202106747/1/V2.
Datum uitspraak: 5 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 20 oktober 2021 in zaak nr. NL21.10248 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 20 oktober 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft het hoger beroep aangevuld.
Partijen hebben op verzoek van de Afdeling schriftelijke inlichtingen gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2024, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. I.M. Hagg, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, zijn verschenen. Verder is de heer Vissers als tolk ter zitting verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De vreemdeling heeft de Colombiaanse nationaliteit en is een trans vrouw. Zij is geboren op [geboortedatum] 1974 en komt uit de stad [plaats]. De staatssecretaris heeft het geloofwaardig geacht dat zij op zestienjarige leeftijd is verkracht tijdens een carnavalsfeest toen er drugs in haar drankje waren gedaan. Daarnaast heeft de staatssecretaris het geloofwaardig geacht dat zij, toen zij 21 jaar was, ruzie heeft gekregen met een jongen, die haar later wilde neersteken, waarna zij zich twee maanden heeft schuilgehouden. Op 24 juli 2019 heeft de vreemdeling een asielaanvraag in Nederland ingediend. De vreemdeling is in Nederland gestart met een hormoonbehandeling, waardoor haar uiterlijk verandert. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het relaas van de vreemdeling, beoordeeld tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie voor trans vrouwen in Colombia, niet leidt tot een grond voor asielverlening.
Hoger beroep
2. De vreemdeling klaagt in de eerste en tweede grief dat de rechtbank in strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op wat zij in beroep naar voren heeft gebracht over de veiligheidssituatie van trans vrouwen in Colombia.
2.1. De vreemdeling klaagt terecht dat de rechtbank onvoldoende de door haar overgelegde informatie heeft betrokken bij de toetsing van het standpunt van de staatssecretaris. Door alleen kenbaar in te gaan op het rapport van Freedom House van 3 maart 2021 en het US Department of State, Colombia 2020, Human Rights Report van 30 maart 2021, is de rechtbank onvoldoende gemotiveerd ingegaan op de gronden van beroep en de aanvullende gronden van beroep, waarin de vreemdeling landeninformatie had overgelegd over de manier waarop de Colombiaanse autoriteiten zich opstellen tegenover de lhbti-gemeenschap en in het bijzonder tegenover trans vrouwen.
2.2. De eerste twee grieven slagen. Het hoger beroep is alleen daarom al gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling beoordeelt het beroep met het oog op finale beslechting van het geschil. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden waarop na de overwegingen in hoger beroep nog moet worden beslist en daarbij betrekt zij ook hetgeen de vreemdeling verder in de derde tot en met achtste grief van het hoger beroep heeft aangevoerd en de stukken die partijen in hoger beroep hebben ingebracht. Zie ook onder 5 van deze uitspraak.
Beroep
Standpunt van de vreemdeling
3. De vreemdeling betoogt dat zij een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM, als zij terug moet keren naar Colombia. Met betrekking tot de algemene veiligheidssituatie voor trans vrouwen wijst de vreemdeling op de door haar overgelegde recente informatie uit openbare bronnen, die de staatssecretaris volgens haar onvoldoende heeft meegenomen. Volgens de vreemdeling toont die informatie aan dat de positie voor trans personen in Colombia ernstig is verslechterd. Volgens de vreemdeling blijkt daaruit dat deze groep niet alleen slachtoffer is van mishandeling en uitbuiting door medeburgers, waartegen die groep niet wordt beschermd, maar dat de autoriteiten zelf ook deel uitmaken van het probleem. Volgens de vreemdeling blijkt uit de door haar aangedragen landeninformatie dat seksueel- en gendergerelateerd geweld veel voorkomend is in alle gebieden van het leven. Verder is gerapporteerd over discriminatie van trans personen met betrekking tot werk, sociale voorzieningen en onderwijs, waardoor zij geen toegang hebben tot dergelijke voorzieningen en ook vaak veroordeeld zijn tot sekswerk om hun geld te verdienen. Bovendien wijst de vreemdeling op het feit dat uit de door haar overgelegde openbare bronnen blijkt dat er voor trans vrouwen geen sprake is van feitelijke en effectieve bescherming door de Colombiaanse autoriteiten. De vreemdeling wijst ter motivering op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 25 mei 