ECLI:NL:RVS:2024:64
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Wissels
- M. Soffers
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 4 november 2021 het beroep ongegrond verklaarde tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 7 november 2019 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 30 april 2020 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was de vreemdeling te horen in bezwaar, wat de vreemdeling in haar hoger beroep aanvocht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 12 januari 2024 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet hoefde te horen. De vreemdeling had recht op een hoorplicht, en de staatssecretaris had niet voldoende redenen om van deze hoorplicht af te wijken. Het hoger beroep is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het besluit van de staatssecretaris is ook vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling, waarbij hij haar moet horen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en het griffierecht dat zij heeft betaald.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die de rechten van vreemdelingen aangaan. De Raad van State bevestigt dat de staatssecretaris terughoudend moet omgaan met uitzonderingen op deze hoorplicht, en dat vreemdelingen de kans moeten krijgen om hun standpunt mondeling toe te lichten.