202403472/1/R1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1. [appellant sub 1 en anderen, allen wonend in Naarden, gemeente Gooise Meren,
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellante sub 2]), wonend in Naarden, gemeente Gooise Meren,
3. [appellant sub 3], wonend in Naarden, gemeente Gooise Meren,
4. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], wonend in Naarden, gemeente Gooise Meren,
5. Vereniging Mooi Naarden, gevestigd in Naarden, gemeente Gooise Meren, en anderen,
6. Vereniging Vrienden van 't Gooi, gevestigd in Bussum, gemeente Gooise Meren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Gooise Meren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "BORgronden, Naarden" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1 en anderen, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B], Vereniging Mooi Naarden en anderen, en Vereniging Vrienden van 't Gooi beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Naarden Borgronden VOF, Dura Vermeer Bouw Midden West B.V. en
Synchroon B.V. (hierna: de initiatiefnemers) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Een aantal partijen heeft nadere stukken ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) heeft op verzoek van de Afdeling een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 3], [appellante sub 2], Vereniging Mooi Naarden en anderen, en [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] hebben een zienswijze daarop naar voren gebracht.
Bij besluit van 4 juni 2025 heeft de raad het bestemmingsplan "BORgronden, Naarden" gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).
[appellante sub 2] en [appellant sub 1 en anderen hebben een zienswijze op het herstelbesluit ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 4 juli 2025, waar zijn verschenen:
- [appellant sub 1 en anderen, in de persoon van [gemachtigde A], bijgestaan door mr. G.J.A.M. Bogaers, advocaat in Laren;
- [appellante sub 2], in de persoon van [appellant sub 2A], bijgestaan door mr. R. Scholten, rechtsbijstandverlener in Harderwijk;
- [appellant sub 3], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, rechtsbijstandverlener in Utrecht;
- [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B], in de persoon van [[appellant sub 4A];
- Vereniging Mooi Naarden en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D], bijgestaan door mr. M.E. van den Kommer, rechtsbijstandverlener in Naarden, en M. Ruigrok van BVA Verkeersadviezen;
- Vereniging Vrienden van ’t Gooi, vertegenwoordigd door [gemachtigde E];
- de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. Ruijter, A.J. Espeldoorn en A.J.A. Derksen-Muskens.
Ook is op de zitting als partij gehoord Naarden Borgronden VOF en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde F], bijgestaan door mr. dr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 10 november 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan heeft betrekking op de zogeheten BORgronden in het oosten van het stedelijk gebied van Naarden. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de woonbuurt het Componistenkwartier en de rijksweg A1. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Huizerstraatweg en een aantal bestaande woningen gelegen aan deze weg. Aan de westzijde grenst het plangebied aan het Componistenkwartier met daartussen een watergang. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Oud Blaricummerweg en de Brediusweg. Het plangebied heeft in totaal een oppervlakte van ongeveer 14,4 ha. In de huidige situatie zijn de gronden grotendeels onbebouwd en in gebruik ten behoeve van boom-/sierteelt. In het noorden van het plangebied is wel bebouwing aanwezig, bestaande uit een tuincentrum. Die bebouwing zal ten behoeve van de planontwikkeling worden gesloopt. Het plan maakt mogelijk dat de BORgronden kunnen worden ontwikkeld tot een woongebied met maximaal 440 woningen en bijbehorende voorzieningen zoals parkeer-, verkeers-, en groenvoorzieningen. Omdat binnen het voorgaande bestemmingsplan "Stedelijk Gebied" woningen niet zijn toegestaan, is het voorliggende plan vastgesteld.
3. Appellanten zijn voornamelijk omwonenden van het plangebied. Zij zijn bang dat als gevolg van het plan hun woon- en leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast. Daarover hebben ze verschillende beroepsgronden naar voren gebracht, onder meer over verkeer, cultuurhistorische waarden, en privacy en uitzicht. Daarnaast hebben twee verenigingen beroep ingesteld.
4. [appellant sub 1 en anderen zijn een groep van vier appellanten, bestaande uit twee echtparen: het echtpaar [appellant sub 1 en het echtpaar [gemachtigde A]. [appellant sub 1 woont aan de [locatie 1] en [gemachtigde A] aan de [locatie 2]. Hun percelen grenzen aan de noordzijde van het plangebied.
[appellante sub 2] woont in het Componistenkwartier, aan de [locatie 3]. Hij is het niet eens met de verbinding voor langzaam verkeer die in de directe omgeving van zijn woning is voorzien.
Ook [appellant sub 3] woont in het Componistenkwartier, naast [appellante sub 2] aan de [locatie 4]. Ook voor hem geldt dat hij het niet eens is met de verbinding voor langzaam verkeer.
[appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] wonen aan de [locatie 5], op ongeveer 300 m afstand van het plangebied. Zij zijn vooral bang voor de gevolgen van het plan voor de Huizerstraatweg.
Vereniging Mooi Naarden heeft samen met negen omwonenden beroep ingesteld. De omwonenden wonen of in het Componistenkwartier of aan de Huizerstraatweg. Uit de statuten van de vereniging blijkt dat zij onder meer als doel heeft het behartigen van de belangen van de leden van de vereniging op het gebied van de leefbaarheid en woonomgeving, en het bevorderen van de leefbaarheid van de buurt ter hoogte van de Amersfoortsestraatweg.
Vereniging Vrienden van ’t Gooi heeft blijkens haar statuten als doel het bijzondere eigen karakter van de natuur, de landschappelijke en stedelijke gebieden en het cultureel erfgoed in het Gooi en omstreken zo goed mogelijk te beschermen en om duurzame ontwikkeling te bevorderen.
Het herstelbesluit
5. Het besluit tot vaststelling van het reparatieplan wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De beroepsgronden tegen het bestemmingsplan worden geacht ook te zijn gericht tegen het reparatieplan. De Afdeling zal bij de beoordeling van de beroepsgronden het herstelbesluit als uitgangspunt nemen. Daarna zal worden bezien of nog aan de beoordeling van het besluit van 17 april 2024 wordt toegekomen.
Opzet van de uitspraak
6. De Afdeling zal hieronder de beroepsgronden die appellanten hebben aangevoerd tegen het plan bespreken. Omdat er overlap zit in de aangevoerde gronden, met name over verkeer, zal de Afdeling de beroepen grotendeels gezamenlijk behandelen. Enkele beroepsgronden zijn slechts door een van de appellanten aangevoerd of lenen zich niet voor een gezamenlijke bespreking. Voordat de Afdeling de beroepsgronden beoordeelt, staat zij eerst stil bij een verzoek van de raad en nieuw ingediende beroepsgronden en legt zij uit hoe zij beroepen tegen een bestemmingsplan toetst.
Toepassing artikel 8:32a van de Awb
7. Voor zover de raad in het verweerschrift heeft verzocht om ten aanzien van het beroepschrift en de nadere stukken van [appellant sub 1 en anderen artikel 8:32a van de Awb toe te passen, overweegt de Afdeling dat zij daarvoor geen aanleiding ziet. Weliswaar is het beroepschrift vrij omvangrijk, staan de beroepsgronden verspreid en zijn er veel verwijzingen in opgenomen waardoor het lastig leesbaar is, maar het beroepschrift en de nadere stukken zijn niet zo onduidelijk dat de Afdeling hierop een nadere toelichting nodig acht, zodat zij ook geen aanleiding ziet deze stukken buiten beschouwing te laten.
Nieuwe beroepsgronden
8. De Afdeling stelt vast dat op deze zaak de Chw van toepassing is, omdat het gaat om een ruimtelijk project dat voorziet in de ontwikkeling van een gebied waarbij de bouw van meer dan elf woningen mogelijk wordt gemaakt. De Afdeling heeft appellanten per brief van de toepassing van de Chw op de hoogte gesteld.
Omdat de Chw van toepassing is op de besluiten tot vaststelling van het bestemmingsplan, moet de indiener van een beroep tegen een dergelijk besluit binnen de beroepstermijn alle tegen het besluit bestaande beroepsgronden aanvoeren. In artikel 1.6a van de Chw staat namelijk dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Afdeling zal daarom alleen de gronden bespreken die zijn aangevoerd binnen de beroepstermijn, of, als het gaat om het herstelbesluit, binnen de daarvoor gegeven zienswijzetermijn. Voor zover tegen het herstelbesluit gronden zijn aangevoerd die ook tegen het oorspronkelijke besluit tot vaststelling van het plan hadden kunnen worden aangevoerd maar niet zijn aangevoerd, laat de Afdeling ook die gronden buiten beschouwing. Artikel 1.6a van de Chw, mede bezien in het licht van een efficiënte geschilbeslechting, staat in de weg aan een beoordeling van die gronden.
9. De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 1 en anderen in hun zienswijze op het herstelbesluit, namelijk in bijlage 1 bij de zienswijze, nieuwe beroepsgronden hebben aangevoerd. Het gaat dan om de beroepsgrond over het verschil tussen de planverbeelding en het stedenbouwkundig ontwerp en de beroepsgrond over de ontbrekende afstanden binnen de bestemming "Woongebied". Deze gronden hadden zij ook tegen het besluit van 17 april 2024 kunnen aanvoeren, maar dat hebben zij niet gedaan. Daarom hebben zij deze gronden te laat voorgedragen. De Afdeling zal deze gronden daarom niet inhoudelijk bespreken.
Toetsingskader
10. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beoordeling van de beroepen
Beantwoording zienswijze
11. De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit niet met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb is voorbereid. De raad heeft ervoor gekozen om afdeling 3.4 niet toe te passen, omdat met het herstelbesluit sprake is van (een) wijziging(en) van ondergeschikte aard, zodat geen wezenlijk ander plan wordt vastgesteld.
Vereniging Mooi Naarden en anderen en [appellant sub 1 en anderen hebben een beroepsgrond naar voren gebracht over de beantwoording van de zienswijzen die zij hebben ingediend tegen het ontwerpplan. Omdat het herstelbesluit niet met toepassing van afdeling 3.4 is voorbereid en daardoor in feite voor de voorbereidingsprocedure wordt teruggevallen op de procedure van het besluit van 17 april 2024, bespreekt de Afdeling deze beroepsgronden als zijnde gericht tegen het herstelbesluit.
Niet beantwoorde zienswijzen
12. Vereniging Mooi Naarden en anderen voeren aan dat de zienswijzen van [partij A] en [partij B], die onderdeel uitmaken van de groep bewoners die met de vereniging beroep heeft ingesteld, niet zijn beantwoord in de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen (hierna: de zienswijzennota).
12.1. De raad stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat de zienswijze van [partij A] in de zienswijzennota is samengevat en van een reactie is voorzien. Dit is terug te vinden onder nummer 14 van de zienswijzennota.
De zienswijzennota die als bijlage bij het verweerschrift en ook als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd, is geanonimiseerd. De Afdeling kan dus niet vaststellen of de reactie onder 14 van de zienswijzennota ook daadwerkelijk de bespreking van de zienswijze van [partij A] betreft. De Afdeling heeft echter geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de toelichting van de raad op dit punt, ook omdat Vereniging Mooi Naarden en anderen deze toelichting (op de zitting) niet hebben weersproken. In zoverre mist het betoog feitelijke grondslag.
12.2. Over de zienswijze van [partij B] heeft de raad in het verweerschrift erkend dat die ten onrechte niet is beantwoord in de zienswijzennota. Dit is vermoedelijk het gevolg van het feit dat er meerdere indieners van zienswijzen vanuit hetzelfde adres een zienswijze hebben ingediend, zodat de zienswijze van [partij B] over het hoofd is gezien, aldus de raad.
Nu de zienswijze van [partij B] niet is beantwoord in de zienswijzennota, komt de Afdeling tot het oordeel dat het besluit in strijd met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Daarvoor is van belang dat de raad in het verweerschrift alsnog een reactie heeft gegeven op de zienswijze van [partij B]. De raad heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat deze zienswijze niet tot aanpassing van het plan leidt. Vereniging Mooi Naarden en anderen hebben hierop in beroep kunnen reageren. Dat hebben zij niet gedaan. De Afdeling ziet daarom geen reden om de raad niet te volgen in zijn standpunt. Gelet hierop acht de Afdeling het niet aannemelijk dat [partij B] is benadeeld doordat zijn zienswijze niet is behandeld in de zienswijzennota.
Wijze van beantwoording zienswijze
13. [appellant sub 1 en anderen betogen dat de door hen ingediende zienswijze tegen het ontwerpplan in de zienswijzennota niet goed is beantwoord. De opzet van de zienswijzennota is ingewikkeld en moeilijk te doorgronden, doordat daarin eerst een algemene beantwoording van de zienswijzen en vervolgens per zienswijze een reactie is gegeven. Op veel door hen aangevoerde argumenten en bezwaren is in de zienswijzennota ook niet gereageerd, omdat hun zienswijze onvolledig en verkeerd is samengevat. Als voorbeeld noemen [appellant sub 1 en anderen dat zij op pagina 87 van hun zienswijze een alternatief voor de locatie BORgronden hebben aangedragen, dat ten onrechte is gepasseerd.