2018, ECLI:NL:RBDHA:6308, waarin die zittingsplaats heeft overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende deugdelijk had gemotiveerd dat in Colombia in zijn algemeenheid bescherming geboden wordt tegen mensenrechtenschendingen aan leden van de lhbti-gemeenschap, en in het bijzonder aan trans personen. Verder wijst de vreemdeling op de uitspraak van de zittingsplaats Utrecht van 22 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16130, waarin die zittingsplaats heeft overwogen dat de staatssecretaris zorgvuldiger had moeten onderzoeken of in Colombia daadwerkelijk in zijn algemeenheid bescherming wordt geboden tegen geweld jegens personen uit de lhbti-gemeenschap. De staatssecretaris heeft in deze procedure volstaan met een verwijzing naar twee rapporten. Volgens de vreemdeling is het niet duidelijk hoe de staatssecretaris daaruit opmaakt dat de Colombiaanse autoriteiten voldoende bescherming bieden aan trans personen. 3.1. Over haar individuele omstandigheden voert de vreemdeling aan dat van belang is dat zij een trans vrouw is en in het verleden daardoor problemen heeft ervaren. Volgens de vreemdeling mogen de door haar ondervonden verkrachting en ernstige problemen niet buiten beschouwing gelaten worden, ook al hebben deze een langere tijd geleden plaatsgevonden. Verder is een belangrijk aspect volgens de vreemdeling dat zij in Nederland is gestart met een hormoonbehandeling. De eerder door haar verrichte werkzaamheden in de handel, bouw en op de internationale luchthaven heeft zij als man en niet als vrouw uitgevoerd, waardoor de staatssecretaris zich niet op het standpunt kan stellen dat zij in de toekomst regulier werk kan vinden. De vreemdeling heeft vermeld dat zij als vrouw gekleed heeft gewerkt en fruit heeft verkocht, maar dat zij hier problemen mee kreeg. Zij zou daarbij altijd gewelddadig zijn bejegend en zij kreeg te horen of zij zichzelf in plaats van fruit wilde verkopen. Vanwege het gevaar van paramilitaire groepen op straat is zij gestopt met het verkopen van fruit. In het verleden was het nog mogelijk om zich voor te doen als man en zodoende werkzaamheden te verrichten, waardoor zij in haar onderhoud kon voorzien, maar nu is dat vanwege haar hormoonbehandeling niet meer mogelijk, aldus de vreemdeling.
3.2. Tot slot betoogt de vreemdeling dat haar aanvraag niet afgewezen mocht worden als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000. De vreemdeling betoogt dat zij pas na de start van haar hormoonbehandeling in Nederland besefte dat zij internationale bescherming nodig had, en dat haar daarom niet tegengeworpen mocht worden dat zij niet meteen bij aankomst asiel heeft aangevraagd.
Standpunt van de staatssecretaris
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat uit landeninformatie volgt dat trans vrouwen te maken kunnen krijgen met geweld en discriminatie, maar dat de situatie niet zodanig is dat personen die tot deze groep behoren, systematisch een gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico op ernstige schade lopen als zij terugkeren naar Colombia. De staatssecretaris verwijst onder meer naar de uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2020,ECLI:NL:RVS:2020:2397, onder 6.1, waarin de Afdeling heeft overwogen dat uit de door de vreemdeling in die procedure overgelegde openbare bronnen niet bleek dat het de lhbti-gemeenschap in Colombia ontbreekt aan effectieve bescherming. Omdat er volgens de staatssecretaris geen sprake is van systematische vervolging, dient de vreemdeling in haar individuele geval aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op vervolging. Daar is zij volgens de staatssecretaris niet in geslaagd. Daarbij betrekt de staatssecretaris onder meer dat er een aanzienlijk tijdsverloop zit tussen de geloofwaardig geachte gebeurtenissen en de asielaanvraag van de vreemdeling. De staatssecretaris heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de vreemdeling bij terugkeer naar Colombia in haar levensonderhoud kan voorzien, omdat zij in het verleden in Colombia ook gekleed als vrouw zelf inkomen heeft kunnen genereren. Geraadpleegde bronnen en leeswijzer
5. De Afdeling betrekt bij de beoordeling van het beroep alle stukken die partijen voorafgaand aan de zitting bij de Afdeling op 13 maart 2024 in deze procedure hebben overgelegd. De beoordeling van het beroep beperkt zich, gelet op de artikelen 8:65, eerste lid, en 8:69, eerste lid, van de Awb, tot het moment van sluiting van het onderzoek op de zitting bij de Afdeling op 13 maart 2024.
