uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6963
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy - Kovacs).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 7 februari 2025 waarmee de overdrachtstermijn is verlengd vanwege onderduiken.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser was niet aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit waarmee de overdrachtstermijn is verlengd van de minister. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit waarmee de overdrachtstermijn is verlengd in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Het gaat in deze zaak om een beroep tegen het besluit van de verlenging van de overdrachtstermijn vanwege onderduiken (het bestreden besluit). De overdracht stond gepland op 7 februari 2025 om 11 uur. Eiser is niet verschenen op de daarvoor afgesproken ophaaltijd en was ook niet op zijn kamer of elders in het COA aanwezig voor zover redelijkerwijs bekend.
Is het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt?
5. Eiser stelt dat het bestreden besluit niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Het bestreden besluit is gericht aan mr. Vleesenbeek (een vorige gemachtigde) en niet aan eiser of gemachtigde. Het besluit heeft daarom, volgens eiser, geen effect. Eiser is op 11 februari 2025 pas bekend geraakt met het bestreden besluit. Dat was nadat de uiterste overdrachtsdatum was verstreken. Het was daarom niet meer mogelijk om de overdrachtsdatum te verlengen. De minister is dan ook verantwoordelijk geworden voor de behandeling van het asielverzoek.
6. De rechtbank overweegt als volgt. In overweging 75 van het arrest Jawo1 van het Hof van Justitie is bepaald dat het voor de verlenging van de overdrachtstermijn naar maximaal achttien maanden volstaat dat de verzoekende lidstaat vóór het verstrijken van de overdrachtstermijn van zes maanden de verantwoordelijke lidstaat ervan op de hoogte brengt dat de betrokken persoon is ondergedoken en tegelijkertijd de nieuwe overdrachtstermijn meedeelt. Dat wil zeggen: de rechtsgevolgen van het besluit gaan in, en het besluit treedt daarmee in werking, als het aan de andere lidstaat bekend is gemaakt. Bekendmaking aan de betrokken vreemdeling is daarvoor niet vereist. Dat zou zich ook niet verhouden tot het feit dat de vreemdelingen ondergedoken is. Vanwege het beginsel van voorrang van Unierecht prevaleert in dit geval de uitleg van het Hof van Justitie aan artikel 29, tweede lid, tweede zin, van de Dublinverordening boven artikelen 3:40 en 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht2.
7. De rechtbank is, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze op 7 februari 2025 bekend is gemaakt. Anders dan eiser stelt, valt uit de Afdelingsuitspraak van 14 december 20223, met daarin het oordeel dat de verlenging van de overdrachtstermijn een besluit is waartegen beroep openstaat een rechtsmiddel ingesteld kan worden, niet iets anders dan onder r.o. 6 is uiteengezet af te leiden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van onderduiken?
8. Eiser voert aan dat de minister niet/onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er is geconcludeerd dat eiser is ondergedoken. Volgens eiser is er ook geen sprake geweest van onderduiken. Eiser heeft er niet doelbewust voor gezorgd dat hij buiten het bereik bleef van de nationale autoriteiten met het doel de overdracht te voorkomen. Eiser heeft de aan hem toegekende woonplaats ook niet verlaten zonder de nationale autoriteiten hiervan op de hoogte te stellen. Eiser verbleef op het AZC en heeft zich altijd gemeld. Eiser kon zijn woonplaats ook niet verlaten, omdat hij vanwege een knieoperatie beperkt is met lopen. De medische stukken hierover zijn bij de minister al in het bezit en de minister is reeds bekend met de medische klachten en behandeling.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening volgt dat indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden, de verplichting voor verantwoordelijke lidstaat om de vreemdeling over te nemen of terug te nemen komt te vervallen. De verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van die vreemdeling gaat dan over op de verzoekende lidstaat.