13.1. Zoals de raad ook heeft toegelicht, blijkt uit de zienswijzennota dat eerst een algemene beantwoording van in de zienswijzen veel voorkomende onderwerpen en vervolgens een reactie per indiener is gegeven. Deze wijze van opzet en beantwoording van de zienswijzen(nota) acht de Afdeling niet onzorgvuldig of in strijd met een rechtsregel.
Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er verder niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
Het betoog slaagt niet.
Totstandkoming herstelbesluit
14. [appellant sub 1 en anderen zijn het niet eens met de wijze waarop het herstelbesluit tot stand is gekomen. Zij wijzen erop dat de raad hen voor het besluit niet van tevoren op de hoogte heeft gesteld en hen de mogelijkheid heeft onthouden om in de raadsvergadering waarin het besluit is behandeld te worden gehoord. Dat is volgens hen in strijd met artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest).
14.1. Uit artikel 3.8 van de Wro volgt dat een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan wordt voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Zoals hiervoor onder 12 is vastgesteld, is bij de totstandkoming van het herstelbesluit afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw toegepast, omdat volgens de raad met het herstelbesluit sprake is van (een) wijziging(en) van ondergeschikte aard, zodat geen wezenlijk ander plan wordt vastgesteld. De Afdeling ziet geen reden om de raad niet in dat standpunt te volgen. Dat de raad bij de totstandkoming van het herstelbesluit gelegenheid had moeten bieden voor andere vormen van participatie, zoals het horen in een gemeenteraadsvergadering, volgt naar het oordeel van de Afdeling niet uit artikel 41 van het Handvest. Daarom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het herstelbesluit in strijd met artikel 41 van het Handvest tot stand is gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Handelwijze van de raad
15. [appellant sub 1 en anderen betogen dat de raad bij de totstandkoming van het plan heeft gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens hen handelt de raad niet congruent en is geen sprake van betrouwbaar bestuur. Dat volgt bijvoorbeeld uit het feit dat in eerdere stadia van de planvorming nog werd gesproken over de invulling van de BORgronden als groene wijk met 220 woningen en ontsluitingswegen door het Componistenkwartier. Het voorliggende plan voorziet in het dubbele aantal woningen met ontsluitingswegen op de Huizerstraatweg. In het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (hierna: SPvE) is een heel ander beeld geschetst van hoe de nieuwe wijk zou worden. Daarin zijn vele toezeggingen gedaan waar met het voorliggend plan niets mee is gedaan. Daarmee heeft de raad gehandeld in strijd met bij hen gewekte verwachtingen. Daar komt bij dat de raad ook geen acht heeft geslagen op de veelheid aan moties die vanwege het plan zijn ingediend. Uit die moties blijkt dat de raad zich er niet van heeft verzekerd dat de gevolgen van het plan, voor onder meer de verkeersafwikkeling en het woon- en leefklimaat, aanvaardbaar zijn. De raad heeft met de vaststelling van het plan niet gehandeld conform die moties.
15.1. De Afdeling overweegt dat het niet ongebruikelijk is dat gedurende het proces om tot een planologische ontwikkeling te komen de invulling daarvan wijzigt. Dat in het SPvE een andere invulling van het gebied is voorgesteld dan nu met het voorliggende plan is geregeld, betekent niet dat de raad daarmee heeft gehandeld in strijd met door hem bij appellanten gewekte verwachtingen. Daarvoor is relevant dat het SPvE een buitenwettelijk instrument is waaraan geen juridisch bindende betekenis toekomt. Op pagina 3 van het SPvE staat dat alle tekeningen en referentiebeelden in het SPvE slechts illustratief zijn om zaken te verduidelijken en het dus geen stedenbouwkundig plan betreft. Ook uit de toelichting van de raad in het verweerschrift blijkt dat het SPvE niet bedoeld is als kaderstellend stuk voor het bestemmingsplan. Overigens blijkt uit het SPvE dat het plangebied wordt ingevuld met maximaal 440 woningen en twee ontsluitingswegen via de Huizerstraatweg, zodat het plan daar in zoverre niet van afwijkt.
[appellant sub 1 en anderen hebben verder gewezen op een viertal moties over de ontwikkeling van de BORgronden die de raad volgens hen voor en na de vaststelling van het plan heeft aangenomen. De raad heeft kennelijk in die moties geen aanleiding gezien om het plan niet of gewijzigd vast te stellen. Dit betekent dat deze moties logischerwijs betrekking hebben op de fase van de uitvoering van het plan en niet op aspecten die volgens de raad in het plan zelf vastgelegd hadden moeten worden. De raad heeft het plan immers vastgesteld conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Bovendien geldt, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2951, onder 3.2, dat een motie en de vraag of een motie naar behoren is uitgevoerd alleen van betekenis is in de verhouding tussen de raad en het college van burgemeester en wethouders. Een motie leidt niet tot een juridische verplichting die de raad bij de vaststelling van het plan in acht dient te nemen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1 en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de handelwijze van de raad in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het betoog slaagt niet.
15.2. De gevolgen van het plan voor onder meer de verkeerssituatie en voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1 en anderen bespreekt de Afdeling in het vervolg van deze uitspraak.
Strijd met gemeentelijke woonvisie
16. Vereniging Mooi Naarden en anderen betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met de gemeentelijke Woonvisie Gooise Meren 2017-2025. In de woonvisie is het uitgangspunt van de zogenoemde 1/3-regeling geformuleerd. Dat houdt volgens hen in dat bij nieuwe woningbouw in de gemeente het woningbouwprogramma moet bestaan uit 1/3 sociaal, 1/3 middensegment en 1/3 vrije sector. Daar voldoet het voorliggende plan niet aan, omdat van de 440 woningen slechts 80 zijn bedoeld voor sociale huurwoningen, 100 voor middeldure huur- en koopwoningen en 260 voor dure koopwoningen. In de woonvisie is het voorliggende plan als ‘zacht plan’ aangemerkt, met als totaal aantal woningen 250. Over zachte plannen staat dat onderzoek wordt gedaan naar de ombuiging van de invulling van het woningbouwprogramma. De invulling van het plan is na de vaststelling van de woonvisie dusdanig gewijzigd, namelijk van 250 naar 440 woningen, dat het voorliggende plan als nieuw plan moet worden gezien waarvoor het uitgangspunt van de 1/3-regeling onverkort geldt. Het plan had daarom in elk geval tot meer betaalbare woningen moeten verplichten. Bovendien is slechts het aantal sociale huurwoningen in de planregels vastgelegd, maar niet de verdeling van middensegment en vrije sector woningen, aldus Vereniging Mooi Naarden en anderen.
16.1. Artikel 6.2.1, aanhef en onder a, van de planregels regelt dat van de 440 woningen ten minste 80 woningen als sociale huurwoningen gebouwd dienen te worden.
16.2. In hoofdstuk 6 van de woonvisie onder het kopje ‘Sturingsmogelijkheden betaalbare voorraad’ staat dat met de woonvisie de uitgangspunten uit de regionale woonvisie, namelijk 1/3 van alle woningtoevoegingen in betaalbare segment, worden overgenomen. Bij nieuwe plannen voor woningbouw is het uitgangspunt dat 1/3 van de woningen in het betaalbare segment (sociaal) wordt gerealiseerd. Uit de woonvisie blijkt dat in hoeverre het uitgangspunt geldt, afhankelijk is van het plantype. Daarbij wordt in de woonvisie onderscheid gemaakt tussen ‘harde plannen’, ‘zachte plannen’ (bestaande plannen die nog niet door de gemeenteraad zijn vastgesteld) en ‘toekomstige plannen’. Bij harde plannen geldt het uitgangspunt niet, bij zachte plannen worden de mogelijkheden onderzocht voor ombuiging van het programma richting 1/3 betaalbaar met inachtneming van juridische, ruimtelijke en financiële randvoorwaarden, en bij toekomstige plannen is het uitgangspunt 1/3 betaalbaar, zo volgt uit tabel 6. Vervolgens is in tabel 7 een overzicht opgenomen van het woningbouwprogramma van de gemeente Gooise Meren, waarbij de BORgronden zijn aangemerkt als zacht plan met een totaal aantal woningen van 250.
16.3. De Afdeling volgt Vereniging Mooi Naarden en anderen niet in hun standpunt dat de 1/3-regeling niet alleen ziet op het aandeel betaalbare woningen, maar ook op het aandeel woningen in het middensegment of het duurdere segment. Uit de woonvisie volgt, zoals de raad ook heeft toegelicht, dat het uitgangspunt van 1/3 alleen ziet op de sturing van betaalbare woningen. Dat in het plan geen verdeling van het aantal woningen in het middensegment en het duurdere segment is vastgelegd, leidt daarom niet tot het oordeel dat het plan in strijd met de woonvisie is vastgesteld.
De Afdeling volgt Vereniging Mooi Naarden en anderen evenmin in hun standpunt dat de raad het plan als toekomstig plan in de zin van de woonvisie had moeten aanmerken, zodat met het plan in meer sociale woningen had moeten worden voorzien. Het enkele feit dat het aantal woningen voor de BORgronden is toegenomen van 250 ten tijde van de vaststelling van de woonvisie naar de 440 waar het plan in voorziet, maakt niet dat daarmee sprake is van een zodanig ander plan, dat de raad de planontwikkeling als toekomstig plan had moeten aanmerken. De raad heeft over het aandeel sociale huurwoningen in het plan toegelicht dat de woonvisie destijds aanleiding is geweest om het aantal sociale huurwoningen in het plangebied uit te breiden van 0 naar 40. Bij de vaststelling van het SPvE is dit aantal nogmaals uitgebreid naar 80.
Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd met de woonvisie is vastgesteld. Het betoog slaagt niet.
16.4. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan de vernietiging van het plan als gevolg van deze beroepsgrond. Omdat de beroepsgrond niet slaagt, laat de Afdeling in het midden of aan Vereniging Mooi Naarden en anderen op dit punt het relativiteitsvereiste kan worden tegengeworpen.
Verkeer
Inleiding
17. Vereniging Mooi Naarden en anderen, [appellant sub 1 en anderen, [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] en Vereniging Vrienden van ’t Gooi hebben gronden naar voren gebracht over het aspect verkeer. Deze appellanten hebben vooral moeite met de voorziene ontsluitingen op de Huizerstraatweg en de verkeersafwikkeling op die weg. De Afdeling zal die beroepsgronden hieronder bespreken. Vereniging Mooi Naarden en anderen hebben ter onderbouwing van hun beroepsgronden over verkeer een contra-expertise van BVA verkeersadviezen van 7 november 2024 overgelegd. De bespreking van de beroepsgronden zal grotendeels plaatsvinden aan de hand van het deskundigenverslag van de STAB. In dat deskundigenverslag is de door Vereniging Mooi Naarden en anderen overgelegde contra-expertise betrokken. De Afdeling zal, alvorens de beroepsgronden te behandelen, het standpunt van de raad weergeven en de feitelijke situatie schetsen.
18. Voor de onderbouwing van de aanvaardbaarheid van het plan voor de verkeerssituatie heeft de raad door BuroDB een verkeerskundig onderzoek laten uitvoeren. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport "BORgronden Naarden bestemmingsplan, verkeer en parkeren" van 8 november 2023 (hierna: het verkeersonderzoek). Dat rapport is als bijlage 21 bij de plantoelichting gevoegd. Het verkeersonderzoek is gebaseerd op onderzoek van Goudappel waarin berekeningen zijn uitgevoerd om de toename van verkeersbewegingen als gevolg van het plan vast te stellen ("Uitgangspunten en resultaten verkeersmodelstudie BOR-gronden" van 15 september 2022), bijlage 1 bij het verkeersonderzoek. Ook heeft Goudappel onderzoek verricht naar wegen en kruispunten rondom het plangebied ("Dynamische modelanalyse BOR-gronden Naarden" van 18 mei 2022), als bijlage 3 bij het verkeersonderzoek gevoegd.
Op basis van het verkeersonderzoek constateert de raad dat de wegen en kruispunten rondom het plan het extra verkeer van de wijk blijvend goed kunnen verwerken. Daarnaast heeft het plan geen significant negatief effect op de verkeersveiligheid rondom het plangebied, aldus de raad.
19. Zoals ook blijkt uit de plantoelichting, het verkeersonderzoek en het deskundigenverslag is de feitelijke situatie als volgt.
