ECLI:NL:RVS:2025:1664

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
202501527/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot overdracht aan Duitse autoriteiten

Op 16 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een hoger beroep van een verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 17 maart 2025 het beroep van de verzoeker ongegrond had verklaard. De verzoeker had in deze procedure verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen aan de Duitse autoriteiten voordat er op het hoger beroep was beslist.

De aanleiding voor de zaak was een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 7 februari 2025 aan de Duitse autoriteiten was meegedeeld. Dit besluit hield in dat de termijn voor overdracht met achttien maanden was verlengd. De verzoeker was het niet eens met deze beslissing en had hiertegen beroep aangetekend. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vereiste, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leende. Daarom werd er een voorlopige voorziening getroffen.

In de beslissing werd bepaald dat de verzoeker niet zou worden overgedragen totdat er op het hoger beroep was beslist. Tevens werd vastgesteld dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden, aangezien de voorzieningenrechter al eerder had bepaald dat de minister verantwoordelijk was voor de proceskosten in een eerdere ordemaatregel. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 april 2025.

Uitspraak

202501527/3/V2.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 17 maart 2025 in zaak nr. NL25.6963 in het geding tussen:
verzoeker
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2025 heeft de minister aan de Duitse autoriteiten medegedeeld dat zij de termijn voor overdracht met achttien maanden heeft verlengd.
Bij uitspraak van 17 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 18 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1189, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen overdracht op 19 maart 2025 achterwege blijft.
Overwegingen
1.       Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de minister namelijk al bij het treffen van de genoemde ordemaatregel tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker niet wordt
overgedragen, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.S. Heinen, griffier.
w.g. Den Heyer
voorzieningenrechter
w.g. Heinen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
984