5.1. De Afdeling zal in deze uitspraak voornamelijk ingaan op de informatie uit openbare bronnen, die ziet op de periode van na de voormelde uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2020. Op de zitting bij de Afdeling hebben partijen bevestigd dat vooral de volgende bronnen van belang zijn voor een actuele beoordeling: het algemeen ambtsbericht over Colombia van maart 2022, het rapport van het Belgische Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, Cedoca, COI Focus, Seksuele minderheden en transgenders van 16 februari 2023 en het US Department of State Country Report over 2022 van maart 2023. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe de informatie uit deze rapporten geïnterpreteerd moet worden. De Afdeling zal bij de bespreking van de beroepsgronden dan ook op deze rapporten ingaan. Voor zover de Afdeling uit een van deze drie rapporten parafraseert, staat de vindplaats daarvan vermeld in de eindnoten in bijlage 1. De Afdeling heeft wel alle door partijen overgelegde bronnen bij haar overwegingen betrokken. Zie daarvoor bijlage 2. Maar de inhoud daarvan wijkt in de kern niet af van voormelde rapporten. De bijlagen maken deel uit van deze uitspraak.
5.2. De Afdeling bespreekt in het eerste deel van deze uitspraak de beroepsgronden van de vreemdeling over de algemene situatie voor trans vrouwen in Colombia. Vervolgens bespreekt de Afdeling in het tweede deel van deze uitspraak de beroepsgronden over de individuele situatie van de vreemdeling.
Deel I: Algemene situatie voor trans vrouwen in Colombia
Wettelijk kader
6. De Afdeling leidt uit de landeninformatie af dat Colombia een progressief wettelijk kader kent ten aanzien van de lhbti-gemeenschap en ook ten aanzien van trans personen. Colombia heeft het afgelopen decennium een aantal belangrijke rechten toegekend aan gender- en seksuele minderheden via wetgeving en vonnissen van het Grondwettelijk Hof. Verder heeft Colombia diverse beschermingsmaatregelen voor deze groepen genomen. Daardoor behoort Colombia bij een van de progressiefste landen in Latijns-Amerika voor gender- en seksuele minderheden. (noot 1) In 2015 keurden de Colombiaanse ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie decreet 1227 goed, waarin staat dat trans personen die ouder zijn dan achttien jaar hun geslacht kunnen laten wijzigen op alle officiële identificatiedocumenten, waaronder hun geboortecertificaat. (noot 2) In augustus 2020 bepaalde het Grondwettelijk Hof dat de ziektekostenverzekeraars de kosten van geslachtsbevestigende en aanpassende operaties moesten dragen. (noot 3)
7. Concreet beloofde de nieuwe president Petro, die sinds augustus 2022 aan de macht is, de oprichting van een ministerie van Gelijkheid, met als missie het versterken van de rechten van vrouwen, de lhbti-gemeenschap, jongeren en etnische minderheden. (noot 4) Er werden in de geraadpleegde bronnen voor het Cedoca-rapport van 2023 geen gerechtelijke acties tegen seksuele minderheden of trans personen, louter en alleen omwille van hun geaardheid, teruggevonden binnen het besproken tijdsbestek. Dit was tot en met februari 2023. (noot 5)
Geweld
8. Ondanks het hiervoor beschreven progressieve wettelijke kader, leidt de Afdeling uit de landeninformatie ook af dat de lhbti-gemeenschap, en in het bijzonder trans vrouwen, het doelwit zijn van geweld. In 2020 werden meer lhbti-personen vermoord, bedreigd of slachtoffer van politiegeweld dan in enig jaar daarvoor. Zo meldt de organisatie Colombia Diversa voor 2020 in totaal 226 moorden tegenover 106 het jaar daarvoor. Net zoals in de voorgaande jaren waren in 2020, volgens het onderzoek van Colombia Diversa, de meeste slachtoffers van geweld tegen seksuele minderheden, homoseksuele mannen of trans vrouwen. (noot 6) Voor het jaar 2021 registreerde Colombia Diversa 205 moorden op personen behorende tot de lhbti-gemeenschap waaronder 79 homoseksuele mannen, 47 trans vrouwen, 39 biseksuele mannen, 10 lesbische vrouwen, 6 biseksuele vrouwen, 3 trans mannen en een non-binair persoon. Voor 20 geregistreerde moorden was de seksuele geaardheid of genderidentiteit niet bekend. (noot 7) Op de zitting bij de Afdeling heeft de staatssecretaris erkend dat het aantal moorden op trans vrouwen relatief gezien hoog is.
