Artikel 15
1. (…)
2. Onze Minister kan op aanvraag aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 10, derde lid, een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in dat lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan die rechtspersoon zijn aangesloten en:
a. het net bestemd is om die rechtspersoon te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van die rechtspersoon te ondersteunen, of
b. het net bestemd is om een aantal samenwerkende rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze rechtspersonen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of
(...)"
.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Enbu is aangewezen als netbeheerder van het middenspanningsnet in de provincie Utrecht, waarop Eneco een recht van gebruik heeft.
- Het universiteitsterrein "De Uithof" (hierna: het Uithofterrein) is één onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.
- De gebouwen op het Uithofterrein worden van elektriciteit voorzien vanuit een 50 kV-net, dat beheerd wordt door Enbu. Op de Sorbonnelaan ligt een 50/10 kV-station. Van daaruit loopt een viertal 10 kV-ringen naar en over het Uithofterrein. Het elektriciteitsverbruik van appellante wordt gemeten aan de Sorbonnelaan, bij het begin van drie 10 kV-ringen, met een lengte van meer dan negen kilometer, waarover de elektriciteit getransporteerd wordt die (voornamelijk) door appellante wordt gebruikt. Op deze ringen is een dertigtal onderverbindingen aan te wijzen. Daarachter treft men beveiligingen aan, gelegen vóór de 10.000/400 V-transformatoren, die in gebouwen van appellante gesitueerd zijn. Op de transformatoren zijn laagspanningsrekken (LS-rekken) aangebracht waarop een aantal aansluitingen van derden zijn gerealiseerd.
- Op 27 oktober 1998 heeft appellante, verklarend eigenaar te zijn van een deel van het middenspannings- en laagspanningsnet op het Uithofterrein, een ontheffing in de zin van artikel 15, tweede lid, van de EW’98 gevraagd van de verplichting een netbeheerder aan te wijzen.
- Bij besluit van 12 juli 2000 heeft verweerder de gevraagde ontheffing verleend.
- Bij schrijven van 5 december 2001 heeft appellante de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet (inmiddels: Dienst uitvoering en toezicht energie, hierna: DTe) onder meer gevraagd om uitbreiding van de op 12 juli 2000 aan appellante verleende ontheffing voor twee aansluitingen ten behoeve van Rijkswaterstaat in verband met de verlichting van aanliggende snelwegen, voor acht dienstwoningen, een busstation en een abri en twee verkeersregelinstallaties, plus negen aansluitingen ten behoeve van de openbare verlichting.
- Op 15 juli 2002 heeft de directeur DTe aan verweerder advies uitgebracht over de aanvraag van appellante. De directeur kwam ten aanzien van de drieëntwintig aansluitingen tot de conclusie dat de reeds verleende ontheffing op laagspanningsniveau kan worden uitgebreid met deze aansluitingen.
- Bij besluit van 6 september 2002 heeft verweerder op de aanvraag van 5 december 2001 beslist.
- Bij brief van 18 oktober 2002 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het bezwaar van appellante richtte zich tegen het feit dat in het besluit van 6 september 2002 ten aanzien van de drieëntwintig aansluitingen geen duidelijkheid gecreëerd was.
- Op 4 juli 2003 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 6 september 2002 herroepen voor zover niet is beslist op de gevraagde uitbreiding van de ontheffing, en de aanvraag in zoverre alsnog afgewezen. Verweerder heeft hierbij overwogen dat de ontheffing van 12 juni 2000 zich van rechtswege uitstrekt tot alle aansluitingen die direct op de installaties van appellante zijn aangebracht.
- Het College heeft bij uitspraak van 12 november 2004 (AWB 03/947; < www.rechtspraak.nl >, LJN AR6467) dit besluit vernietigd en, voor zover thans van belang, verweerder opgedragen opnieuw een besluit te nemen op het bezwaar van appellante.
- Bij brief van 22 december 2004 heeft verweerder aan partijen nadere inlichtingen gevraagd over de feitelijke situering van de aansluitingen van derden.
- Enbu en appellante hebben op respectievelijk 7 januari 2005 en 12 januari 2005 de gevraagde inlichtingen verstrekt. Hieruit blijkt dat het niet (meer) om drieëntwintig aansluitingen, maar om negentien aansluitingen gaat: vijf aansluitingen voor woningen, elf aansluitingen voor openbare verlichting, twee aansluitingen voor abri’s en één voor een waterpomp.
- Nadat partijen vervolgens hebben gereageerd op de voorgenomen beslissing van verweerder en op 21 juni 2005 nog een hoorzitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder het bestreden besluit genomen.