Het plangebied ligt ingeklemd tussen de woonbuurt het Componistenkwartier en de rijksweg A1. De bedoeling is dat het plangebied zowel in noordelijke als in zuidelijke richting wordt ontsloten. Aan de noordzijde op de Huizerstraatweg, waar twee ontsluitingen zijn voorzien. Aan de zuidzijde komt de ontsluitingsweg van de nieuwe wijk uit op de Oud Blaricummerweg. De gronden hebben daarvoor de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Om te voorkomen dat de beoogde wegen in het plangebied een functie krijgen voor doorgaand verkeer tussen de Huizerstraatweg en de Oud Blaricummerweg, is in artikel 4.4 van de planregels een zogeheten ‘knip’ vastgelegd. Door deze knip in het gebied is het niet mogelijk voor gemotoriseerd verkeer vanuit het zuidelijk deel van het plangebied richting het noordelijke deel te rijden en andersom. De voorziene woningen zijn ongeveer gelijk verdeeld over het noordelijke deel en het zuidelijke deel van het plangebied, zo blijkt uit het verkeersonderzoek.
Algemene kritiek contra-expertise
20. Vereniging Mooi Naarden en anderen betogen dat het verkeersonderzoek zodanige leemtes en gebreken bevat, dat de raad dat onderzoek niet als onderbouwing aan het plan ten grondslag heeft kunnen leggen. Dat het verkeersonderzoek ondermaats is, blijkt volgens hen uit de door hen overgelegde contra-expertise van BVA Verkeersadviezen. In die contra-expertise zijn meerdere kanttekeningen geplaatst bij het verkeersonderzoek. Zo ontbreekt een duidelijk raamwerk van beoordelingsaspecten en worden ongefundeerde aannames gedaan, bijvoorbeeld over de capaciteiten van de Huizerstraatweg. Alleen al op basis van die algemene kritiekpunten moet volgens Vereniging Mooi Naarden en anderen worden geconstateerd dat het verkeersonderzoek niet kan dienen ter onderbouwing van het plan.
20.1. Het doel van de contra-expertise is blijkens paragraaf 1.2 om de bevindingen en de conclusies uit het verkeersonderzoek te beoordelen. In de contra-expertise worden diverse kanttekeningen geplaatst bij de deugdelijkheid van het verkeersonderzoek. Zo staat inderdaad in paragraaf 3.1.2 van de contra-expertise dat in het verkeersonderzoek geen helder raamwerk is opgenomen van beoordelingsaspecten voor het onderdeel verkeer.
De Afdeling ziet op basis van de contra-expertise echter onvoldoende aanleiding om tot het oordeel te komen dat het verkeersonderzoek in algemene zin zodanige leemtes en gebreken bevat, dat de raad dat onderzoek niet aan het plan ten grondslag heeft kunnen leggen. De Afdeling betrekt daarbij dat de STAB op basis van de contra-expertise geen reden heeft gezien om in algemene zin te constateren dat het verkeersonderzoek niet deugt. BVA Verkeersadviezen is weliswaar kritisch op bepaalde onderdelen van het verkeersonderzoek, maar de Afdeling leest in die kritiek niet dat daarmee de bevindingen en conclusies uit het verkeersonderzoek onhoudbaar zijn. Zo schrijft BVA Verkeersadviezen aanvullend op de bevinding dat een helder raamwerk voor bepaalde beoordelingsaspecten ontbreekt, dat die aspecten wel deels afgeleid kunnen worden uit de verdere inhoud van de rapporten. Dat het verkeersonderzoek op bepaalde onderdelen uitgebreider en completer had kunnen zijn, is niet voldoende voor de conclusie dat het rapport in algemene zin niet deugdelijk is en niet aan het plan ten grondslag kan liggen.
Het betoog slaagt niet.
Scope verkeersonderzoek
21. Vereniging Mooi Naarden en anderen stellen dat in het verkeersonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met andere ontwikkelingen in het gebied, zoals het autoluw maken van Naarden-Vesting, de bouw van 110 woningen op het terrein Naarderheem, de bouw van 36 woningen op het terrein aan de Huizerstraatweg 113B en de bouw van 15 woningen aan de Amersfoortsestraatweg 10.
Ook zijn volgens hen de effecten van het plan op verder gelegen omliggende wegen onvoldoende beoordeeld. Uit het rapport van Goudappel, gevoegd bij het verkeersonderzoek, blijkt bijvoorbeeld dat verplaatsingen in de verkeersstromen plaatsvinden naar de Bollelaan en de Crailoseweg. Verder onderzoek daarnaar ontbreekt echter. Daarbij is ook relevant dat volgens Vereniging Mooi Naarden en anderen het verkeersonderzoek alleen schattingen van verkeersintensiteiten voor de etmaalperiode bevat, zonder details over spitsperioden.
21.1. De raad stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in de verkeersonderzoeken alle bekende plannen en projecten zijn meegenomen. De Afdeling ziet geen reden om te twijfelen aan dit standpunt van de raad. Daarbij betrekt de Afdeling dat in het deskundigenverslag staat dat de STAB aannemelijk acht dat die plannen en projecten zijn meegenomen, gelet op de ruime prognose van ongeveer 550 mvt/etmaal extra ten opzichte van de autonome situatie. Vereniging Mooi Naarden en anderen hebben niet onderbouwd waaruit volgens hen blijkt dat in het verkeersonderzoek niet de relevante plannen en projecten in de omgeving zijn meegenomen, terwijl in het verkeersonderzoek staat dat alle bekende ontwikkelingen die betrekking hebben op de betreffende wegenstructuur zijn meegenomen, waaronder de plannen voor een autoluwe vesting.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
21.2. Over de effecten op omliggende wegen merkt de STAB op dat het verkeersonderzoek zich ook richt op de planeffecten op de wegen in een groter gebied rondom het plangebied. Daarbij zijn gemiddelde wachtrijlengtes van het verkeer bij de kruispunten tijdens de spits visueel weergegeven. De STAB constateert dat het verkeersonderzoek geen kwantitatieve uitsplitsing naar spitsperioden omvat, maar dat op basis van expert judgement is geoordeeld dat zich geen knelpunten zullen voordoen.
Op basis van de bevindingen van de STAB ziet de Afdeling in wat Vereniging Mooi Naarden en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de effecten van het plan op de omliggende wegen onvoldoende zijn beoordeeld. In de modelanalyse van Goudappel van 18 mei 2022 zijn de omliggende kruispunten tijdens de spits visueel weergegeven. Goudappel constateert vervolgens in het rapport van 15 september 2022 dat, vanwege een grotere belasting op de kruispunten op de Amersfoortsestraatweg, een deel van het verkeer richting Huizen die kruispunten zal mijden en zodoende via de Bollelaan en Crailoseweg zal rijden. Voor een goede verkeersafwikkeling op en rondom de Amersfoortsestraatweg zijn aanpassingen benodigd op de met verkeerslichten geregelde kruispunten op die weg (kruispunt met Brediusweg en kruispunt met aansluiting A1). Bij het kruispunt met de Brediusweg gaat het om aanpassen van de groentijden en bij het kruispunt met de westelijke afrit van A1 is daarnaast capaciteitsuitbreiding benodigd in de vorm van een extra opstelvak. Hiervoor kan de aanwezige, niet gebruikte, busbaan worden benut. Dat met die aanpassingen aan de kruispunten de verkeersafwikkeling op en rondom de Amersfoortsestraatweg niet aanvaardbaar zal zijn, is niet gesteld noch gebleken.
Ook in zoverre slaagt het betoog niet.
Verkeersssituatie Huizerstraatweg
-ontsluiting Huizerstraatweg
22. [appellant sub 1 en anderen en [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] betogen dat de noodzaak voor een tweede ontsluiting vanuit de nieuwe wijk op de Huizerstraatweg niet is onderbouwd. Initieel was slechts één ontsluiting vanuit de wijk op de Huizerstraatweg voorzien, zoals ook blijkt uit het SPvE. Uiteindelijk zijn in het plan toch twee ontsluitingen voorzien vanwege eisen met betrekking tot brandveiligheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Volgens [appellant sub 1 en anderen en [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] meet de raad hier met twee maten. Ook voor de zuidelijke ontsluiting van het plangebied op de Oud Blaricummerweg zijn twee ontsluitingen benodigd vanwege de bereikbaarheid voor hulpdiensten. Maar daar is ervoor gekozen om één van de bruggen voor langzaam verkeer in de Componistenwijk geschikt te maken voor hulpdiensten. Een dergelijk alternatief had de raad ook voor de ontsluiting aan de Huizerstraatweg moeten zoeken, bijvoorbeeld een (nood)ontsluiting via de Beethovenlaan. Op die alternatieve ontsluiting van het plangebied via de Beethovenlaan wijst ook de Vereniging Vrienden van ’t Gooi.
22.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een tweede ontsluitingsweg vanuit de nieuwe wijk op de Huizerstraatweg nodig is. Het klopt dat in een eerder stadium, zoals ten tijde van het SPvE, is gesproken over één ontsluiting aan de zijde van de Huizerstraatweg. Naderhand is gebleken dat een enkele ontsluiting niet voldoende is. Vanwege de voorziene ‘knip in het plangebied’, waardoor er geen doorgaande verbinding is voor gemotoriseerd verkeer, is namelijk een tweede ontsluiting nodig voor de bereikbaarheid van hulpdiensten in het geval van mogelijke calamiteiten. Een ontsluiting via de Componistenwijk, zoals via de Beethovenlaan, is met het oog op de leefbaarheid van die wijk onwenselijk. Ook is een ontsluiting voor autoverkeer fysiek onmogelijk om in te passen aan de Beethovenlaan. Dat is gebleken bij intekening van de weg. De enige plek die in aanmerking had kunnen komen, bij de Beethovenlaan, bleek ontoereikend door de aanwezige sloot, de bomenrij en de rugbyvelden. Aan de zuidzijde van het plangebied, aan de Oud Blaricummerweg/Brediusweg, is de oplossing gevonden door de brug voor langzaam verkeer in het Componistenkwartier zo vorm te geven dat hulpdiensten daarvan gebruik kunnen maken. Daarom heeft de wijk aan de zuidzijde één ontsluiting aan de Oud Blaricummerweg/Brediusweg. Een vergelijkbare oplossing is niet mogelijk voor de ontsluiting aan de noordzijde van het plangebied.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met deze toelichting toereikend gemotiveerd waarom aan de noordzijde van het plangebied aan de Huizerstraatweg twee ontsluitingen nodig zijn. De raad heeft daarbij ook de door appellanten aangedragen alternatieve ontsluiting via het Componistenkwartier voldoende afgewogen en inzichtelijk gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen. De Afdeling heeft geen reden om te twijfelen aan het standpunt van de raad dat een tweede ontsluiting via het Componistenkwartier, en in het bijzonder via de Beethovenlaan, ruimtelijk niet in te passen is, gelet op wat er in dat verband naar voren is gebracht. Het betoog slaagt niet.
23. [appellant sub 1 en anderen wijzen er in dit verband ook op dat niet is bezien wat een tweede ontsluiting op de Huizerstraatweg betekent voor hun percelen, nu zij ingeklemd komen te zitten tussen twee ontsluitingen. Het is in de bestaande situatie al lastig om vanaf hun percelen in te voegen op de Huizerstraatweg, en dat zal alleen maar moeilijker worden. Ook is niet inzichtelijk gemaakt hoe de verkeersontsluitingen precies worden ingericht, zodat de vraag is of het plangebied wel veilig kan worden ontsloten.
23.1. De Afdeling stelt voorop dat de manier waarop een weg of ontsluiting verkeerstechnisch exact wordt ingericht, niet in een bestemmingsplan hoeft te worden geregeld. Verkeerstechnische aspecten hebben namelijk geen betrekking op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan (gelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4095, onder 8.1). Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Dat de ontwerpen van de verkeersontsluitingen in een later stadium worden opgesteld en uitgewerkt, zoals de raad heeft toegelicht, acht de Afdeling dus niet onaanvaardbaar. In deze procedure komt in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan wel de vraag aan de orde of de raad zich er voldoende van heeft vergewist dat een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied kan worden gerealiseerd. Dat heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende gedaan. Daarvoor is relevant wat de STAB heeft geschreven over de voorziene verkeersontsluitingen aan de Huizerstraatweg ter hoogte van de percelen van [appellant sub 1 en anderen. De STAB constateert dat het plan leidt tot een hogere verkeersintensiteit op de Huizerstraatweg. In de huidige situatie is het zicht op de fietsers, vanwege de losse fietsstrook langs de Huizerstraatweg, het meest problematisch. De STAB meent echter dat de toename vanwege het plan van het aantal fietsers op het deel van de Huizerstraatweg ter hoogte van de woningen van [appellant sub 1 en anderen zeer beperkt zal zijn. Het plan maakt namelijk zes verbindingen mogelijk die voor het langzaam verkeer te gebruiken zijn. Alleen bewoners van het meest noordoostelijke deel van het plangebied zullen de noordoostelijke ontsluiting gebruiken om vervolgens linksaf richting Naarden te gaan. Alle anderen zullen een kortere fietsroute naar Naarden kiezen, en komen dan dus niet voor de woningen van [appellant sub 1 en anderen langs. Ten opzichte van de huidige situatie verandert het plan dus weinig. Voor wat betreft de hogere verkeersintensiteit op de rijbaan merkt de STAB op dat dit niet per se verkeersgevaarlijke situaties met zich mee hoeft te brengen. Voordat de rijbaan wordt betreden is er zicht van de bestuurder op het verkeer van beide zijden. Een hogere verkeersintensiteit zal hoogstens een toename van de wachttijd met zich mee kunnen brengen. Gelet op het incidentele gebruik van de inritten is dat niet als problematisch aan te merken, aldus de STAB. De Afdeling volgt de STAB in haar bevindingen en ziet daarom geen aanleiding om te veronderstellen dat met de voorziene ontsluitingen geen aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling wordt gerealiseerd. Daarom bestaat ook geen aanleiding voor het oordeel dat de voorziene ontsluitingen voor [appellant sub 1 en anderen leiden tot een onaanvaardbare situatie.
