3. Het bestreden besluit
3.1 Ingevolge artikel 41, eerste en tweede lid, van de Wet heeft verweerder bij het bestreden besluit voor TenneT als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 vastgesteld de methode tot vaststelling van de x-factor en de rekenvolumina. In bijlage 1 bij het bestreden besluit is de methode tot vaststelling van de x-factor en de rekenvolumina in rekenkundige formules uitgewerkt. Bijlage 2 bevat een uitwerking van de methodiek voor de Weighted Average Cost of Capital (hierna: WACC). Bijlage 3 bevat een bespreking van de zienswijzen.
In het bestreden besluit heeft verweerder, samengevat weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende gesteld.
3.2 Bij het opstellen van het te hanteren beoordelingskader voor de methoden tot vaststelling van de x-factor en van de rekenvolumina zijn voor verweerder de doelstellingen van de wetgever leidend geweest: bevorderen doelmatigheid van de bedrijfsvoering, geen rendement hoger dan in het economisch verkeer gebruikelijk, bevorderen gelijkwaardigheid in de doelmatigheid, verrekenen totale inkomsten met gerealiseerde inkomsten en beheeroverdracht van de hoogspanningsnetten (hierna: HS-netten). Verweerder interpreteert deze wettelijke doelstellingen als volgt.
De bedrijfsvoering van een netbeheerder is doelmatig als hij alleen die kosten, inclusief een redelijk rendement op het geïnvesteerde vermogen, kan terugverdienen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn wettelijke taken. Verweerder stelt het redelijk rendement gelijk aan de WACC. Indien TenneT beter presteert dan de efficiëntiedoelstelling, mag zij het extra behaalde rendement gedurende de reguleringsperiode houden. Zo wordt zij geprikkeld om de doelmatigheid van haar bedrijfsvoering te vergroten.
De zinsnede in artikel 41, eerste lid, van de Wet "ten behoeve van afnemers" betekent dat uiteindelijk afnemers moeten profiteren van doorgevoerde efficiëntieverbeteringen. Daarom mag TenneT het extra rendement boven de WACC slechts tijdelijk behouden en dient zij de behaalde voordelen op termijn door te geven aan de afnemers. Verweerder zorgt hiervoor door de prestaties van TenneT in het verleden als uitgangspunt te nemen bij het bepalen van de efficiëntiedoelstelling(en) voor de toekomst.
De gelijkwaardigheid in de doelmatigheid wordt bevorderd door op basis van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1228/2003 een vergelijking uit te voeren tussen de kosten van TenneT en die van andere landelijke netbeheerders om inzicht te verkrijgen in de efficiëntie van TenneT en de verwachte productiviteitsverandering die zij de komende reguleringsperiode kan realiseren.
Door het bepaalde in artikel 41d, tweede lid, van de Wet loopt TenneT geen 'volumerisico' meer. Dit betekent dat de totale inkomsten van TenneT onafhankelijk zijn van de afzet aan aangeslotenen op het landelijk hoogspanningsnet. Eventuele verschillen tussen toegestane en gerealiseerde totale inkomsten als gevolg van volumeverschillen worden verwerkt in de tarieven voor het daarop volgende jaar of, indien dit verschil te groot is en daarom zou leiden tot grote tarieffluctuaties, in de tarieven van meerdere jaren.
Ingevolge artikel Xa van de Won heeft de wijziging in de beheersituatie van de HS-netten geen gevolgen voor de betrokken netbeheerders anders dan voortvloeit uit de wijziging van het beheer. De correctiemogelijkheid is alleen bedoeld voor de rechtstreeks bij de beheeroverdracht betrokken netbeheerders, zijnde de regionale netbeheerders die vanaf 1 januari 2008 het beheer van de HS-netten hadden en TenneT die vanaf 1 januari 2008 het beheer van de HS-netten heeft.
3.3 Verweerder beoogt aan het einde van de vierde reguleringsperiode de doelstellingen van de wetgever te behalen. Verweerder verwerkt deze doelstellingen in de hoogte van de eindinkomsten, die gelijk worden gesteld aan de verwachte efficiënte kosten voor het jaar 2010. Met behulp van de x-factor zorgt verweerder ervoor dat de begininkomsten in het jaar 2007 zich ontwikkelen naar de eindinkomsten in het jaar 2010.
