In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 27 mei 2015, wordt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen het besluit van de burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] beoordeeld. Appellante, een B.V. die een winkel met een lunchroom exploiteert, had op 16 mei 2014 een verzoek ingediend om ontheffing van de Winkeltijdenwet voor openstelling op zondag. De gemeente verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk, omdat zij van mening was dat de brief van 16 mei 2014 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante betwistte deze stelling en stelde dat de brief wel degelijk een besluit was, omdat deze een beslissing bevatte over de toepassing van de wettelijke bepalingen.
Het College oordeelt dat de brief van 16 mei 2014 moet worden aangemerkt als een besluit, omdat deze een zelfstandig en definitief rechtsoordeel bevatte over de toepasselijkheid van de Winkeltijdenwet. Het College wijst erop dat appellante een onevenredige belastende weg naar de rechter zou hebben als zij een handhavingsbesluit zou moeten uitlokken door haar winkel op zondag open te stellen. Dit zou niet alleen leiden tot reputatieschade, maar ook tot mogelijke strafrechtelijke vervolging. Het College draagt de gemeente op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het bezwaar van appellante inhoudelijk wordt behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van bezwaren in het bestuursrecht.