Het betoog slaagt niet.
-verkeersafwikkeling en -veiligheid Huizerstraatweg
24. Vereniging Mooi Naarden en anderen, Vereniging Vrienden van ’t Gooi en [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] betogen dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeerssituatie op de Huizerstraatweg aanvaardbaar is na verwezenlijking van het plan. Volgens hen zorgt de toename van verkeersbewegingen als gevolg van het plan voor problemen in de verkeersafwikkeling op de Huizerstraatweg en is daarmee ook de verkeersveiligheid in het geding.
Zij voeren daarover aan dat de raad de capaciteit van de Huizerstraatweg heeft overschat. In het verkeersonderzoek is er ten onrechte vanuit gegaan dat de Huizerstraatweg kwalificeert als een gebiedsontsluitingsweg met een capaciteit van 8.000 tot 10.000 mvt/etmaal. Gelet op de kenmerken van de weg, zoals de breedte van slechts 5 m, de klinkerbestrating, het ontbreken van een asmarkering, kantmarkering en trottoirbanden, en de aanwezigheid van bomen, is de Huizerstraatweg geen gebiedsontsluitingsweg. Zij verwijzen daarbij naar de ASVV 2021 van het CROW. Volgens appellanten kan deze weg de toename van verkeersbewegingen als gevolg van het plan niet verwerken. Vereniging Mooi Naarden en anderen en [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] verwijzen daarbij naar een memo van Royal HaskoningDHV van 23 februari 2024. Dat memo is opgesteld in opdracht van de gemeente om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het aanleggen van een rondweg. Uit het memo volgt volgens hen dat een toename van 3.250 mvt/etmaal op de Huizerstraatweg, als gevolg van de rondweg, niet passend is. Dan is de toename van het aantal verkeersbewegingen op de Huizerstraatweg als gevolg van het plan ook problematisch, aldus Vereniging Mooi Naarden en anderen en [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B].
De raad heeft daarbij ook geen rekening gehouden met verschillende aspecten die de verkeersafwikkeling op de Huizerstraatweg bemoeilijken. Zo kunnen vrachtwagens elkaar nauwelijks passeren vanwege de beperkte breedte en de bomen langs de kant van de weg. Het plan zorgt ook nog eens voor een toename van het aantal vrachtverkeerbewegingen. Ook is geen rekening gehouden met het parkeren in de berm vanwege de nabijgelegen sportvelden.
Vanwege de problematische verkeersafwikkeling op de Huizerstraatweg als gevolg van een toename van verkeer, zullen volgens [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] meer auto’s gebruikmaken van de ventweg die vanaf de westelijk gelegen woningen parallel aan de Huizerstraatweg loopt. Dit effect wordt versterkt door de toenemende druk op het kruispunt Huizerstraatweg-Amersfoortsestraatweg. Dat sluipverkeer is onwenselijk en zorgt ook voor verkeersonveilige situaties, omdat vanaf de Huizerstraatweg de doorgaande fietsstrook moet worden gekruist om de ventweg te bereiken.
Al met al leidt het plan tot onaanvaardbare gevolgen voor de Huizerstraatweg voor wat betreft de verkeersafwikkeling en -veiligheid. De raad heeft het plan daarom niet mogen vaststellen, aldus Vereniging Mooi Naarden en anderen, Vereniging Vrienden van ’t Gooi en [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B].
24.1. De Afdeling zal eerst de feitelijke situatie van de Huizerstraatweg schetsen. Daarbij verwijst zij naar paragraaf 4.2 van het deskundigenverslag.
De Huizerstraatweg begint aan de westzijde bij de kruising met de Amersfoortsestraatweg en de Kapitein Meijerbrug die toegang biedt naar de Vesting Naarden. Aan de oostzijde gaat de Huizerstraatweg onder het viaduct van de autosnelweg A1 door. Het plangebied ligt tussen de kruising en het viaduct in. In het navolgende wordt met de benaming Huizerstraatweg dit deel van die weg bedoeld. [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] wonen aan dit deel van de Huizerstraatweg, aan de ventweg die evenwijdig loopt aan het westelijke gedeelte van de weg, evenals een deel van de natuurlijke personen die met Vereniging Mooi Naarden beroep heeft ingesteld tegen het plan.
De Huizerstraatweg ligt binnen de bebouwde kom en er geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. Het wegdek bestaat uit klinkerverharding en heeft een breedte tussen de 5,10 en 5,30 m. De rijbaan heeft geen verharde berm. Langs de weg staan aan weerszijden bomenrijen. Op de Huizerstraatweg geldt een parkeerverbod. De Huizerstraatweg heeft over de gehele lengte een vrijliggend fietspad voor beide richtingen.
24.2. Uit het verkeersonderzoek blijkt op basis van verkeerstellingen uit 2023 dat er in de bestaande situatie 3.721 mvt/etmaal op de Huizerstraatweg zijn. De totale verkeersgeneratie van het plan is ongeveer 3.200 mvt/etmaal voor een gemiddelde werkdag en ongeveer 2.895 mvt/etmaal voor een gemiddelde weekdag. Vanwege de voorziene knip ongeveer halverwege het plangebied is het uitgangspunt dat 50% van het planverkeer de zuidelijke ontsluiting gebruikt en 50% van het planverkeer de noordelijke ontsluitingen aan de Huizerstraatweg gebruiken. Het gaat dus om ongeveer 1.600 mvt/etmaal die gebruik zullen maken van de ontsluitingen aan de Huizerstraatweg. In het verkeersonderzoek staat dat vanwege de geografische ligging van het plan het meeste verkeer gebruik zal maken van de routes van en naar de Amersfoortsestraatweg. Bij de bepaling van de verkeerseffecten van het plan op de Huizerstraatweg is daarom uitgegaan van maximaal 100% plangebonden verkeer in westelijke richting, dus in de richting van de Amersfoortsestraatweg, en maximaal 50% plangebonden verkeer in oostelijke richting. Daarmee is op (het westelijke deel van) de Huizerstraatweg uitgegaan van een toename van 1.600 mvt/etmaal als gevolg van het plan. Rekening houdend met de autonome ontwikkeling, is berekend dat in de plansituatie (in 2033) 5.753 mvt/etmaal op de Huizerstraatweg wordt verwacht. Op basis van het gemeentelijke verkeersmodel is de prognose (in 2030) wat hoger, namelijk 6.300 mvt/etmaal. In het verkeersonderzoek staat dat de Huizerstraatweg kan worden getypeerd als gebiedsontsluitingsweg en dat, gelet op de capaciteit van 8.000 tot 10.000 mvt/etmaal, de weg de toename van de verkeersbewegingen goed kan verwerken.
24.3. Op de zitting is met partijen vastgesteld dat geen verschil van inzicht bestaat over de verkeersbewegingen die het plan genereert.
24.4. Op basis van onder meer de bevindingen van de STAB komt de Afdeling tot het volgende oordeel.
24.5. De STAB constateert dat de Huizerstraatweg de functie van een gebiedsontsluitingsweg heeft vanwege de stroomfunctie voor het doorgaande verkeer tussen Naarden en Huizen. De Huizerstraatweg heeft echter ook de functie van erftoegangsweg, omdat aangelegen woningen en bedrijven op de weg worden ontsloten. Zodoende is de Huizerstraatweg als een ‘grijze weg’ te karakteriseren, omdat geen van beide functies geheel passend is. Ook de inrichting van de weg maakt dat die niet als gebiedsontsluitingsweg volgens de aanbevelingen van CROW is aan te merken, in het bijzonder vanwege de breedte van de weg en de klinkerverharding. Maar de STAB merkt ook op dat CROW geen algemene richtlijnen (meer) voor de capaciteit van bepaalde wegtypen hanteert, omdat de capaciteit sterk situatieafhankelijk is. Dat de Huizerstraatweg niet (uitsluitend) als gebiedsontsluitingsweg is te typeren, leidt er daarom volgens de Afdeling nog niet toe dat de wegcapaciteit in het verkeersonderzoek is overschat.
De STAB schrijft over de reële wegcapaciteit dat deze wordt beïnvloed door het type verkeer dat de weg gebruikt, de aanwezigheid van kruisingen en de afstand daartussen, het aantal ontsluitingen op de weg en de inrichting van de weg. Als ruwe indicatie voor de capaciteit voor gebiedsontsluitingswegen wordt 4.000-15.000 mvt/etmaal (kruispunt afstand 2-3 km) gehanteerd en voor erftoegangswegen 4.000-6.000 mvt/etmaal (kruispuntafstand 1-2 km). Op basis van de huidige inrichting van de Huizerstraatweg acht de STAB de ingeschatte capaciteit van 8.000 tot 10.000 mvt/etmaal aan de forse kant. Maar de STAB komt ook tot de conclusie dat, gelet op de aanwezigheid van een vrijliggend fietspad, één voorrangskruising en het beperkt aantal ontsluitingen op de weg, het geprognosticeerde aantal van 6.300 mvt/etmaal niet problematisch is voor de verkeersafwikkeling op de Huizerstraatweg. Deze inschatting van de STAB komt de Afdeling niet onrealistisch voor. Daarbij acht de Afdeling ook van belang dat, blijkens het verkeersonderzoek en zoals de raad ook op de zitting heeft bevestigd, is uitgegaan van een worst case scenario waarin al het plangebonden verkeer vanaf de noordelijke ontsluiting in westelijke richting de Huizerstraatweg op zal gaan. De verwijzing van appellanten naar het memo van RHDHV leidt niet tot het oordeel dat de Huizerstraatweg de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan niet aan kan, alleen al omdat het plan op de Huizerstraatweg niet leidt tot een toename met het in het memo genoemde aantal van 3.250 mvt/etmaal.
24.6. De Afdeling ziet verder in de door appellanten genoemde omstandigheden, zoals het passeren van vrachtverkeer, het (fout)parkeren in de berm vanwege de sportvelden en de vrees voor een toename van sluipverkeer, geen reden dat de verkeersafwikkeling en -veiligheid op de Huizerstraatweg onaanvaardbaar zal verslechteren. De raad heeft erop gewezen dat uit het verkeersonderzoek blijkt dat met het plan het aantal vrachtverkeerbewegingen met 8 per etmaal toeneemt. Zoals ook op de zitting met partijen is vastgesteld, kunnen vrachtwagens elkaar, vanwege de breedte van de weg en de bestaande bomen, uitsluitend stapvoets passeren. De STAB constateert evenwel dat mogelijke conflictsituaties door elkaar tegemoetkomend vrachtverkeer als gevolg van het plan zeer beperkt zijn vanwege de toename van 8 verkeersbewegingen. Verder acht de STAB een beduidende toename van het parkeren in de berm ten behoeve van de sportvoorzieningen als gevolg van voorliggend plan niet aannemelijk, gezien de afstand van 0,3 tot 1 km tot de nieuwe woningen. Bovendien geldt daarvoor een parkeerverbod. Uit de visuele weergave blijkt verder dat de wachtrij in de (maatgevende) avondspits bij planrealisering in enige mate langer wordt, maar de STAB kan, gelet op de visueel weergegeven wachtrijen, de conclusie in het verkeersonderzoek volgen dat dit geen knelpunt oplevert. Het risico van een sterke toename van sluipverkeer over de ventweg vanwege het voorkomen van de wachtrij bij de kruising met de Amersfoortsestraatweg acht de STAB dan ook klein. De Afdeling ziet in wat is aangevoerd geen aanleiding het deskundigenverslag op deze punten niet te volgen.