3.3.1 Verweerder definieert de begininkomsten van de vierde reguleringsperiode voor TenneT als de totale inkomsten voor het jaar 2007, zoals die volgens de wettelijke formule in artikel 41b, eerste lid, onderdeel d, van de Wet gebruikt worden ter bepaling van de totale inkomsten voor het jaar 2008. Op deze algemene lijn maakt verweerder een uitzondering voor de HS-netten. Verweerder corrigeert de begininkomsten deze periode, ingevolge artikel Xa van de Won, voor de effecten van de wijziging van de beheersituatie van de HS-netten.
3.3.2 De eindinkomsten definieert verweerder als de inkomsten die in het jaar 2010 voor TenneT resulteren nadat in de drie jaren van de vierde reguleringsperiode de x-factor is toegepast. Verweerder beoogt de x-factor zodanig vast te stellen dat de eindinkomsten een niveau hebben waarbij hij de beoogde doelstellingen van de wetgever zo veel als mogelijk bereikt. Dit betekent dat de inkomsten van TenneT zullen bestaan uit een vergoeding voor de efficiënte kosten (inclusief de WACC).
3.3.3 De efficiënte kosten zijn de kosten die TenneT noodzakelijk moet maken om aan haar wettelijke taken te kunnen voldoen. De bedrijfsvoering van TenneT is doelmatig indien zij niet meer kosten maakt dan deze efficiënte kosten. De efficiënte kosten zijn afgeleid uit de totale kosten van TenneT en bestaan uit kapitaalkosten (inclusief een redelijk rendement) en operationele kosten.
3.3.4 Verweerder bepaalt het niveau van de verwachte efficiënte kosten in 2010 in drie stappen.
De eerste stap is dat verweerder het huidige kostenniveau van TenneT vaststelt. De algemene lijn hierbij is dat verweerder deze kosten baseert op data uit het jaar 2006, dus twee jaar voorafgaand aan de start van de nieuwe reguleringsperiode. De reden hiervoor is dat dit de meest recente data zijn waarover verweerder dan beschikt. De vaststelling van de kosten betreft de kapitaalkosten, bestaande uit een reële WACC over de gestandaardiseerde activawaarde (hierna: GAW) en de afschrijvingen en de operationele kosten.
De tweede stap is dat verweerder het huidige kostenniveau corrigeert voor de mate van (in)efficiëntie van TenneT. Deze mate van (in)efficiëntie bepaalt verweerder aan de hand van een internationale benchmark, waarbij TenneT met buitenlandse Transmission System Operators (hierna: TSO's) wordt vergeleken. De resultaten van de benchmark vertaalt verweerder in een efficiëntieparameter voor TenneT. Deze efficiëntieparameter geeft aan wat het efficiënte kostenniveau voor TenneT is gegeven haar taken en haar netten. Verweerder past vervolgens deze parameter toe op de relevante kosten. Als bepaalde kosten niet zijn meegenomen in de benchmark, dan heeft verweerder geen informatie over de mate van efficiëntie van deze kosten. Verweerder zal in een dergelijke situatie besluiten om de efficiëntieparameter dan voorlopig niet toe te passen op die kosten.
Voor de vierde reguleringsperiode wordt gebruik gemaakt van het meest recent uitgevoerde en afgeronde onderzoek naar de vergelijking van de efficiëntie van enkele buitenlandse TSO's met TenneT. Dit betreft een internationale TSO-benchmarkstudie van het onafhankelijke bureau SumicSid AB (hierna: SumicSid). Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode van oktober 2004 tot en met februari 2006 en vormt een vervolg op een onderzoek dat voorafgaand aan de tweede reguleringsperiode is uitgevoerd. Aan het onderzoek hebben de toezichthouders op de energiemarkt uit Oostenrijk, Denemarken, Nederland, Noorwegen en Portugal en de TSO's actief meegewerkt.
