ECLI:NL:RVS:2024:2868
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 17 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 26 juni 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Berger, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 juli 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter, mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in aanwezigheid van de griffier, mr. D.I. Schipper.