24.7. Alles bijeengenomen komt de Afdeling op basis van het voorgaande tot de conclusie dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de verkeerssituatie op de Huizerstraatweg vanwege het plan onaanvaardbaar zal verslechteren. Wat appellanten hierover hebben aangevoerd leidt dus niet tot het oordeel dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen.
De betogen slagen niet.
24.8. Voor zover appellanten er in dit kader ook op hebben gewezen dat de gemeente niet de benodigde verkeersmaatregelen op de Huizerstraatweg wil nemen, zoals het instellen van een maximale snelheid van 30 km/u, overweegt de Afdeling dat, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet is gebleken dat dergelijke maatregelen benodigd zijn. Bovendien hebben zulke maatregelen betrekking op de uitvoering van het plan en uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
Ontsluiting langzaam verkeer Schubertlaan
25. Naast de hoofdontsluitingen van het plangebied aan de Huizerstraatweg en de Oud Blaricummerweg, zijn ook ontsluitingen voor langzaam verkeer voorzien. Die langzaam verkeersontsluitingen komen aan de westzijde van het plangebied uit in het Componistenkwartier. Tussen het plangebied en het Componistenkwartier loopt een watergang. De bedoeling is dat op drie plekken bruggen voor langzaam verkeer worden gerealiseerd. De meest noordelijke verbinding komt uit op de Schubertlaan, de middenverbinding op de Dr. Anthon van der Horstlaan en de meest zuidelijke verbinding op de Beethovenlaan. In de navolgende overwegingen gaat het uitsluitend om de meest noordelijke verbinding aan de Schubertlaan. Die verbinding is gedeeltelijk opgenomen in het voorliggende plan en heeft een waterbestemming met daarop de functieaanduiding "specifieke vorm van water - brug langzaam verkeer". Op het andere deel van de gronden geldt het bestemmingsplan "Stedelijk gebied". Op basis van dat plan hebben de gronden de bestemming "Water" en de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied".
26. [appellante sub 2] en [appellant sub 3] wonen in het Componistenkwartier aan de Schubertlaan. [appellante sub 2] woont direct naast de watergang waar de brug voor de ontsluiting is voorzien, [appellant sub 3] woont naast [appellante sub 2]. De voorziene langzaam verkeersontsluiting loopt voor hun woningen langs. [appellante sub 2] en [appellant sub 3] zijn het er niet mee eens dat met het plan een ontsluiting voor langzaam verkeer langs hun woningen is voorzien. [appellant sub 3] heeft zijn betoog hierover onderbouwd met een contra-expertise van Circum Verkeersadvies van juli 2024.
Noodzaak en alternatief
27. [appellante sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de noodzaak voor een derde ontsluiting voor langzaam verkeer vanuit het plangebied ontbreekt. Het plan voorziet namelijk al in twee andere ontsluitingen voor langzaam verkeer vanuit de nieuwe wijk in de Componistenwijk. Het schrappen van de derde verbinding zal niet veel uitmaken, omdat de eerstvolgende verbinding aan de Dr. Anthon van der Horstlaan slechts ongeveer 175 m zuidelijker ligt. Bovendien kan ook gebruik worden gemaakt van de ontsluitingen aan de Huizerstraatweg en het daaraan gelegen fietspad. De impact van de twee andere langzaam verkeersontsluitingen is ook veel minder, omdat die ontsluitingen verder van bestaande woningen liggen. Dit terwijl de derde ontsluiting direct aan de voorzijde van hun woningen is voorzien. Initieel was die ontsluiting daar niet voorzien, zoals blijkt uit het SPvE. Daarin was nog opgenomen dat een derde ontsluiting voor langzaam verkeer aan de achterzijde van de sportvelden was voorzien, met aansluiting op de Beethovenlaan. Waarom van die locatie is afgezien, is niet deugdelijk gemotiveerd. De impact van de langzaam verkeersverbinding (voor omwonenden) op die plek is veel minder. Daar komt bij dat de gronden waarover de langzaam verkeersverbinding is voorzien weliswaar in eigendom zijn van de gemeente, maar [appellante sub 2] en [appellant sub 3] de gronden al jarenlang in bruikleen hebben. Volgens [appellante sub 2] en [appellant sub 3] is de locatie achter hun woningen bij de sportvelden, als een derde ontsluiting al nodig is, een beter alternatief voor de ontsluiting dan recht voor hun woningen.
27.1. De raad heeft in het verweerschrift, onder verwijzing naar de zienswijzennota, toegelicht dat hij drie verbindingen voor langzaam verkeer vanuit het plangebied nodig acht. De raad wijst erop dat het gemeentelijk beleid, namelijk de Mobiliteits- en Parkeervisie Gooise Meren 2040, lopen en fietsen voorop stelt. De drie geprojecteerde verbindingen voor langzaam verkeer geven invulling aan die visie. Met de drie verbindingen door het Componistenkwartier worden routes naar voorzieningen, zoals scholen en winkels, met de fiets of lopend vanuit de nieuwe wijk aanzienlijk korter. De drie verbindingen voor langzaam verkeer zijn evenredig verdeeld over het plangebied om zo de afstanden tussen de nieuwe woningen en de drie verbindingen zo kort mogelijk te houden. Zou alleen worden voorzien in de twee zuidelijker gelegen langzaam verkeersverbindingen, dan zullen bewoners in het noordelijke gedeelte van het plangebied naar verwachting meer gebruikmaken van de hoofdontsluitingen aan de Huizerstraatweg. Dat vindt de raad niet wenselijk, ook omdat die ontsluitingen in hoofdzaak bedoeld zijn voor gemotoriseerd verkeer. Het is juist dat in het stadium van de planvorming de derde ontsluiting nog was bedacht achter de woningen van [appellante sub 2] en [appellant sub 3], dus langs de rugbyvelden en uitkomend op de Beethovenlaan. Bij de uitwerking van het ontwerpplan bleek echter dat een ontsluiting op die locatie niet is in te passen vanwege de ligging van de sloot, de bomenrij en het rugbyveld. Dat maakte een verschuiving van de ontsluiting noodzakelijk. Vanwege de beschikbare ruimte bij de woningen aan de Schubertlaan en omdat de grond eigendom is van de gemeente, is de locatie aan de Schubertlaan gekozen, aldus de raad.
27.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad toereikend gemotiveerd waarom hij, onder meer vanwege het gemeentelijk beleid, een derde ontsluiting voor langzaam verkeer ter hoogte van de Schubertlaan noodzakelijk acht. De raad heeft ook de door [appellante sub 2] en [appellant sub 3] aangedragen alternatieve ontsluiting achter hun woningen langs de rugbyvelden voldoende afgewogen en inzichtelijk gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen. Over dat alternatief heeft de raad op de zitting aanvullend toegelicht dat de rugbyvelden al aan de kleine kant zijn, omdat de velden in het verleden al diverse malen zijn opgeschoven vanwege omliggende ruimtelijke ontwikkelingen. De bomenrij die langs het rugbyveld ligt kan niet behouden blijven als op die locatie een langzaam verkeersverbinding wordt gerealiseerd, terwijl behoud van die bomenrij juist nodig is. De bomen voorkomen namelijk dat de lichten van de sportvelden direct in de woningen en achtertuinen van de woningen aan de Schubertlaan, dus onder andere die van [appellante sub 2] en [appellant sub 3], schijnen, aldus de raad. In de omstandigheid dat [appellante sub 2] en [appellant sub 3] op grond van een daartoe met de gemeente gesloten overeenkomst in de afgelopen jaren het gebruiksrecht hadden van de gronden voor hun woningen waarop de verbinding is voorzien, heeft de raad geen reden hoeven zien om af te zien van een verbinding op die locatie. Daarvoor vindt de Afdeling van belang dat, zoals ook op de zitting met partijen is vastgesteld, de gronden in eigendom zijn van de gemeente en de raad onweersproken heeft uitgelegd dat [appellante sub 2] en [appellant sub 3] er ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van op de hoogte waren dat de duur van de overeenkomst, en daarmee hun gebruiksrecht, eindig was met het oog op de ontwikkeling van de BORgronden.
De betogen slagen in zoverre niet.
Verkeersveiligheid
28. [appellante sub 2] en [appellant sub 3] menen verder dat de voorziene verbinding zorgt voor verkeersonveilige situaties, onder meer vanwege de zeer korte afstand tussen hun woning en de verbinding. Bij hun woningen is een oprit gelegen die zij gebruiken voor het parkeren van hun auto. Het in- en uitrijden van de oprit leidt na realisering van de verbinding tot gevaarlijke verkeerssituaties. Datzelfde geldt voor de haakse parkeervakken in de Schubertlaan waar de verbinding op uitkomt. De situatie wordt nog gevaarlijker als de brug een behoorlijke hellingshoek zal hebben, waardoor de langzame verkeersdeelnemers met snelheid de Schubertlaan zullen bereiken. Juist ook vanwege de toename van e-bikes, fatbikes en scooters/brommers, is het de vraag hoe verkeersveilig de verbinding is. Bovendien is huidige situatie ook niet geschikt voor een verkeersverbinding, omdat er klinkers liggen en er geen trottoir aanwezig is. [appellant sub 3] verwijst daarbij concreet naar de door hem overgelegde contra-expertise, waarin is geconstateerd dat vanwege de verkeersverbinding in potentie een verkeersonveilige situatie kan worden gecreëerd voor passanten, bewoners en bezoekers. Verder is de verwachting van de raad volgens hen dat ongeveer 50% van het langzame verkeer uit de nieuwe wijk gebruik zal maken van deze derde ontsluiting, en de andere 50% gebruik zal maken van de andere twee ontsluitingen. Daarmee wordt de derde ontsluiting dus zwaarder belast, terwijl juist de andere verbindingen geschikter zijn en minder impact hebben op de omgeving. De raad heeft gelet op al deze omstandigheden ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de verkeersgevolgen van de verbinding en van de verbinding geen specifiek ontwerp opgenomen in het plan. Ook Vereniging Mooi Naarden en anderen wijzen erop dat dit onderzoek ontbreekt.
28.1. De STAB heeft de gevolgen van de langzaam verkeersverbinding voor de verkeersveiligheid beoordeeld naar aanleiding van wat [appellante sub 2] en [appellant sub 3] daarover hebben aangevoerd. Met de STAB stelt de Afdeling vast dat aan het plan geen onderzoek ten grondslag ligt naar de verkeersveiligheid van de langzaam verkeersverbinding. In het verkeersonderzoek zijn de gevolgen voor de langzaam verkeersverbinding voor de verkeersveiligheid niet besproken. De raad is daar in het kader van het deskundigenverslag en in reactie op de door [appellant sub 3] overgelegde contra-expertise nader op ingegaan. Op basis van die nadere toelichting van de raad en gelet op de bevindingen van de STAB, komt de Afdeling tot het oordeel dat vanwege de langzaam verkeersverbinding aan de Schubertlaan geen verkeersonveilige situatie valt te verwachten. Daarvoor is het volgende van belang.
De raad heeft berekend dat het totaal aantal te verwachten fietsritten vanuit het plangebied 678 per etmaal is. Op de zitting is gebleken dat [appellante sub 2] en [appellant sub 3] dat aantal niet onaannemelijk vinden. De fietsritten zullen, zoals de STAB ook opmerkt, verspreid over de zes ontsluitingen plaatsvinden (de drie hoofdontsluitingen aan de Huizerstraatweg en Oud Blaricummerweg, en de drie ontsluitingen voor langzaam verkeer). Anders dan [appellante sub 2] en [appellant sub 3] menen, valt niet te verwachten dat 50% van het langzame verkeer gebruik zal maken van de verbinding langs hun woningen. Het uitgangspunt van 50% heeft betrekking op gemotoriseerd verkeer dat van de noordelijke en zuidelijke auto-ontsluiting gebruik zal maken. Maar ook al zou 50% van het langzaam verkeer gebruik maken van de Schubertlaan-verbinding, dan nog bestaat niet de verwachting dat dit leidt tot een verkeersonveilige situatie. Daarvoor is van belang dat in het deskundigenverslag is vastgesteld dat voor een langzaam verkeersverbinding (een fietspad) met tweerichtingsverkeer CROW een ontwerpbreedte van 2,5 - 3 m adviseert, bij 50 tot 150 fietsers per uur. De STAB constateert dat gelet op de breedte van de gronden die in eigendom zijn bij de gemeente - zo’n 7,8 m - en op de te verwachte intensiteit van zowel het langzaam verkeer als het gemotoriseerde verkeer van aanwonenden, er meer dan voldoende ruimte is om een fietspad en een overzichtelijke verkeerssituatie te realiseren. De raad heeft daarbij benadrukt dat de huidige inrichting van de gronden met klinkers zal worden aangepast, bijvoorbeeld naar een fietspad met trottoir(s) en eventuele groenstroken. Het is niet uitgesloten dat de brug ten behoeve van de verbinding een zekere hellingshoek zal krijgen, maar het is beoogd als langzaam verkeersverbinding en in dat geval gelden normen voor hellingshoeken, zo heeft de raad op de zitting toegelicht. Het precieze ontwerp zal in de verdere uitwerking van het plan vorm krijgen, waarbij volgens de raad ook een verkeersbesluit nodig zal zijn waartegen zelfstandige rechtsbeschermingsmiddelen openstaan. Dat komt de Afdeling niet onjuist voor. Voor wat betreft de verdere verkeersafwikkeling van het langzaam verkeer merkt de STAB op dat het Componistenkwartier (waar de Schubertlaan onderdeel van uitmaakt) een 30 km/u regime heeft en dat de huidige wegstructuur breed is opgezet met voldoende ruimte voor de verkeersafwikkeling. De Afdeling ziet in wat [appellante sub 2] en [appellant sub 3], onder verwijzing naar de contra-expertise van Circum, hebben aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten om de STAB niet in zijn bevindingen in te volgen.