Het onderzoek heeft alleen betrekking op de extra hoogspanningsnetten (hierna: EHS-netten) van TenneT. In de onderzoeksperiode was TenneT immers nog niet aangewezen als beheerder van de HS-netten. Ook waren indertijd nog geen aanmerkelijke investeringen gerealiseerd en werden de overige transportkosten nog gereguleerd. Vandaar dat deze kosten niet zijn meegenomen in het onderzoek van SumicSid. Consequentie hiervan is dat verweerder, in afwijking van de algemene lijn, de resultaten van het onderzoek van SumicSid niet kan toepassen op de kosten die samenhangen met de overige transportkosten, de HS-netten en de gerealiseerde aanmerkelijke investeringen.
In het onderzoek heeft SumicSid de totale kosten per eenheid netwerk op een gestandaardiseerde wijze berekend voor alle TSO's. Hierbij heeft SumicSid de administratieve kosten buiten beschouwing gelaten. SumicSid heeft aan de hand van twee maatstaven beoordeeld of, gegeven de bestaande situatie, het netwerk efficiënt wordt beheerd door een TSO. Dit zijn de mate van efficiëntie ten opzichte van het Europees gemiddelde en de mate van efficiëntie ten opzichte van de meest efficiënte TSO uit het onderzoek. Tevens heeft SumicSid onderzoek gedaan naar eventuele verschillen tussen landen die er mogelijkerwijs toe leiden dat een TSO hogere kosten moet maken dan andere TSO's. Hieruit is gebleken dat TenneT de enige deelnemende TSO is op wie de verplichting rust om regelmatig hoogspanningsmasten te schilderen (hierna: mastschilderkosten). Dit leidt voor haar tot aantoonbaar hogere kosten. Op dit punt zijn de kosten van TenneT daarom neerwaarts gecorrigeerd, hetgeen een positieve invloed heeft op de gemeten efficiëntie van TenneT.
Uit het onderzoek blijkt dat volgens de door SumicSid gehanteerde criteria de EHS-netten van TenneT in de periode van 2000 tot en met 2003 minder efficiënt waren, zowel ten opzichte van de efficiënte TSO's als ten opzichte van het Europees gemiddelde.
Op de resultaten is door SumicSid een aanvullende (gevoeligheids)analyse uitgevoerd, specifiek gericht op de Nederlandse situatie. Eén van de punten die in de aanvullende analyse aan de orde kwam, is dat de mate van efficiëntie voor een belangrijk deel lijkt te worden bepaald door de kapitaalkosten. Dat is met name het geval als alle bestaande netwerkactiva van TenneT in de analyse worden meegenomen. In het kader van de reguleringssystematiek van TenneT is dit echter niet relevant, omdat ingevolge een eerder besluit de investeringen van TenneT tot en met 2000 als efficiënt worden beschouwd. Om deze reden heeft SumicSid in de aanvullende analyse op verzoek van verweerder alleen de gemaakte investeringen vanaf het jaar 2001 meegenomen.
Op basis van de aanvullende analyse van SumicSid concludeert verweerder dat de efficiëntie van TenneT in de periode 2000-2003 hoger is dan het Europees gemiddelde, maar dat zij minder efficiënt is dan de twee best presterende TSO's. De kosten per eenheid netwerk van de meest efficiënte TSO's bedroegen in de periode 2000-2003 circa 60 tot 80% van die van TenneT. Er dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden over de periode 2000-2003 en TenneT sinds die tijd efficiënter heeft kunnen worden op de onderzochte kosten. Verweerder corrigeert daarom de bandbreedte waarbinnen de efficiëntieparameter dient te liggen opwaarts naar 0,7 à 0,9 en stelt de hoogte daarvan vast op het midden van deze bandbreedte, te weten 0,8.
De derde stap is de vertaling van dit efficiënte kostenniveau naar het verwachte efficiënte kostenniveau aan het einde van de reguleringsperiode. Hiertoe is het huidige efficiënte kostenniveau gecorrigeerd voor de verwachte generieke productiviteitsontwikkeling (frontier shift) in de periode 2007 tot en met 2010. Verweerder past deze frontier shift toe op alle kosten van TenneT. Op deze wijze stimuleert verweerder TenneT om efficiënter te worden gedurende de vierde reguleringsperiode.