8.1. De vreemdeling kaart verder terecht aan dat uit de landeninformatie volgt dat het Colombiaanse veiligheidsapparaat ook een bedreiging vormt voor de trans gemeenschap. De politie zou een van de grootste risico’s voor de trans gemeenschap vormen. (noot 8) Volgens de ngo Temblores is ook de politie regelmatig verantwoordelijk voor het plegen van geweld en intimidatie ten aanzien van seksuele minderheden. (noot 9) In haar rapport over 2021 schrijft Colombia Diversa dat geweldsincidenten met betrokkenheid van de politie niet significant daalden sinds 2019. De organisatie meldt voor 2021 98 incidenten. De meerderheid hiervan, te weten 78 incidenten, gaat over het toepassen van onrechtmatige procedures, elf over incidenten met letsel tot gevolg, vier over verbale agressie, drie over marteling of onmenselijke behandeling, twee over bedreigingen en intimidatie, twee over discriminatie, een over seksueel geweld, een over willekeurige detentie en een over gedwongen verplaatsing. Trans vrouwen waren het vaakst slachtoffers van deze vormen van politiegeweld. (noot 10)
8.2. Ondanks de hiervoor beschreven zorgelijke situatie, volgt de Afdeling de staatssecretaris in zijn standpunt dat uit de landeninformatie niet kan worden opgemaakt dat trans vrouwen systematisch doelwit zijn van moord, of andere ernstige geweldsincidenten, vanwege hun genderidentiteit. De staatssecretaris wijst voor deze conclusie niet ten onrechte op de geschatte grootte van de trans gemeenschap in Colombia in verhouding tot het aantal gerapporteerde incidenten. Uit informatie van de krant El Spectador blijkt dat zich elke week dertig non-binaire of trans personen melden voor een traject in de eerste openbare genderkliniek in Colombia. Ook heeft het Colombiaanse Nationaal Planbureau gemeld dat 0,05% van de bevolking van ongeveer vijftig miljoen personen trans persoon is en dat in Bogotá alleen al 3.070 trans vrouwen wonen. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het aantal gerapporteerde incidenten tegen trans vrouwen, zoals hiervoor beschreven, afgezet tegen de geschatte grootte van de trans gemeenschap, te laag is om van systematische vervolging te spreken. Bovendien heeft de staatssecretaris voor die conclusie niet ten onrechte van belang geacht dat uit de voormelde landeninformatie blijkt dat het gerapporteerde geweld in voorkomende gevallen weliswaar de drempel van zwaarwegendheid voor vervolging dan wel ernstige schade haalt, maar dat het soort incident ook sterk varieert in ernst, zodat niet in elk geval gesproken kan worden van vervolging of ernstige schade.
Discriminatie
9. De Afdeling leidt uit de voormelde landeninformatie af dat trans vrouwen in Colombia nog regelmatig worden geconfronteerd met discriminatie. Ngo’s melden dat trans personen binnen de lhbti-gemeenschap te maken kregen met aanzienlijke discriminatie bij de toegang tot openbare diensten. Volgens de Foundation Group of Action and Support for People with Trans Life Experience, hadden zij naast de pesterijen en discriminatie waarmee ze in het openbaar werden geconfronteerd, ook moeite om toegang te krijgen tot formele banen, gezondheidsdiensten waaronder ondersteuning van de geestelijke gezondheidszorg, en onderwijs. Slechts vier van de honderd trans personen hadden een formele baan, aldus Fundacion GAAT. (noot 11)
9.1. Een onderzoek van de krant El Tiempo, die met verschillende mensenrechtenorganisaties in Colombia hierover sprak, rapporteert dat trans personen nog veelvuldig te maken krijgen met discriminatie en intimidatie in publieke plaatsen en discriminatie op het gebied van werk, scholing en gezondheidszorg. Hierdoor bekleedt deze groep systematisch een lagere sociale en economische positie in de samenleving. Dit resulteert in het feit dat sekswerk voor 69% van de trans vrouwen en voor 50% van de trans mannen hun enige bron van inkomsten is. (noot 12) In de praktijk zijn de mogelijkheden tot werken voor trans personen vaak beperkt tot specifieke laagbetaalde banen en sekswerk. Een vertrouwelijke bron is van mening dat trans vrouwen de meest kwetsbare groep zijn. Deze gemeenschap heeft nog veel met stigma’s te maken, wordt veelal door hun families verstoten en heeft moeite om op universiteiten te komen. Vanwege de obstakels komen veel trans vrouwen in de prostitutie terecht of worden ze kapper, aldus de bron. (noot 13)