De betogen slagen ook in zoverre niet.
Gevolgen woon- en leefklimaat
29. [appellante sub 2] en [appellant sub 3] vrezen verder voor een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van de langzaam verkeersverbinding. [appellante sub 2] is met name bang voor aantasting van zijn uitzicht en privacy. De voorziene langzaam verkeersverbinding grenst namelijk direct aan de voorzijde van zijn perceel. Vanaf de verbinding, en in het bijzonder vanaf de brug die over het water gaat en het plangebied verbindt met de Schubertlaan, is inkijk in zijn woning en tuin mogelijk. [appellant sub 3] vreest vooral voor hinder in de vorm van geluidoverlast, omdat ook scooters/brommers gebruik zullen maken van de verbinding. [appellante sub 2] en [appellant sub 3] wijzen er hierbij op dat geen ontwerp van de voorziene verbinding in het plan is opgenomen, zodat zij niet precies weten wat de impact zal zijn op hun woon- en leefklimaat. De raad heeft het plan volgens hen niet kunnen vaststellen zonder hier verder onderzoek naar te doen.
29.1. De raad erkent dat de voorziene verkeersverbinding voor [appellante sub 2] en [appellant sub 3] als directe omwonenden hinder kan veroorzaken, zodat hun woon- en leefklimaat in zekere mate wordt aangetast. Maar de raad vindt die aantasting niet onacceptabel gezien de verkeersintensiteiten en de belangen die gediend zijn met het realiseren van de verkeersverbinding. Daarbij wijst de raad erop dat op grond van het bestemmingsplan "Stedelijk gebied", dat gedeeltelijk geldt voor de gronden van de langzaam verkeersverbinding, al een dergelijke verbinding met een brug was toegestaan. Bij de verdere vormgeving van de verbinding zal niet alleen vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, maar ook vanuit het aspect privacy zoveel mogelijk rekening worden gehouden met zichtlijnen. De raad benadrukt dat de verbinding wordt gerealiseerd op gronden in eigendom bij de gemeente en niet op de gronden van appellanten.
29.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de langzaam verkeersverbinding niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellante sub 2] en [appellant sub 3]. De Afdeling volgt daarmee ook de bevindingen uit het deskundigenverslag. De STAB merkt op dat de langzaam verkeersverbinding is gepland op gronden die aansluiten aan de zuidzijde van het perceel van [appellante sub 2]. De woning en de tuin van [appellante sub 2] zijn op het oosten georiënteerd. De STAB constateert dat de woonkamer en de tuin, in de huidige situatie afgeschermd zijn voor inkijk vanaf de gronden van het plangebied. De bestaande afscherming kan zo nodig verplaatst worden. De STAB meent dat met een dergelijke afscherming beperkt zicht zal zijn vanaf de beoogde langzaam verkeersverbinding op het perceel van [appellant sub 3]. Over de geluidbelasting vanwege de verkeersverbinding merkt de STAB op dat vanwege de verwachte intensiteit en het type verkeer zich incidenteel situaties zullen voordoen waarbij geluid wordt geproduceerd, maar dat dit niet zal leiden tot een hogere geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 3].
Ook in zoverre slagen de betogen niet.
Parkeren
30. [appellante sub 2] stelt zich op het standpunt dat parkeeroverlast valt te verwachten na de verwezenlijking van het plan. Hij voert daarover aan dat het plangebied autoluw wordt en maar een beperkt aantal openbare parkeerplekken kent. De snelweg, scholen en de winkels aan de Amersfoortsestraatweg zijn via de Schubertlaan beter en sneller te bereiken dan via het plangebied. Toekomstige bewoners zullen dus gebruik gaan maken van de parkeerplaatsen in en rond de Schubertlaan en vervolgens via de verbinding voor langzaam verkeer naar hun woning lopen. De raad heeft niet onderkend dat het plan tot onaanvaardbare parkeeroverlast zal leiden.
30.1. In artikel 11.1, onder a, van de planregels is geregeld dat een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, niet mag worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Onder b van dat artikel is geregeld dat bij een aanvraag om omgevingsvergunning moet worden beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het parkeerbeleid van de gemeente Gooise Meren.
De raad stelt zich onder verwijzing naar het verkeersonderzoek op het standpunt dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien voor de planontwikkeling. In het verkeersonderzoek is op basis van de gemeentelijke parkeernormen berekend dat het plan een totale parkeerbehoefte van afgerond 663 parkeerplaatsen heeft. Met de realisatie van de in het plan opgenomen parkeergelegenheid wordt voorzien in een (theoretisch) totaal aantal van afgerond 843 parkeerplaatsen, zo volgt uit het verkeersonderzoek.
[appellante sub 2] heeft de berekende parkeerbehoefte van het plan niet bestreden en evenmin heeft hij de constatering in het verkeersonderzoek bestreden dat in die parkeerbehoefte kan worden voorzien. De enkele omstandigheid dat vanaf het plangebied bepaalde voorzieningen beter te bereiken zijn via de (langzaam verkeersontsluiting aan de) Schubertlaan, wat daar ook van zij, is onvoldoende voor de verwachting dat de nieuwe bewoners daarom gebruik zullen maken van parkeergelegenheid in het Componistenkwartier. De Afdeling volgt daarom de raad in zijn standpunt dat geen parkeeroverlast in het Componistenkwartier te verwachten valt.
Het betoog slaagt niet.
Aantasting cultuurhistorische waarden
31. [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B], [appellant sub 1 en anderen en Vereniging Vrienden van ’t Gooi vrezen dat het plan leidt tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden in en rondom het plangebied. Zij voeren daarover het volgende aan.
De vesting van Naarden, inclusief de Huizerstraatweg, is onderdeel van het rijksbeschermd stadsgezicht. Het plangebied ligt bovendien binnen het Unesco werelderfgoed Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ook maken de Huizerstraatweg en daaraan grenzende delen onderdeel uit van het overgebleven deel van de schootsvelden rondom de vesting Naarden. De herkenbaarheid daarvan wordt als gevolg van het plan minder. [appellant sub 1 en anderen wijzen er daarbij op dat ook uit provinciale documenten, zoals de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie, blijkt dat de bijzondere samenhang van de vesting Naarden met het omliggende landschap moet worden versterkt. De schootsvelden zijn onlosmakelijk met de vesting verbonden en daarom is van belang dat deze behouden blijven. Daarbij benadrukken zij ook dat de raad niet heeft onderkend dat het plangebied en de schootsvelden geen bestaand stedelijk gebied is.
Appellanten wijzen er verder op dat de Huizerstraatweg cultuurhistorisch relevant en beschermenswaardig is. Het is een van de oudste straatwegen van de gemeente met een sterk beeldbepalende en cultuurhistorische waarde, herkenbaar aan de klinkerbestrating, twee groenstroken en bomen aan weerszijden. Door het plan is de kans groot dat de weg het beeldbepalende karakter verliest, bijvoorbeeld door verbreding, bomenkap en asfaltering. De gemeente is er bij uitstek verantwoordelijk voor om het beeldbepalende karakter te behouden en beschermde cultuurhistorische waarden te verbeteren. Dat volgt volgens [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] ook uit artikel 7 van de Overeenkomst inzake het behoud van het architectonisch erfgoed van Europa (Trb. 1985, 163; hierna: het Verdrag van Granada). Met het plan wordt niet voldaan aan die verantwoordingsplicht en wordt het onverantwoorde risico aanvaard dat de Huizerstraatweg en de omliggende gronden worden aangetast. De raad heeft zich dus niet op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de cultuurhistorische waarden.
31.1. In paragraaf 4.9.2 van de plantoelichting is aandacht besteed aan de cultuurhistorische waarden in (de omgeving van) het plangebied. Daarin staat onder meer dat het plangebied ligt binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In het verweerschrift heeft de raad, onder verwijzing naar de zienswijzennota, zijn standpunt over de cultuurhistorische waarden verder onderbouwd. Daaruit volgt dat rondom Naarden-Vesting schootsvelden aanwezig zijn. De raad wijst erop dat de schootsvelden onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan "Vesting" waarin zij de status van beschermd stadsgezicht hebben. De gronden in het plangebied behoren echter niet tot de schootsvelden of andere cultuurhistorische waarden die een relatie hebben met de Nieuwe Hollandse Waterlinie of Naarden-Vesting, ook gelet op de afstand van 550 m tussen het plangebied en de vesting.
De raad schrijft verder in het verweerschrift dat nabij het plangebied inderdaad een beschermd stadsgezicht aanwezig is. De Huizerstraatweg is onderdeel van dat beschermd stadsgezicht. Maar het plangebied omvat niet de Huizerstraatweg. De vrees van appellanten dat de door hen genoemde aanpassingen aan de Huizerstraatweg benodigd zijn, is volgens de raad ongegrond. De maatregelen die de raad voor ogen heeft om de verkeersafwikkeling en -veiligheid op de Huizerstraatweg te bevorderen, zoals het aanleggen van verkeersdrempels en het verlagen van de maximumsnelheid naar 30 km/u, tasten volgens de raad het cultuurhistorische karakter van de weg niet aan.
31.2. In het deskundigenverslag staat dat Naarden-Vesting en de omliggende schootsvelden zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht. Dat is planologisch verankerd met het bestemmingsplan "Vesting". Op afbeelding 5.1 van het deskundigenverslag is de ligging van het beschermd stadsgezicht weergegeven. Daarop is te zien dat Naarden-Vesting en direct daaraan grenzende gronden, evenals een deel van de Huizerstraatweg, binnen de contour van het beschermd stadsgezicht vallen. Het plangebied valt daarbuiten. Naar het oordeel van de Afdeling hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt het plangebied onderdeel uitmaakt van de schootsvelden. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat met het plan de schootsvelden worden aangetast, ook omdat bij nabijgelegen schootsvelden al bebouwing aanwezig is. Voor de Huizerstraatweg geldt dat ook deze buiten het plangebied ligt. De Afdeling ziet, met de STAB, geen reden om te twijfelen aan de toelichting van de raad dat als gevolg van het plan geen maatregelen benodigd zijn die het historische karakter van de weg aantasten, gelet ook op wat hiervoor vanaf onder 22 is overwogen over de verkeersafwikkeling en -veiligheid van de Huizerstraatweg. Op welke wijze de ontwikkeling van de BORgronden het beschermd stadsgezicht aantast, anders dan de door appellanten gestelde aantasting van de schootsvelden en de Huizerstraatweg, is niet onderbouwd.
Over het door [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] ingeroepen Verdrag van Granada overweegt de Afdeling dat toetsing aan een artikel van een verdrag alleen kan plaatsvinden als dit artikel rechtstreekse werking heeft. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4039, en 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1615, richt artikel 7 van het Verdrag van Granada zich tot de lidstaten en bevat het, gelet op de formulering, geen norm die door de rechter rechtstreeks als toetsingsmaatstaf voor besluiten toepasbaar is, aangezien deze bepaling niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Gelet op het voorgaande volgt de Afdeling de raad in zijn standpunt dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van cultuurhistorische waarden in het gebied. De betogen slagen niet.
31.3. Voor zover [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B] op dit punt hebben verwezen naar artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, overweegt de Afdeling dat op het voorliggende plan, zoals ook blijkt uit wat hiervoor onder 1 is overwogen, niet de Omgevingswet en de daarbij behorende regelgeving van toepassing is. De stelling dat de raad geen rekening heeft gehouden met voornoemde bepaling kan er daarom niet toe leiden dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen.