Om een inschatting te maken van de frontier shift in de periode 2007 tot en met 2010 heeft verweerder eveneens gebruik gemaakt van een vergelijking van TenneT met buitenlandse TSO's. Hiertoe heeft verweerder het onafhankelijk onderzoeksbureau Europe Economics onderzoek laten doen naar de frontier shift van gereguleerde beheerders van elektriciteits-, gas- en waternetwerken in Australië, Italië, Nederland, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Het onderzoek is gebaseerd op een aanzienlijk aantal onderzoeken naar de frontier shift die zich bij die beheerders heeft voorgedaan. Ondanks dat de resultaten niet één op één kunnen worden vergeleken, kan uit deze studies wel worden afgeleid wat de potentiële frontier shift van TenneT zou kunnen zijn. Uit het onderzoek van Europe Economics blijkt dat in het algemeen elke netwerkbeheerder een frontier shift kan behalen. Indien sprake is van een reguleringssystematiek met sterke prikkels, kan deze frontier shift 1,5 tot 2,5% per jaar bedragen.
De frontier shift die TenneT volgens Europe Economics zou moeten kunnen realiseren, ligt tussen de 1,25 en 2,25%. Voor Nederland verwacht Europe Economics een productiviteitsstijging van 0,5%, terwijl TenneT een frontier shift kan bereiken die 0,75 tot 1,75%-punten hoger ligt. Verweerder heeft besloten de frontier shift voor TenneT vast te stellen op 2%. Dit percentage is in lijn met de frontier shift die de meest efficiënte TSO's volgens de onderzoeken van SumicSid in de periode 2000-2003 hebben gerealiseerd.
3.4 De inkomsten, en dus ook de efficiënte kosten van TenneT, zijn feitelijk op te delen in drie categorieën: de kapitaal- en operationele kosten voor het beheer van de EHS-netten, de kapitaal- en operationele kosten voor het beheer van de HS-netten en de kapitaal- en operationele kosten voor de reeds gerealiseerde aanmerkelijke investeringen.
3.4.1 De EHS-netten
In het kader van de eerste stap bepaalt verweerder het huidige kostenniveau op hoofdlijnen conform de algemene lijn van de reguleringssystematiek. Alleen bij de operationele kosten maakt verweerder hierop een uitzondering.
De kapitaalkosten voor de EHS-netten zijn een vergoeding voor het geïnvesteerde vermogen van TenneT. Deze kosten hebben betrekking op een oud deel (aangeschaft of in gebruik genomen voor 1 januari 2001) en een nieuw deel (aangeschaft of in gebruik genomen op 1 januari 2001 of later). De gehanteerde activabasis is gestandaardiseerd. Het oude deel van de GAW ultimo 2006 is gebaseerd op de GAW in 2000, gecorrigeerd voor afschrijvingen en cpi in 2001 tot en met 2006. Het nieuwe deel van de GAW ultimo 2006 bestaat uit de activa die na 2000 zijn aangeschaft.
De operationele kosten voor EHS-netten van TenneT bestaan uit drie categorieën: de operationele kosten voor beheer die betrekking hebben op administratie- en mastschilderkosten (OPEX 1), de overige operationele kosten voor beheer (OPEX 2) en de kosten die betrekking hebben op inkoopkosten energie en vermogen, Cross Border Trade en vrijval NEA inkomsten (OPEX overige transporttaken). De OPEX 1 en OPEX 2 worden bepaald uit de werkelijke operationele kosten van het jaar 2006 conform de algemene uitgangspunten. De OPEX overige transporttaken bepaalt verweerder niet conform de algemene uitgangspunten, omdat deze voor het eerst onderdeel uitmaken van de reguleringssystematiek. Daarom worden de kosten in het laatste jaar van voorgaande reguleringsperiode als startpunt genomen om de continuïteit te waarborgen.
