ECLI:NL:RVS:2024:4489

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
202205289/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag waardedaling woning door Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag om vergoeding van waardedaling van zijn woning door het Instituut Mijnbouwschade Groningen. [appellant] is sinds 1 oktober 2004 eigenaar van een woning in Wildervank en heeft op 27 april 2021 een aanvraag ingediend voor vergoeding van waardedaling, die is afgewezen op 1 juni 2021. Het Instituut stelde dat de woning buiten het gebied valt waar waardedaling door gaswinning is vastgesteld. Deze afwijzing werd later bevestigd door de rechtbank Noord-Nederland, die oordeelde dat de besluitvorming van het Instituut zich richtte op waardedaling als gevolg van de ligging in het aardbevingsgebied, en niet op fysieke schade.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 oktober 2024 behandeld. [appellant] betoogde dat de afbakening van het waardedalingsgebied niet redelijk was en dat zijn woning in een risicogebied lag. De Afdeling oordeelde echter dat het bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW enkel betrekking heeft op fysieke schade en niet op waardedaling door ligging in een risicogebied. De Afdeling bevestigde dat het Instituut de regeling voor waardedaling op een juiste manier had toegepast en dat de woning van [appellant] buiten het vastgestelde waardedalingsgebied ligt.

De conclusie was dat het hoger beroep ongegrond was en de eerdere uitspraak werd bevestigd. [appellant] heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die zouden rechtvaardigen dat het Instituut van de regeling had moeten afwijken. De Afdeling oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van waardedaling, en dat het Instituut geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202205289/1/A2
Datum uitspraak: 6 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], gevestigd in Wildervank, gemeente Veendam,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 19 juli 2022 in zaak nr. 22/1005 in het geding tussen:
[appellant]
en
Instituut Mijnbouwschade Groningen.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2021 heeft het Instituut de aanvraag van [appellant] om vergoeding van waardedaling van zijn woning afgewezen.
Bij besluit van 10 maart 2022 heeft het Instituut het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 19 juli 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Instituut heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2024, waar [appellant] en het Instituut, vertegenwoordigd door mr. L. Sijbrandij-Leyten en mr. C.L. Kuipers, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] is sinds 1 oktober 2004 eigenaar van de woning aan de [locatie] te Wildervank.
2.       [appellant] heeft op 27 april 2021 een aanvraag om vergoeding voor de waardedaling van de woning ingediend.
3.       Het Instituut heeft die aanvraag afgewezen, omdat de woning valt buiten het gebied waarvan is vastgesteld dat de waardedaling door gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg wordt veroorzaakt. Dit besluit van 1 juni 2021 is gehandhaafd bij besluit van 10 maart 2022.
Aangevallen uitspraak
4.       De rechtbank heeft overwogen dat de besluitvorming van het Instituut ziet op waardedaling van de woning als gevolg van ligging in het aardbevingsgebied. De door [appellant] gestelde waardedaling als gevolg van fysieke schade is geen onderwerp van deze procedure.
5.       De rechtbank is van oordeel dat de keuze van het Instituut voor het op abstracte (modelmatige) wijze berekenen van waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied en de daarmee samenhangende bepaling van de omvang van het waardedalingsgebied volgens de methode van Atlas voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar is.
6.       In het betoog van [appellant] ziet de rechtbank geen grond voor een ander oordeel. Zijn stellingen miskennen dat zijn postcode buiten het waardedalingsgebied valt, omdat uit het onderzoek van Atlas is gebleken dat in het betreffende postcodegebied waardedaling als gevolg van de ligging in het effectgebied is uitgesloten, en dat voor gebieden waarvoor hetzelfde geldt de schade-intensiteit niet meer dan 20% bleek te zijn. Om die reden wordt dit percentage gebruikt bij de bepaling van de omvang van het waardedalingsgebied. Aldus de rechtbank.
Regeling waardedaling
7.       De regeling voor de begroting van waardedaling van woningen (hierna: de regeling) is neergelegd in de Procedure en werkwijze van het Instituut (artikelen 3.2 tot en met 3.5).