9.2. De Afdeling leidt uit deze landeninformatie af dat een groot deel van de trans vrouwen afhankelijk is van sekswerk voor inkomsten en onderkent dat de sociaal maatschappelijke positie voor trans vrouwen zorgwekkend is. Ondanks deze informatie volgt de Afdeling het standpunt van de staatssecretaris dat dit niet maakt dat er sprake is van een zodanige discriminatie dat trans vrouwen alleen daarom al voor internationale bescherming in aanmerking komen. Uit de landeninformatie komt namelijk niet het beeld naar voren dat trans vrouwen in het bijzonder zodanig worden beperkt in hun bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren, zoals omschreven in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 14 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:454. De staatssecretaris wijst er terecht op dat uit de landeninformatie ook volgt dat het voor trans personen, ondanks de hiervoor beschreven moeilijkheden, wel mogelijk is om een voltijd- of deeltijdbaan te vinden. Het onderzoek van de UCLA School of Law van mei 2020 ondervroeg in totaal 4.867 leden van de lhbti-gemeenschap in Colombia, waaronder 232 trans personen. Daaruit volgde dat 18% van de trans personen een voltijdbaan had. Bij de trans personen gaf 44% aan geen baan te hebben. De rest van de respondenten werkte wel in een deeltijd baan. (noot 14) Over de informatie dat trans personen lastig toegang krijgen tot een formele baan, merkt de staatssecretaris ook terecht op dat in het algemeen een kleine meerderheid van alle Colombianen een baan in de informele sector heeft. Daarnaast wijst de staatssecretaris er terecht op dat uit de landeninformatie ook blijkt dat er een verschil bestaat tussen de grote steden en de meer rurale gebieden van Colombia. In bijvoorbeeld het centrum en de rijkere wijken van Bogotá en Medellín hadden leden van de lhbti-gemeenschap meer bewegingsruimte en minder te maken met discriminatie dan in de rurale gebieden. (noot 15) Beschermingsmogelijkheden
10. De Afdeling merkt allereerst op dat de vraag of iemand bescherming kan krijgen van de autoriteiten pas aan de orde komt, wanneer die persoon aannemelijk heeft gemaakt een gegronde vrees voor vervolging te hebben of een reëel risico te lopen op ernstige schade (artikel 3.37c van de VV 2000). De Afdeling zal ten behoeve van de rechtspraktijk, en om een volledig beeld te schetsen van de situatie voor trans vrouwen in Colombia, hierna ingaan op de ook ter zitting besproken beroepsgrond van de vreemdeling over de beschermingsmogelijkheden voor deze groep.
10.1. De Afdeling volgt de vreemdeling niet in haar betoog dat onverkort blijkt dat er voor trans vrouwen geen sprake is van feitelijke en effectieve toegang tot bescherming van de Colombiaanse autoriteiten. Uit de landeninformatie blijkt namelijk dat trans personen een beroep kunnen doen op nationale beschermingsmechanismen die gelden voor alle Colombianen, namelijk de procureur-generaal, de inspecteur-generaal, het Bureau van de Ombudsman, de Nationale Beschermingseenheid, de Justitiehuizen, de commissaris voor het gezin en het Nationaal Penitentiair Instituut. (noot 16) Colombia kent daarnaast verschillende beschermingsmogelijkheden die specifiek zijn gericht op seksuele minderheden en trans personen, bijvoorbeeld de oprichting van het Nationaal Bureau voor Dringende Zaken, de MCU. Ook kennen de grotere steden opvangtehuizen die zich specifiek richten op seksuele minderheden die het slachtoffer zijn van geweld. (noot 17) Hoewel de effectieve uitvoering van deze wettelijke beschermingsmogelijkheden voor seksuele minderheden volgens een onderzoek van Colombia Diversa, samen met andere ngo’s, nog niet altijd even vlot verloopt en ook niet heeft geleid tot een afname van discriminatie en geweld, noch tot een betere toegang tot de rechter, (noot 18) betekent dit niet dat bescherming tegen voorkomend geweld of discriminatie in het algemeen niet mogelijk is.