Als tweede stap bepaalt verweerder het verwachte efficiënte kostenniveau van TenneT door het huidige kostenniveau van TenneT te corrigeren voor de mate van (in)efficiëntie van TenneT. Hierbij maakt verweerder gebruik van het onderzoek van SumicSid. Bij dit onderzoek zijn de investeringen tot en met 2000 als efficiënt beschouwd en de mastschilderkosten en administratieve kosten buiten beschouwing gelaten, zodat de uitkomsten alleen betrekking hebben op de efficiëntie van de kapitaalkosten die zien op de investeringen die zijn gedaan sinds 2001 (nieuwe deel) en de OPEX 2. Net als in de derde reguleringsperiode stelt verweerder de hoogte van de efficiëntieparameters voor de kapitaalkosten voor het nieuwe deel EHS en de OPEX 2 op 0,8. De kapitaalkosten voor het oude deel EHS worden wederom als efficiënt beschouwd. De efficiëntieparameter hiervoor stelt verweerder vast op 1. Een efficiëntieparameter van 1 wordt ook vastgesteld voor de OPEX 1, aangezien daarnaar geen tot weinig onderzoek is uitgevoerd door SumicSid. Het is daardoor niet mogelijk voor verweerder om een inschatting te maken van de efficiëntie van TenneT ten aanzien van deze kosten. Voorts stelt verweerder ook de efficiëntieparameter voor de OPEX overige transporttaken vast op 1, omdat deze niet zijn meegenomen in het onderzoek van SumicSid en hij daarvan de mate van efficiëntie niet heeft kunnen vaststellen.
Om tot het efficiënte kostenniveau in 2010 te komen (de derde stap), wordt het efficiënte kostenniveau voor het jaar 2006 conform de algemene uitgangspunten gecorrigeerd voor de verwachte generieke productiviteitsontwikkeling (de frontier shift) in de periode 2007 tot en met 2010. De hoogte van de frontier shift bedraagt 2% conform de algemene uitgangspunten. Ook corrigeert verweerder de kosten voor de inflatie tot en met 2010.
Zoals vermeld zijn de investeringen tot en met 2000 in de vorige reguleringsperiode als efficiënt beschouwd. Verweerder heeft dit uitgangspunt doorgetrokken naar de vierde reguleringsperiode om de continuïteit van de reguleringssystematiek te waarborgen. Dit betekent dat op de kapitaalkosten die samenhangen met deze investeringen in de vierde reguleringsperiode geen frontier shift (en efficiëntieparameter) zal worden toegepast. De vervanging van deze investeringen kan tot efficiëntiewinsten leiden. Vandaar dat verweerder de frontier shift wel toepast op de kapitaalkosten voor zover die betrekking hebben op investeringen sinds 2001.
3.4.2 De HS-netten
In het kader van de eerste stap bepaalt verweerder het huidige kostenniveau op hoofdlijnen conform de algemene lijn van de reguleringssystematiek, echter met gebruikmaking van andere basisjaren teneinde zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de werkelijke kosten van de HS-netten die TenneT als gevolg van de wijziging van de beheersituatie zal moeten maken. De kapitaalkosten van de HS-netten hebben betrekking op een oud deel (aangeschaft of in gebruik genomen voor 1 januari 2001) en een nieuw deel (aangeschaft of in gebruik genomen op 1 januari 2001 of later). De gehanteerde activabasis is gestandaardiseerd. De GAW voor de HS-netten bestaat uit de som van de GAW die door de afzonderlijke regionale netbeheerders elektriciteit is toegerekend aan de HS-netten, voor zover het HS-netten betreft die in beheer zijn overgedragen. De GAW voor HS-netten is bepaald aan de hand van gerealiseerde investeringen en afschrijvingen in HS-netten tot en met 2007. Bij de daadwerkelijke berekening van de GAW aan het einde van het jaar 2007 maakt verweerder gebruik van gegevens van regionale netbeheerders elektriciteit, die hij heeft ontvangen via een specifiek informatieverzoek alsmede via de reguliere opvraag van productiviteitsdata. De kapitaalkosten van zowel het oude als het nieuwe deel van de
HS-netten bestaan uit een reële WACC over de GAW en de afschrijvingen op de GAW. De kapitaalkosten voor de HS-netten zijn afgeleid uit de kosten die door de regionale netbeheerders elektriciteit zijn aangeleverd tot en met 2007.
