ECLI:NL:RVS:2024:94
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 16 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 29 mei 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 24 juli 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.I. Vennik, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling verwees naar een eerdere uitspraak waarin werd vastgesteld dat de Koninklijke Marechaussee verplicht is om beëdigde tolken of vertalers in te schakelen, tenzij het gebruik daarvan niet noodzakelijk is. In dit geval was vastgesteld dat zowel de vreemdeling als de verbalisant voldoende Engels spraken, waardoor het niet noodzakelijk was om een tolk in te schakelen.
De Afdeling zag geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.