10.2. Zoals eerder in deze uitspraak is overwogen, erkent de Afdeling dat de politie een bedreiging vormt voor de trans gemeenschap. Ook ziet de Afdeling op grond van de landeninformatie in dat er belemmeringen kunnen zijn om effectieve bescherming te krijgen van de autoriteiten. Volgens de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN is het voor de lhbti-gemeenschap moeilijker geworden om toegang tot het justitieel apparaat te krijgen wanneer leden van de gemeenschap een klacht willen indienen. Dit zou te maken hebben met vooroordelen die er bij sommige overheidsfunctionarissen ten opzichte van de gemeenschap zouden bestaan. (noot 19) Verder wijst de vreemdeling er terecht op dat uit de landeninformatie blijkt dat het percentage straffeloosheid hoog blijft. Volgens de mensenrechtenonderzoeker van de ngo Colombia Diversa is er een zeer hoge mate van straffeloosheid ten aanzien van geweldzaken tegen de lhbti-gemeenschap. Tot 90% in moordzaken en tot bijna 100% in zaken van doodsbedreigingen. (noot 20)
10.3. Ondanks deze informatie volgt de Afdeling de staatssecretaris in zijn standpunt dat uit de landeninformatie niet kan worden afgeleid dat de vreemdeling niet kan klagen bij de bevoegde autoriteiten en, indien dat nodig is, bij de hogere autoriteiten. Voor die conclusie acht de staatssecretaris niet ten onrechte van belang dat uit de landeninformatie blijkt dat het ook voor trans vrouwen mogelijk is om aangifte te doen en dat in voorkomende gevallen ook vervolging en daadwerkelijke veroordeling van daders plaatsvindt. Volgens informatie van de krant El Colombiano werden tussen januari en december 2021, 35 trans vrouwen vermoord in Colombia. In dezelfde periode werden in elf zaken veroordelingen uitgesproken voor moord of poging tot moord op een trans vrouw. Het bureau van de procureur-generaal meldde dat er 185 moorden tussen 2008 en 31 juli 2021 op lhbti-personen waren onderzocht. (noot 21) De Afdeling volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat uit de landeninformatie niet het beeld naar voren komt dat de autoriteiten in Colombia trans vrouwen in het geheel niet willen of kunnen beschermen of dat zij onverschillig staan ten opzichte van de rechten van trans personen. De Afdeling wijst daarvoor naar wat zij onder 6 en 7 van deze uitspraak heeft overwogen. De staatssecretaris wijst in dat verband ook niet ten onrechte op het actieplan dat het Colombiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken in november 2020 heeft gelanceerd om de positie van de lhbti-gemeenschap te verbeteren. (noot 22)
Conclusie algemene veiligheidssituatie voor trans vrouwen in Colombia
11. De Afdeling leidt uit de landeninformatie af dat in Colombia, ondanks het progressieve wettelijke kader, de lhbti-gemeenschap, en in het bijzonder trans vrouwen, het doelwit zijn van geweld en discriminatie. Dit is niet alleen afkomstig van burgers, maar ook van overheidsfunctionarissen. In de praktijk zijn er obstakels om een beroep te doen op beschermingsmechanismen. Het institutionele kader en de werkelijkheid lopen dan ook uiteen. Dat neemt niet weg dat de situatie voor trans vrouwen in Colombia niet zodanig is dat zij systematisch worden blootgesteld aan vervolging of ernstige schade vanwege hun genderidentiteit en dat van hen, ondanks de moeilijke situatie waarin zij zich bevinden, verwacht mag worden dat zij een beroep doen op bestaande beschermingsmechanismen bij voorkomende problemen.
11.1. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich in het besluit van 22 juni 2021 terecht op het standpunt gesteld dat de algemene veiligheidssituatie voor trans vrouwen in Colombia niet zodanig is dat het openlijk trans vrouw zijn in Colombia zonder meer tot zwaarwegende problemen leidt. Het is dan ook aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat er individualiseerbare omstandigheden zijn waarop gebaseerd kan worden dat er voor haar een gegronde vrees voor vervolging bestaat of dat zij een reëel risico loopt op behandeling in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het EVRM wanneer zij moet terugkeren naar Colombia. De staatssecretaris moet altijd een volledige individuele beoordeling maken waarbij hij het asielrelaas relateert aan de beschikbare landeninformatie.
