Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 21 februari 2014 in de zaak tussen
Vitelco B.V. , te ‘s-Hertogenbosch, appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
8 maart 2013, waarin de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) uiteenzet hoe zij haar toezicht op de slachterij van appellante organiseert, geen besluit is waartegen appellante bezwaar kan maken, zodat verweerder op de brief van appellante van 16 april 2013 niet kan reageren met een beslissing op bezwaar.
Overwegingen
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
(b) antemortemkeuring
(c) dierenwelzijn; en
(d) postmortemkeuring;
(e) gespecificeerd risicomateriaal en andere dierlijke bijproducten; en
(f) laboratoriumtests;
hoofde van bijlage I vereiste controles met de in sectie III, hoofdstuk II voorgeschreven
frequentie te verrichten.
b. Aan de hand van een op het risico gebaseerde aanpak wordt bepaald hoeveel leden van het
officiële personeelsbestand bij de slachtlijn van een slachthuis aanwezig moeten zijn. Het aantal
aanwezige personeelsleden wordt door de bevoegde autoriteit vastgelegd, en wel zo, dat aan alle
voorschriften van deze verordening kan worden voldaan.
(…)
(h) andere door de bevoegde autoriteit noodzakelijk geachte maatregelen.
de motivering daarvan, en
(b) informatie over de rechtsmiddelen die voor hem openstaan, de toepasselijke procedure en
termijnen.
(…)
3) de criteria om te bepalen wanneer, op basis van een risicoanalyse, de officiële dierenarts niet tijdens
de antemortem- of de postmortemkeuring in het slachthuis (…) aanwezig hoeft te zijn;
(…)
SECTIE III: VERANTWOORDELIJKHEDEN EN FREQUENTIE VAN CONTROLES
goede hygiënepraktijken en de op HACCP gebaseerde procedures;
2. met betrekking tot de antemortemkeuring en de controle op dierenwelzijn mogen officiële
assistenten alleen een eerste onderzoek verrichten bij de dieren en bij louter praktische
werkzaamheden helpen; en
3. met betrekking tot de postmortemkeuring moet de officiële dierenarts het werk van de officiële
assistent regelmatig controleren en, in het geval van dieren die buiten het slachthuis
een noodslachting hebben ondergaan, persoonlijk de keuring uitvoeren.”
De NVWA bepaalt overeenkomstig artikel 5, vijfde lid, onderdeel a, van Verordening (EG) nr. 854/2004, op basis van een op risico gebaseerde aanpak het aantal officiële assistenten dat keuringswerkzaamheden verricht en bij de slachtlijn van een slachthuis aanwezig moet zijn. Dit aantal officiële assistenten wordt per slachthuis vastgelegd in het slachthuisprotocol, en wel zo dat aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt voldaan.
Voor Vitelco is in 2011 het aantal officiële assistenten, risicogebaseerd, vastgesteld op een aantal van 5.
Gezien de huidige werkwijze binnen het bedrijf is dit nog steeds correct omdat de keuringshandelingen volgens Verordening (EG) nr. 854/2004 uitgevoerd moeten worden en een nultolerantie nagestreefd dient te worden.
Dagelijkse controles bij karkassen, net voor zij de koeling in gaan, tonen sinds het verzoek uwerzijds een stijgend percentage bezoedeling op de karkassen aan. De verantwoordelijk dierenarts dhr. P. van Laarhoven heeft dit met u besproken.
Op korte termijn moet deze trend worden doorbroken door de slachthygiëne tijdens het uitslachten en de controle op de slachtkwaliteit in ieder geval aanzienlijk te verbeteren.
Mogelijkheden zijn er natuurlijk om naar een vermindering van het aantal keuringsassistenten toe te werken.
Controle van de slachthygiëne tijdens het uitslachten en monitoring door het bedrijf zelf vóór de PM keuring kan geïntensiveerd worden, zodat tijdens het keuren van de karkassen en organen door KDS met name gefocust kan worden op pathologische afwijkingen.
De NVWA is voornemens een “verlichte keuring” toe te staan, maar dit moet tot op heden nog altijd geaccordeerd worden. Intern onderzoek bij de kalverslachterijen heeft namelijk verschillende werkwijzen omtrent de keuring van kalveren aangetoond en dit dient landelijk geüniformeerd te worden.
Om een structurele wijziging van het aantal benodigde officiële assistenten van 5 naar 4 personen te bewerkstelligen is het volgens artikel 10 lid 7 van het Contract NVWA< > KDS nodig dat de NVWA en KDS met elkaar in overleg treden om te bezien dat aan het verzoek voldaan kan worden.
De NVWA zal dan samen met KDS door middel van een op risico gebaseerd onderzoek van de resultaten het slachtproces t.a.v. pathologische afwijkingen en hygiëne én de uitvoering van de keuringshandelingen, vaststellen of het verantwoord is het aantal officiële assistenten naar beneden bij te stellen. Vooralsnog is dit niet aan de orde.”
Dat de werkzaamheden van de officiële assistenten op zichzelf zijn te beschouwen als feitelijk handelen doet aan het voorgaande niet af.
Beslissing
beslissing op het bezwaar van 16 april 2013 gegrond:
- vernietigt dat besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 28 maart 2014 een besluit te nemen op het bezwaar van
appellante;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 318,-- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,--.
21 februari 2014.