Geurbelasting Givaudan
32. Vereniging Mooi Naarden en anderen, en [appellant sub 1 en anderen betogen dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van Givaudan, een producent van geur- en smaakstoffen, op korte afstand van het plangebied. Vereniging Mooi Naarden en anderen verwijzen daarbij naar de revisievergunning van 2023 van Givaudan. Zij hebben daarbij toegelicht dat daarin een geurcontour is opgenomen en dat het plangebied (gedeeltelijk) binnen de geurcontour van 0,5 ouE/m3 ligt. Uit de provinciale beleidsregel volgt dat 0,5 ouE/m3 de grenswaarde is voor gevoelige objecten. In dat gedeelte van het plangebied is woningbouw dus niet zonder meer toegestaan. Zou moeten worden uitgegaan van de milieuvergunning van 2005, dan valt het plangebied binnen de geurcontour van 3,5 ouE/m3 en is gelet op de beleidsregel woningbouw helemaal niet toegestaan in het gebied. De raad heeft er zich hoe dan ook niet van vergewist dat in het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zodat hij het plan niet heeft mogen vaststellen.
32.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de aanwezigheid van Givaudan er niet toe leidt dat in het plangebied geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij heeft de raad verwezen naar paragraaf 4.6 van de plantoelichting. In die paragraaf is bezien of de voorziene woningen in het plangebied verenigbaar zijn met in de omgeving voorkomende bedrijven. Voor die beoordeling heeft de raad gebruik gemaakt van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). In de plantoelichting staat dat Givaudan een bedrijf in milieucategorie 4.1 is, waarvoor in gemengd gebied een richtafstand van 100 m geldt. De afstand tot het plangebied bedraagt ongeveer 125 m, zodat aan de richtafstand wordt voldaan. Op basis daarvan constateert de raad dat in het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In reactie op het betoog van Vereniging Mooi Naarden en anderen, en [appellant sub 1 en anderen heeft de raad toegelicht dat de oude milieuvergunning van 2005 geen geurcontour bevatte. In de revisievergunning van 2023 is wel een geurcirkel opgenomen, maar daarin valt een gedeelte van het plangebied in de niet relevante lichtere contour van 0,5 ouE/m3. Hoewel de provinciale beleidsregel waar appellanten aan refereren niet het toetsingskader vormt bij bestemmingsplannen en de raad die beleidsregel dus niet heeft toegepast, heeft de raad toegelicht dat 0,5 ouE/m3 voor geurgevoelige objecten in het geval van bestaande milieubelastende activiteiten een richtwaarde is en in het geval van nieuwe milieubelastende activiteiten een grenswaarde. Omdat het gaat om een bestaande milieubelastende activiteit, is de geurcirkel volgens de raad geen reden om te concluderen dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
32.2. De Afdeling stelt voorop dat in het geval de raad toepassing geeft aan de VNG-brochure, de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan in beginsel geen verdere toetsing hoeft te verrichten als de relevante richtafstanden uit die brochure worden aangehouden. In beginsel kan de raad er dan van uitgaan dat een activiteit niet tot verdere overlast zal leiden. In dat geval is het aan Vereniging Mooi Naarden en anderen, en [appellant sub 1 en anderen om bijzondere omstandigheden naar voren te brengen op grond waarvan de raad niet kan volstaan met een verwijzing naar de relevante richtafstand. In wat Vereniging Mooi Naarden en anderen, en [appellant sub 1 en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling, gelet op de toelichting van de raad daarover, geen reden om tot het oordeel te komen dat de raad, onder verwijzing naar de VNG-brochure, zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied.
Het betoog slaagt niet.
32.3. Voor zover Vereniging Mooi Naarden en anderen in dit kader hebben betoogd dat de raad bij de voorbereiding van het plan verzuimd heeft om overleg te plegen met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, overweegt de Afdeling dat, gelet op het voorgaande, zij geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad daartoe verplicht was en het plan daarom onzorgvuldig heeft voorbereid. Ook dat betoog slaagt niet.
32.4. De raad heeft zich ook bij deze beroepsgrond op het standpunt gesteld dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan de vernietiging van het plan als gevolg van deze beroepsgrond. Omdat de beroepsgrond niet slaagt, laat de Afdeling in het midden of aan appellanten op dit punt het relativiteitsvereiste kan worden tegengeworpen.
Geluid
Geluidbelasting A1 en de nieuwe woonwijk
33. [appellant sub 1 en anderen betogen dat het plan in strijd met de Wet geluidhinder nieuwe woningen pal naast een snelweg mogelijk maakt. Zij hebben hun betoog uitgebreid onderbouwd onder verwijzing naar hun zienswijze.
33.1. Artikel 8:69a van de Awb luidt:
"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
33.2. [appellant sub 1 en anderen doen met hun betogen een beroep op normen die niet strekken tot bescherming van hun belangen. Die normen zijn namelijk in de eerste plaats geschreven ter behartiging van de belangen van de bewoners van de nieuwe woningen, om - in dit geval - een aanvaardbaar akoestisch klimaat te borgen. De stelling van [appellant sub 1 en anderen die zij op de zitting hebben ingenomen, namelijk dat zij ook worden geraakt door een slecht woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied omdat dat leidt tot verloedering van het gebied, leidt er - gelet op het beschermingsbereik van de ingeroepen normen - niet toe dat zij op die normen een beroep kunnen doen. [appellant sub 1 en anderen kunnen zich, gelet op artikel 8:69a van de Awb, niet op de door hen ingeroepen normen beroepen. Omdat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een vernietiging van het bestreden besluit vanwege deze beroepsgrond, behoeft deze geen inhoudelijke bespreking. Ter vergelijking wijst de Afdeling op haar overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, in het bijzonder onder 10.10-10.12. Geluidbelasting woningen [appellant sub 1 en anderen
34. [appellant sub 1 en anderen betogen dat het akoestisch klimaat ter plaatse van hun woningen aan de Huizerstraatweg zal verslechteren als gevolg van het plan. Het geluidsabsorberend vermogen wordt door het vellen van bomen en struiken vernietigd, terwijl dat geluidsabsorberend vermogen juist van belang is om de geluidbelasting vanaf met name de A1 te beperken. Bovendien leidt het plan tot een aanzienlijke toename van verkeer op de Huizerstraatweg. De raad heeft zich daarom niet op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van hun woningen na realisatie van het plan sprake zal zijn van een goed akoestisch woon- en leefklimaat.
34.1. De raad heeft toegelicht dat onderzoek is gedaan naar de geluidseffecten van het plan op de bestaande woningen aan de Huizerstraatweg. Het gaat dan om de geluidbelasting als gevolg van de toename van het verkeer op de Huizerstraatweg. Daarbij is ook de totale geluidbelasting, dus van verkeer op de Huizerstraatweg en van de A1, onderzocht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport van Alcedo van 16 november 2023, als bijlage 12 bij de plantoelichting gevoegd. Uit dat rapport volgt weliswaar dat sprake is van een toename van de totale geluidsbelasting op de woningen van [appellant sub 1 en anderen, maar vanwege de beperkte toename stelt de raad zich op het standpunt dat hij daarin geen reden heeft hoeven zien om het plan niet vast te stellen.
De Afdeling volgt de raad in zijn standpunt. In bijlage 2 van het rapport van Alcedo zijn de berekende geluidsbelastingen opgenomen. Daaruit blijkt dat ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1 en anderen sprake is van een toename van ongeveer 0,5 dB van de totale geluidbelasting in de situatie dat het plan is gerealiseerd. Het gaat dan dus om de geluidbelasting van wegverkeer op de Huizerstraatweg en van de A1. In het rapport staat dat een toename van de geluidsbelasting van 1 dB redelijkerwijs niet herkenbaar is. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van de geluidbelasting op de woningen van [appellant sub 1 en anderen.
Het betoog slaagt niet.
Aantasting woon- en leefklimaat
35. [appellant sub 1 en anderen betogen dat de raad niet heeft onderkend dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij voeren daarover aan dat ze op dit moment wonen in een landelijke, groene omgeving en daar bewust voor hebben gekozen. Daarbij is van belang dat het gebied geen bestaand stedelijk gebied is, maar open en vrijwel onbebouwd. Met de realisatie van het plan verandert dat. Hun percelen grenzen vrijwel direct aan de gronden van het plangebied. De afstand tussen de nieuwe woningen en hun percelen is erg klein. Direct aansluitend aan hun percelen begint dus de verstening. Door het plan verliezen ze al het groen rondom hun percelen en kijken ze straks pal achter hun woningen en tuinen uit op de nieuwe woningen. Daar komt bij dat het plan voor de nieuwe bebouwing die direct aan de oostzijde van hun percelen is voorzien een behoorlijke bouwhoogte van maximaal 16 m toestaat. Het gaat dan om gestapelde woningen waar het plan in voorziet. Juist vanuit die gestapelde woningen zal inkijk in hun tuinen en woningen mogelijk zijn. De raad had moeten inzien dat dit tot een vergaande aantasting van hun privacy en uitzicht leidt. Zeker nu het criterium van een ‘goede ruimtelijke ordening’ verder is ingekleurd met het ruimere criterium van een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’, had de raad moeten inzien dat hij het plan niet op deze manier had mogen vaststellen, aldus [appellant sub 1 en anderen.
35.1. De Afdeling stelt vast dat het plangebied grenst aan de achterzijde van de percelen van [appellant sub 1 en anderen. Voor [appellant sub 1 geldt dat het plangebied voor een gedeelte ook grenst aan de oostelijke zijde van zijn perceel. De gronden van het plangebied grenzend aan de percelen van appellanten hebben de bestemming "Woongebied". Ook hebben de gronden verschillende bouwaanduidingen.
35.2. De raad heeft naar aanleiding van deze beroepsgrond, onder andere vanwege de bevindingen van de STAB, het bestemmingsplan aangepast. In het begeleidend schrijven bij het herstelbesluit heeft de raad toegelicht dat op basis van de verbeelding de mogelijkheid bestaat dat een gevelopening wordt gerealiseerd binnen een afstand van 2 m van de erfgrens van appellanten, wat in strijd is met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek. Hoewel dat blijkens het stedenbouwkundig ontwerp niet de bedoeling is, biedt het plan daar wel ruimte voor. Het plan is daarom in die zin aangepast dat aan de achterzijde van de percelen van appellanten een smalle strook grond een verkeersbestemming heeft gekregen. Dat is bedoeld voor een overlooppad van 2 m breed. Ook aan de oostelijke zijde van het perceel van [appellant sub 1 hebben de gronden nu een verkeersbestemming (strook van ongeveer 10 m). Daarnaast hebben de gronden direct achter hun percelen niet meer de aanduiding "gestapeld", zodat op die gronden geen gestapelde woningen meer zijn toegestaan. De gronden ten oosten van hun woningen hebben nog wel de aanduiding "gestapeld". Ter plaatse zijn gestapelde woningen met een maximale bouwhoogte van 16 m en een minimale bouwhoogte van 15 m toegestaan.
35.3. [appellant sub 1 en anderen hebben in hun zienswijze op het herstelbesluit te kennen gegeven zich daarin niet te kunnen vinden. Volgens hen heeft de raad hun beroepsgrond ten onrechte beperkt tot het in overeenstemming brengen van het plan met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, maar heeft de raad alsnog geen deugdelijke afweging gemaakt van hun belangen. [appellant sub 1 en anderen wijzen erop dat de afstand tussen in elk geval het perceel van [appellant sub 1 en de gestapelde woningen die het plan mogelijk maakt, alsnog heel kort is. Uit het stedenbouwkundig ontwerp blijkt weliswaar dat de gestapelde woningen op een verdere afstand zijn voorzien, maar dat is planologisch niet zo geborgd. Het had op de weg van de raad gelegen om dat wel te doen. Dat geldt ook voor de andere voorziene woningen in hun plangebied direct achter hun percelen. Met een toegestane bouwhoogte van maximaal 11 m kunnen dat alsnog hoge woningen worden, terwijl uit het stedenbouwkundig ontwerp blijkt dat de gewenste bouwhoogte zo’n 8,5 m is. De raad had op z’n minst rekening moeten houden met hun belangen door in het plan een groenstrook rondom hun percelen op te nemen, zodat zij minder worden gehinderd door de nieuwe woningen.
35.4. De Afdeling overweegt dat de woon- en leefomgeving van [appellant sub 1 en anderen als gevolg van het plan ontegenzeggelijk zal veranderen. Met het plan wordt immers rondom hun woningen een nieuwe woonwijk mogelijk gemaakt, terwijl de gronden achter hun woningen in de bestaande situatie grotendeels onbebouwd zijn. Dat voor [appellant sub 1 en anderen sprake is van een aanzienlijke verandering, heeft de raad ook erkend. De Afdeling is echter van oordeel dat de raad de voorliggende wijziging van het gebied naar een woonwijk in de vorm van het plan heeft mogen vaststellen. Het plan dient namelijk het zwaarwegende belang van het mogelijk maken van woningen. Ook vindt de Afdeling relevant dat in de directe omgeving van de percelen van appellanten al een zekere mate van verstening en bedrijvigheid was toegestaan en feitelijk ook aanwezig was. Op grond van het voorgaande plan mochten de gronden van het plangebied aan de westzijde van de percelen van appellanten immers worden gebruikt voor een tuincentrum, en was dat gebruik feitelijk ook aanwezig, en de gronden achter de percelen van appellanten mochten voor agrarische bedrijvigheid worden gebruikt. Dat de raad de functie van het gebied met het plan heeft mogen wijzigen, betekent echter nog niet dat hij voldoende rekening heeft gehouden met het uitzicht en de privacy van [appellant sub 1 en anderen. Daarover overweegt de Afdeling als volgt, waarbij zij onderscheid maakt tussen het perceel van [appellant sub 1 en het perceel van [gemachtigde A].
