet heeft mogen uitgaan van de door CEPA vastgestelde boven-grens (waarvoor gegevens van 1994-2006 zijn gebruikt), gecorrigeerd aan de hand van de e3grid2012 gegevens (2007-2012). Ten aanzien van de keuze voor het middelpunt van de bandbreedte, stelt het College vast dat deze keuze, anders dan TenneT stelt, in overeenstem-ming is met het CEPA advies. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.4.2Uit rechtsoverweging 6.9.1 van de door TenneT aangehaalde uitspraak blijkt dat het beginsel dat slechts een efficiëntieparameter mag worden toegepast op kosten die zijn betrok-ken in de benchmark, geldt voor de statische efficiëntie. Ten aanzien van de dynamische efficiëntie geldt dat als gevolg van de generieke productiviteitsontwikkeling in de sector als geheel, wordt aangenomen dat ook de best presterende TSO nog geacht word een efficiëntie-verbetering te kunnen doorvoeren. Dat de efficiëntie van bepaalde kosten nog niet kan worden (of is) vastgesteld, brengt niet mee dat op deze kosten geen frontier shift mag worden toege-past. Deze beroepsgrond faalt eveneens.
Operationele kosten van de NorNed-kabel9.1 De NorNed-kabel is de landgrensoverschrijdende hoogspanningsgelijkstroomkabel die sinds 2008 de elektriciteitsnetten van Nederland en Noorwegen met elkaar verbindt. De landelijk netbeheerder TenneT en de Noorse TSO Statnett zijn ieder voor 50% eigenaar van de kabel. De NorNed-kabel is een interconnector in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Elektriciteitsverordening. TenneT heeft de transportcapaciteit op de NorNed-kabel overeenkomstig artikel 16 van de Elektriciteitsverordening door een veiling verdeeld. Uit de veilinggelden zijn (tot en met 31 december 2010) de kosten van aanleg en de bedrijfsvoering van de NorNed-kabel vergoed op grond van een besluit van 23 december 2004 van (een rechtsvoorganger van) ACM. Voor de periode 2011-2013, respectievelijk 2014-2016 heeft ACM de operationele kosten of opex betrokken in de tariefregulering als een kostencategorie waarop het beginsel dat de efficiënte kosten (inclusief een redelijk rendement) via de tarieven kunnen worden terugverdiend van toepassing is. In verband daarmee is een procedure aanhangig. In de methodebesluiten heeft ACM bepaald dat de operationele kosten van de NorNed-kabel uit de tarieven dienen te worden vergoed.