8.       Het Instituut kent op aanvraag vergoedingen toe voor waardedaling van woningen als gevolg van aardbevingen en het risico daarop. In de regeling is neergelegd dat het Instituut de ontstane waardedaling in het aardbevingsgebied aan de hand van de methode van Atlas voor gemeenten (tegenwoordig Atlas) begroot. Het Instituut volgt daarbij de adviezen van de onafhankelijke Adviescommissie Waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen (hierna: de adviescommissie).
9.       De regeling is een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Uit artikel 4:84 van de Awb volgt dat het Instituut overeenkomstig deze beleidsregel handelt, tenzij dat voor [appellant] gevolgen zou hebben die, wegens bijzondere omstandigheden, onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
10.     De Afdeling wijst voor een bespreking van de regeling op hoofdlijnen op haar uitspraak van 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3218.
Het hoger beroep van [appellant] bij de Afdeling
11.     [appellant] heeft op de zitting verduidelijkt dat hij in hoger beroep primair stelt dat het model van Atlas niet deugt en subsidiair dat, gelet op de bijzondere omstandigheden, het Instituut op grond van artikel 4:84 van de Awb van de regeling had moeten afwijken.
Beoordeling door de Afdeling
Methode van Atlas
12.     [appellant] betoogt dat de afbakening van het waardedalingsgebied niet redelijk en aanvaardbaar is. Hij stelt dat dit gebied gelijk moet worden gesteld met de cirkel van Huizinge, waarbinnen aardbevingen als gevolg van gaswinning voorkomen en het bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW van toepassing is. Ook betoogt hij dat zijn woning in het potentiële risicogebied voor waardedaling ligt.
13.     De Afdeling volgt dit betoog niet. Het bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW ziet op fysieke schade en niet op schade die bestaat uit achtergebleven waardeontwikkeling wegens ligging in het risicogebied. De fysieke schade aan de woning komt op grond van een andere regeling voor vergoeding in aanmerking. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2490, onder 18.3. In die procedure kan worden beoordeeld of met herstel van de fysieke schade de daardoor ontstane waardedaling al dan niet volledig is gecompenseerd. Zie in dit verband ook bijvoorbeeld de uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2682, onder 106.
14.     Dat voor de toepassing van het bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW bij fysieke schade van een ander effectgebied wordt uitgegaan, leidt niet tot het oordeel dat de grenzen van het waardedalingsgebied onjuist zijn vastgesteld. De Afdeling heeft in haar hiervoor genoemde uitspraak van 28 juni 2023 overwogen, mede onder verwijzing naar haar uitspraak 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1536, dat het Instituut de regeling met de daarin gehanteerde afbakening van het waardedalingsgebied terecht als uitgangspunt voor te nemen besluiten over waardedaling hanteert. Dat betekent dat het Instituut mag uitgaan van een aaneengesloten risicogebied dat bestaat uit postcodegebieden met een schade-intensiteit van 20% of meer.
15.     In de genoemde uitspraken is uiteengezet dat in het potentiële risicogebied de grenzen van het waardedalingsgebied zijn vastgesteld op postcodeniveau. De onderzoekers van Atlas hebben vastgesteld dat in het gebied waar waardedaling is opgetreden, ook vaker aardbevingsschade is vergoed. Dit verband is duidelijk aanwezig in (vierpositie)postcodegebieden (1234), waar voor 40% van de woningen een schadevergoeding is toegekend. Tussen de 20 en 40% is het verband niet meer duidelijk en onder de 20% is niet gebleken van waardedaling. Om voor woningeigenaren in het potentiële risicogebied aan de veilige kant te zitten, heeft Atlas het risicogebied bepaald door uit te gaan van de vraag of zich 20% of meer geaccepteerde schadegevallen ten opzichte van de totale woningvoorraad in het postcodegebied hebben voorgedaan. Op advies van de adviescommissie is het Instituut uitgegaan van een aaneengesloten risicogebied dat bestaat uit postcodegebieden met een schade-intensiteit van 20% of meer.