35.5. Voor wat betreft het perceel van [gemachtigde A] geldt het volgende. Het plangebied grenst alleen aan de achterzijde van zijn perceel aan het plangebied. Ten oosten ligt de woning van [appellant sub 1. Hoewel het plan voor [gemachtigde A] zal leiden tot een aantasting van zijn privacy en uitzicht, heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat die aantasting aanvaardbaar is, gelet op de belangen die met het plan gediend zijn. De Afdeling weegt daarbij mee dat de gestapelde, hogere woningen niet (meer) zijn voorzien achter het perceel van [gemachtigde A]. De gestapelde woningen zijn namelijk aan de oostzijde van het plangebied voorzien, op een afstand van ongeveer 35 m tot de erfgrens en ongeveer 41 m tot de woning van [gemachtigde A]. Daartussen ligt de woning van [appellant sub 1. Achter het perceel van [gemachtigde A] zijn aaneengebouwde, twee-aaneen en vrijstaande woningen met een bouwhoogte van maximaal 11 m voorzien. Weliswaar is de afstand aan de achterzijde tussen de erfgrens van [gemachtigde A] en de bestemming "Woongebied" met 2 m relatief kort, maar de afstand tot de woning van [gemachtigde A] is ongeveer 20 m. Over de maximaal toegestane bouwhoogte van 11 m die voor de woningen rondom het perceel van [gemachtigde A] zijn toegestaan, overweegt de Afdeling dat die bouwhoogte niet ongebruikelijk is voor (nieuwe) grondgebonden woningen.
In zoverre slaagt het betoog niet.
35.6. Voor wat betreft het perceel van [appellant sub 1 geldt het volgende. Dat perceel grenst zowel aan de achterzijde als voor een gedeelte aan de oostelijke zijkant aan het plangebied. Aan de achterzijde is de situatie vergelijkbaar met die van [gemachtigde A], met dien verstande dat de afstand tussen de bestemming "Woongebied" en de woning van [appellant sub 1 ongeveer 30 m is. Anders in de situatie van [appellant sub 1 is dat de gestapelde woningen aan de oostzijde dichterbij zijn voorzien. Met partijen is op de zitting vastgesteld dat het plan mogelijk maakt dat binnen een afstand van 10 m tot de erfgrens en een afstand van ongeveer 22 m tot de woning van [appellant sub 1 gestapelde woningen kunnen worden gebouwd. Op de zitting is ook, onder meer op basis van het stedenbouwkundig plan, met partijen vastgesteld dat het niet de bedoeling is dat de gestapelde woningen op die afstanden worden gebouwd. Omdat ten tijde van de vaststelling van het herstelbesluit niet duidelijk was welke afstand tussen de gestapelde woningen en het perceel van [appellant sub 1 precies op basis van het stedenbouwkundig plan moet worden aangehouden, heeft de raad in het herstelbesluit gekozen voor flexibiliteit, aldus de raad. De raad acht de afstanden van 10 m en 22 m aanvaardbaar.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onder de hierna geschetste omstandigheden de afstand van 10 m tot de erfgrens en 22 m tot de woning van [appellant sub 1 voor de gestapelde woningen niet aanvaardbaar mogen achten. De toegestane bouwhoogte van de gestapelde woningen in combinatie met de relatief korte afstand tot het perceel van [appellant sub 1, en ook gelet op de bestaande onbebouwde situatie, maakt dat het plan een aanzienlijke impact heeft op het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1, in het bijzonder als het gaat om de privacy en het uitzicht. Daarbij weegt de Afdeling ook mee dat het, zoals op de zitting is gebleken, kennelijk niet de bedoeling is dat de gestapelde woningen ook daadwerkelijk op die afstanden worden gebouwd, zodat de door de raad (initieel) gewenste flexibiliteit ook niet nodig is. De raad heeft op de zitting gezegd dat inmiddels is berekend dat, op basis van het stedenbouwkundig plan, de afstand van de gestapelde woningen tot de achtergevel van de woning van [appellant sub 1 34 m is. Naar het oordeel van de Afdeling is die afstand niet onaanvaardbaar maar had het in dit geval op de weg van de raad gelegen om in ieder geval die afstand dan ook als zodanig te borgen. Nu dat niet is gedaan, is het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening vastgesteld.
Voor zover de raad op de zitting het standpunt heeft ingenomen dat de afstand van 34 m voldoende is geborgd in het plan in samenhang met het besluit hogere waarden, overweegt de Afdeling dat zij dat standpunt niet deelt. Op basis van het plan kan immers een omgevingsvergunning voor het bouwen van de gestapelde woningen worden aangevraagd en niet is gebleken op grond waarvan die omgevingsvergunning kan worden geweigerd als de woningen niet in overeenstemming met het besluit hogere waarden worden gebouwd.
Het betoog slaagt in zoverre.
35.7. Voor zover [appellant sub 1 en anderen in dit kader ook hebben betoogd dat het plan leidt tot waardevermindering van hun woningen, overweegt de Afdeling het volgende.
Voor [gemachtigde A] geldt, ook gelet op het voorgaande, dat het niet aannemelijk is dat een eventuele waardevermindering van zijn pand zo groot zal zijn, dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Voor een eventuele tegemoetkoming in planschade bestaat een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3767, onder 11.1). In zoverre slaagt het betoog niet. Voor [appellant sub 1 geldt dat, gelet op de hiervoor geconstateerde onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat, niet is uitgesloten dat het plan zoals dit is vastgesteld leidt tot een aanzienlijke waardevermindering van zijn perceel. De raad heeft deze omstandigheid onvoldoende betrokken in de belangenafweging bij de vaststelling van het plan. In zoverre slaagt het betoog.
Gelijkheidsbeginsel
36. [appellant sub 1 en anderen betogen dat het plan in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld. Anders dan met hun belangen is met de belangen van andere omwonenden, in het bijzonder van de inwoners van het Componistenkwartier, wel rekening gehouden. Zo worden de nieuwe woningen met hun achtertuinen aangesloten op de achtertuinen van de woningen in het Componistenkwartier, waar ook nog eens een bestaande watergang tussen ligt die wordt verbreed. Verder is aan de kant van het Componistenkwartier sprake van een lagere bebouwingsdichtheid in het plangebied en zijn daar vooral woningen uit het dure segment voorzien. De raad had het plan zo moeten vormgeven, dat de situatie ter plaatse van hun woningen niet verschilt van die in het Componistenkwartier, aldus [appellant sub 1 en anderen.
36.1. Anders dan [appellant sub 1 en anderen veronderstellen, ook gelet op wat zij op de zitting hierover hebben toegelicht, is de raad op grond van het gelijkheidsbeginsel niet gehouden om de ruimtelijke opzet van een planologische ontwikkeling zo te regelen, dat deze voor alle omwonenden hetzelfde uitpakt. Het is in de eerste plaats aan de raad om onder meer op basis van locatiespecifieke kenmerken te bepalen hoe hij een ontwikkeling ten opzichte van de bestaande omgeving vormgeeft. Dat ten opzichte van de woningen van [appellant sub 1 en anderen richting het Componistenkwartier sprake is van een lagere bebouwingsdichtheid en het de bedoeling is dat daar meer woningen uit het hogere segment worden gerealiseerd, betekent niet dat de raad daarmee in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt. Overigens regelt het plan in dit geval ook niet waar welk type woningen (in welk segment) zijn voorzien en hoe de woningen moeten worden gesitueerd.
Het betoog slaagt niet.
Schade bouwverkeer
37. Voor zover Vereniging Vrienden van ’t Gooi betoogt dat aan de Huizerstraatweg schade zal ontstaan door bouwverkeer in de fase van realisering van het plan, overweegt de Afdeling dat dit geen betrekking heeft op de in het plan gemaakte ruimtelijke keuze, maar op de uitvoering daarvan. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling maken uitvoeringsaspecten geen onderdeel uit van het besluitvormingsproces over de ruimtelijke keuze en hoeven zij daarom niet te worden betrokken bij de vaststelling van het plan. De Afdeling verwijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1036, onder 26.1. Uitvoeringsaspecten zijn bij de beoordeling van het besluit tot het vaststellen van het plan dan ook niet het onderwerp van toetsing door de Afdeling. Het betoog slaagt niet.
Inlassen zienswijze
38. Voor zover [appellant sub 1 en anderen verzoeken de inhoud van hun zienswijze als herhaald en ingelast in hun beroep te beschouwen, overweegt de Afdeling dat, zoals ook blijkt uit wat hiervoor onder 13.1 is overwogen, in de zienswijzennota is ingegaan op die zienswijze. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1 en anderen daarover hebben aangevoerd geen reden dat de weerlegging van de zienswijze onjuist of onvolledig zou zijn.
Conclusie
Tussenuitspraak
39. Naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 1 en anderen, specifiek de beroepsgrond over aantasting van het woon- en leefklimaat, heeft de Afdeling onder 35.6 en 35.7 een gebrek in het herstelbesluit vastgesteld. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb op te dragen om het geconstateerde gebrek in het besluit binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak te herstellen.
40. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast. Een dergelijk besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en medegedeeld.
41. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, blijft op een gewijzigd of nieuw besluit het recht, zoals dat gold onmiddellijk vóór 1 januari 2024, van toepassing. 42. Deze uitspraak is voor [appellant sub 1 en anderen een tussenuitspraak, wat betekent dat hun procedure bij de Afdeling nog voortduurt. In de einduitspraak zal voor hen worden beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht. Ook zal in die uitspraak worden bezien of zij nog belang hebben bij een beoordeling van hun beroep tegen het besluit van 17 april 2024.
Einduitspraak
43. De beroepen van [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B], Vereniging Mooi Naarden en anderen, en Vereniging Vrienden van ’t Gooi zijn ongegrond.
44. Niet is gebleken dat [appellante sub 2], [appellant sub 3], [[appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B], Vereniging Mooi Naarden en anderen, en Vereniging Vrienden van ’t Gooi onder deze omstandigheden nog belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen tegen het besluit van 17 april 2024. Deze beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
45. De raad moet, gelet op wat hiervoor onder 12.2 is overwogen, voor Vereniging Mooi Naarden en anderen de proceskosten vergoeden. Vereniging Mooi Naarden en anderen hebben ook verzocht om vergoeding van de deskundigenkosten die zijn gemaakt ten behoeve van het opstellen van het rapport van BVA Verkeersadviezen. Omdat de betogen over verkeer niet slagen, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
Voor [appellante sub 2], [appellant sub 3], [[appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B], en Vereniging Vrienden van ’t Gooi hoeft de raad de proceskosten niet te vergoeden.
46. Deze uitspraak is voor [appellante sub 2], [appellant sub 3], [[appellant sub 4A] en De [appellant sub 4B], Vereniging Mooi Naarden en anderen, en Vereniging Vrienden van ’t Gooi een einduitspraak. Met deze uitspraak komt voor deze appellanten een einde aan hun procedure bij de Afdeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Einduitspraak
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellante sub 2], [appellant sub 3], [[appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], Vereniging Mooi Naarden en anderen, en Vereniging Vrienden van ’t Gooi tegen het besluit van de raad van de gemeente Gooise Meren van 4 juni 2025 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "BORgronden, Naarden" ongegrond;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellante sub 2], [appellant sub 3], [[appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], Vereniging Mooi Naarden en anderen, en Vereniging Vrienden van ’t Gooi tegen het besluit van de raad van de gemeente Gooise Meren van 17 april 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "BORgronden, Naarden" niet-ontvankelijk;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Gooise Meren tot vergoeding van bij Vereniging Mooi Naarden en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.267,50, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Gooise Meren aan Vereniging Mooi Naarden en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
Tussenuitspraak
V. draagt de raad van de gemeente Gooise Meren op om:
a. binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak de onder 35.6 en 35.7 geconstateerde gebreken te herstellen met inachtneming van wat over die gebreken in deze uitspraak is overwogen, en
b. de Afdeling en [appellant sub 1 en anderen de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. H.J.M. Besselink en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.I. Heijkoop, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Heijkoop
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025
971