De operationele kosten voor de HS-netten van TenneT worden, omdat voor 2007 nog geen definitieve gegevens bekend zijn, bepaald aan de hand van het gemiddelde van die kosten voor de jaren 2005 en 2006 (beide uitgedrukt in prijzen 2007) van de regionale netbeheerders die HS-netten hebben overgedragen. Op deze wijze acht verweerder een representatief en actueel beeld te hebben van de te verwachten operationele kosten voor het beheer van de HS-netten, in prijzen van het jaar 2007. De operationele kosten voor HS-netten van regionale netbeheerders elektriciteit zijn niet één op één representatief voor TenneT, bijvoorbeeld met betrekking tot de inkoopkosten voor transportcapaciteit op netten met hogere spanning of gelijke spanning. Omdat TenneT geen transportcapaciteit hoeft in te kopen, dienen deze inkoopkosten te worden verwijderd uit de operationele kosten, zodat dubbeltellingen worden voorkomen. De directe operationele kosten worden vergoed. De indirecte operationele kosten worden, met uitzondering van die van TenneT regionaal, niet vergoed. De mate waarin TenneT indirecte operationele kosten maakt of gaat maken, die eerst door de andere regionale netbeheerders elektriciteit werden gemaakt, is door verweerder op voorhand niet vast te stellen. Indien dergelijke kosten door TenneT gemaakt zullen worden, dan zal vergoeding van deze kosten plaatsvinden via de reguleringssystematiek voor de vijfde reguleringsperiode.
In het kader van de tweede stap hanteert verweerder een afwijking van de algemene lijn door op de kosten van de HS-netten geen efficiëntieparameter toe te passen. De reden hiervoor is dat het onderzoek van SumicSid alleen betrekking heeft op kosten die samenhangen met de EHS-netten. Bovendien beschikt verweerder niet over andere informatie waaruit de mate van efficiëntie van TenneT ten aanzien van deze kosten kan worden afgeleid.
Om tot het efficiënte kostenniveau in 2010 te komen (de derde stap), wordt het huidige efficiënte kostenniveau conform de algemene uitgangspunten gecorrigeerd voor de frontier shift. Aangezien het beheer van de HS-netten niet wezenlijk verschilt van het beheer van de EHS-netten, gaat verweerder uit van dezelfde frontier shift (2%).Verweerder is voornemens om de werkelijke kosten voor inkoop van energie en vermogen voor de HS-netten in de vierde reguleringsperiode na te calculeren op grond van artikel 41c, tweede lid, onderdeel c, van de Wet. Tot slot houdt verweerder geen rekening met mogelijke synergievoordelen die kunnen optreden als gevolg van de beheeroverdracht van de HS netten.
Op grond van artikel Xa van de Won worden ook de meerkosten – de kosten met een uniek eenmalig karakter, gemaakt om de beheeroverdracht te faciliteren – vergoed. Deze kosten worden vergoed, voor zover deze zijn gerealiseerd tot en met 30 juni 2008, zodat verweerder een redelijke termijn rest om deze kosten mee te nemen in het x-factorbesluit van TenneT.
3.4.3 Aanmerkelijke investeringen
Het huidige kostenniveau van de aanmerkelijke investeringen (de eerste stap) wordt gebaseerd op 2007 in plaats van 2006. In 2007 zijn immers twee aanmerkelijke investeringen gerealiseerd. In het belang van de zorgvuldigheid en juistheid van de berekeningen voor deze nieuwe onderdelen dient te worden uitgegaan van gegevens tot en met 2007.
In het kader van de tweede stap stelt verweerder de efficiëntieparameter, in afwijking van de algemene lijn, bij de vaststelling van deze twee aanmerkelijke investeringen vast op 1, nu deze investeringen reeds op efficiëntie zijn beoordeeld in een apart besluit.
Om tot het efficiënte kostenniveau in 2010 te komen (de derde stap), bedraagt de frontier shift voor de aanmerkelijke investeringen 2% conform de algemene uitgangspunten (met inflatiecorrectie), zij het dat deze wordt toegepast voor de periode 2008 tot en met 2010, in plaats van 2007 tot en met 2010.