16.     Na vergelijkend onderzoek door en op advies van de adviescommissie is gekozen voor de grenswaarde van 2,9 mm/s in het model van Atlas. Empirisch onderzoek heeft uitgewezen dat de concrete schadehistorie van een woning geen aanvullende verklaring biedt voor het optreden van waardedaling, bovenop de ligging van de woning in het gebied waar voor ten minste 20% van de woningen fysieke schade is vergoed en het effect dat samenhangt met de bevingsvariabele van 2,9 of zelfs 5 mm/s. Atlas heeft vastgesteld dat zowel de bevingsindicator van 2,9 mm/s als de bevingsindicator van 5 mm/s een betrouwbare en bruikbare parameter is. Uit tabel 4.2 van het rapport Zeven bewogen jaren (p. 51) volgt dat beide grenswaarden met 99% zekerheid een statistisch significante verklaring geven voor het optreden en verloop van de waardedaling in het risicogebied. De adviescommissie heeft de methode van Atlas daarom als plausibel (geloofwaardig) beoordeeld. De Afdeling heeft in de genoemde uitspraken geoordeeld dat het Instituut onder verwijzing naar de onderzoeken en reacties van Atlas en de adviescommissie voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom en op welke wijze wel (grenzen waardedalingsgebied) en niet (schadehistorie van woningen) rekening wordt gehouden met aardbevingsschade voor de begroting van waardedaling.
17.     Binnen het postcodegebied van [appellant] is tussen de 1 en 10% aan fysieke schade vergoed (zie tabel B1.6 van het rapport Zeven bewogen jaren (p. 114)). Het Instituut heeft dus terecht aangenomen dat de woning buiten het gebied ligt waar waardedaling heeft plaatsgevonden als gevolg van (het risico op) aardbevingen. Daaraan doet niet af dat zijn woning in het door Atlas onderzochte potentiële risicogebied lag. Na empirisch onderzoek is het waardedalingsgebied vastgesteld en de woning van [appellant] ligt daarbuiten.
18.     Het betoog van [appellant] op de zitting dat er in Spijkerboor een proef heeft plaatsgevonden met schademelders die een voucher hebben geaccepteerd, leidt niet tot een ander oordeel. In dat postcodegebied is namelijk wel vastgesteld dat voor ten minste 20% van de woningen fysieke schade is vergoed. Het enkele feit dat Spijkerboor en Wildervank op gelijke afstand van Huizinge liggen, is in het licht daarvan ook onvoldoende om uit te gaan van gelijke gevallen. Dat betekent dat er, anders dan [appellant] heeft gesteld, geen sprake is van gelijke gevallen en dus strijd met artikel 1 van de Grondwet ook niet aan de orde is.
19.     In het betoog van [appellant] is, gelet op het voorgaande, geen grond te vinden voor het oordeel dat het Instituut de regeling ten onrechte als uitgangspunt voor de te nemen besluiten heeft gebruikt. De woning ligt niet binnen de grenzen van het waardedalingsgebied. Dat betekent dat er in beginsel geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een vergoeding voor waardedaling.
20.     Het betoog slaagt niet.
Bijzondere omstandigheden
21.     [appellant] heeft geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb gesteld op grond waarvan het Instituut van de regeling had behoren af te wijken.
22.     [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de woning waardedaling heeft ondervonden door de ligging in het aardbevingsgebied. Het betoog dat de regeling Subsidie verduurzaming en Verbetering Groningen slechts beschikbaar is voor gemeenten waar de waardedalingsregeling van toepassing is, is geen bijzondere omstandigheid die in dit geval tot afwijking van de regeling had moeten leiden. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland en niet het Instituut gaat over deze subsidieverstrekking.
23.     Het betoog slaagt niet.
Conclusie
24.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
25.     Het Instituut hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. Planken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2024
299-1120