ECLI:NL:RVS:2024:4108
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
Op 11 oktober 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 23 augustus 2024 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 23 september 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.A.M. Fikken, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft rechtsvragen die eerder door de Afdeling zijn beantwoord, met name over het risico op pushbacks bij teruggekeerde Dublinclaimanten en de toegang tot opvang in Kroatië.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024, waarbij mr. J.J.W.P. van Gastel als lid van de enkelvoudige kamer en mr. A.A. Snijders als griffier aanwezig waren.