Deel II: Individuele situatie van de vreemdeling
12. Voor zover de vreemdeling betoogt dat de staatssecretaris de door haar in het verleden ondervonden verkrachting en bedreiging niet buiten beschouwing had mogen laten, gaat dat niet op. De staatssecretaris heeft zich over die geloofwaardig geachte incidenten niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat, hoe verschrikkelijk het ook is dat de vreemdeling dit heeft meegemaakt, dit lang geleden is gebeurd en dat uit haar verklaringen niet blijkt dat zij na het laatste incident nog zwaarwegende problemen heeft meegemaakt als gevolg van haar genderidentiteit. In dat kader heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte van belang geacht dat de vreemdeling na het laatste incident twee keer eerder in Nederland is geweest en dat zij bij die bezoeken geen asiel heeft aangevraagd. Ook zijn er geen concrete voorvallen in verband met haar genderidentiteit die hebben geleid tot haar vertrek. Dit doet af aan de gestelde vrees die de vreemdeling stelt te ondervinden bij terugkeer.
12.1. De vreemdeling wijst er terecht op dat zij op dit moment vanwege de start van haar transitie niet meer de mogelijkheid heeft om zich voor te doen als man om werk te verrichten en dat de staatssecretaris in de besluitvorming niet kenbaar is ingegaan op de manier waarop hij verwacht dat de vreemdeling in de toekomst in haar onderhoud kan voorzien. Maar hoe dan ook mag van haar verwacht worden dat zij als trans vrouw kan voorzien in haar eigen onderhoud, hoe lastig dat ook kan zijn met het wegvallen van de steun van haar familie na het overlijden van haar moeder. De Afdeling wijst daarvoor naar haar oordeel onder 9.2. van deze uitspraak over de mogelijkheden voor trans vrouwen om te werken. De vreemdeling heeft niet met persoonlijke verklaringen aannemelijk gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om werk te vinden bij terugkeer naar Colombia en dat het daardoor voor haar onmogelijk is om op sociaal of maatschappelijk niveau te functioneren. De Afdeling neemt daarbij ook in aanmerking dat de vreemdeling uit [plaats] komt en er in het algemeen meer bewegingsmogelijkheden zijn in grote steden, zoals onder 9.2 van deze uitspraak is overwogen.
12.2. De beroepsgronden van de vreemdeling over haar individuele asielrelaas slagen niet. Gelet op al het voorgaande heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdeling, gelet op haar individuele asielrelaas met inachtneming van de algemene situatie voor trans vrouwen in Colombia, haar vrees voor vervolging, dan wel een reëel risico op ernstige schade, niet aannemelijk heeft gemaakt.
12.3. Daarnaast mag van de vreemdeling verwacht worden dat zij haar wens om internationale bescherming zo snel mogelijk kenbaar maakt. Dat heeft zij niet gedaan. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag daarom niet ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. Hij heeft daarbij ook mogen betrekken dat de vreemdeling als reden voor haar asielaanvraag niet alleen haar inmiddels in Nederland gestarte transitie heeft genoemd, maar ook de problemen die zij in Colombia heeft ondervonden naar aanleiding van haar genderidentiteit. Deze problemen bestonden ook al op het moment dat zij in Nederland aankwam.
12.4. Tot slot klaagt de vreemdeling terecht over het feit dat de staatssecretaris in het besluit van 22 juni 2021 onvoldoende kenbaar de door haar overgelegde landeninformatie uit de aanvullende zienswijze van 9 juni 2021 in de besluitvorming heeft betrokken. De staatssecretaris heeft in zijn besluit van 22 juni 2021 namelijk niet kenbaar de in die zienswijze aangevoerde standpunten meegenomen. Het besluit bevat dan ook een motiveringsgebrek en wordt daarom vernietigd. Gelet op het standpunt van de staatssecretaris over de algemene veiligheidssituatie voor trans vrouwen in Colombia dat hij voorafgaand aan en tijdens de zitting bij de Afdeling heeft toegelicht, heeft de staatssecretaris het hiervoor geconstateerde motiveringsgebrek hersteld. De vreemdeling heeft hier voorafgaand aan en tijdens de zitting bij de Afdeling ook op kunnen reageren. De Afdeling ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 22 juni 2021 in stand blijven.
Conclusie beroep
13. Het beroep is gegrond en het besluit van 22 juni 2021 wordt vernietigd. Uit een oogpunt van definitieve geschilbeslechting laat de Afdeling de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand (artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb). Dit betekent dat het besluit feitelijk alsnog blijft gelden. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 oktober 2021 in zaak nr. NL21.10248;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 22 juni 2021, V-[…];
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
VI. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.937,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange, en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Van Breda
voorzitter
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024
936-984
BIJLAGE 1 Eindnoten
1. Het rapport van de Belgische Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, Cedoca, COI Focus, Seksuele minderheden en transgenders van 16 februari 2023 (hierna: het Cedoca-rapport van 2023), p. 6 en 36.
2. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 8.
3. Het algemeen ambtsbericht over Colombia van maart 2022 (hierna: Het AA 2022), p. 105.
4. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 35.
5. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 10.
6. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 19.
7. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 20.
8. Het AA 2022, p. 106.
9. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 13.
10. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 14.
11. Het US Department of State Country Report over 2022 van maart 2023, p. 33.
12. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 27.
13. Het AA 2022, p. 109.
14. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 28.
15. Het AA 2022, p. 106.
16. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 11.
17. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 12.
18. Idem.
19. Het AA 2022, p. 107.
20. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 15.
21. Het Cedoca-rapport van 2023, p. 13.
22. Het AA 2022, p. 108.
BIJLAGE 2
Overzicht van in de procedure door de Afdeling betrokken stukken.
In volgorde van het moment dat deze stukken door een van de partijen is ingebracht.
- ILGA, State-Sponsored Homophobia, Global Legislation Overview Update, December 2019
- US Department of State, Colombia 2019 Human Rights Report, March 2020
- UNHCR Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-Seekers from Colombia, September 2015
- Het Jaarrapport van de Human High Commissioner For Human Rights In Colombia van 14 maart 2017,
- Report on the Situation of LHBTI-Human Rights in Colombia van augustus 2017 (report submitted to the Committee on Economic, Social and Cultural Rights 62nd Session)
- Immigration and Refugee Board of Canada, Refworld, van 7 juni 2013, COL104418.E.
- Colombia reports article, Colombia’s ‘social cleansing’phenomenon: Exterminating people like bugs’ van 21 april 2016
- Latin American News Depatch, Escaping a homophopic war in Colombia van 15 april 2017.
- Het jaarrapport Colombia Diversa over 2020 ‘nothing to celebrate’
- US Department of State, Colombia 2020 Human Rights Report van 30 maart 2021
- Het rapport van de VN-mensenrechtenraad van 17 maart 2021, A/HRC/46/76
- Het rapport van Freedom House van 3 maart 2021
- Het rapport van Human Rights Watch van 13 januari 2021
- The Bogota Post, Femicide laws fail to protect transgender women van 31 maart 2020
- Belgische Commisariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, Cedoca, COI Focus, Seksuele minderheden en transgenders van 19 oktober 2020
- Een e-mailbericht van 25 september 2021 van een promovenda aan een documentalist van Vluchtelingenwerk
- Het algemeen ambtsbericht over Colombia van maart 2022
- US Department of State, Colombia 2022 Human Rights Report, March 2023
- Belgische Commisariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, Cedoca, COI Focus, Seksuele minderheden en transgenders van 16 februari 2023
- Het voorlopige jaarrapport van Colombia Diversa over 2020
- Het Jaarrapport van Amnesty International van 27 maart 2023
- Het artikel van het Consultorio Jurídico van la Universidad de Los Andes, Transito de género, principal obstáculo legal para personas trans, van 24 februari 2023
- landenrapport van de EUAA over Colombia van 14 december 2022
- International Protection Considerans van het UNHCR van 17 augustus 2023
- Colombia Diversa: La realidad de la discriminacion Sicuacion de derechos humanos de las personas LGBTIQ+ en Colombia 2023
- OIDHACO, The Situation of Human Rights in Colombia 2018-2022, van 1 maart 2023
- Colombia, Departamento Nacional de Planeación, Dirección de Desarrollo Social, Subdirección de Género, Situación de las personas Trans en Colombia, 2021
- Ministro de Justicia y del Derecho, Colombia Diverse, GAAT, Consultele al Experto: Derechos de las Personas con Experiencia de Vida Trans, zonder datum.
- El Spectador, Así funciona la primera Clínica de Género publica en Colombia, van 13 februari 2024
- Infobae, Aumentó numero de cambios de género en notarías de Colombia en 2023: dos personas diariamente acceden al derecho en el pais van 26 december 2023
- DANE, Empleo informal y seguridad social, 2023
- Every Igbt, EI Carnaval de [plaats] brilla meis gracias a la comunidad LGBT, 5 november 2021
- El Spectador, A la cárcel el presunto asesino de la mujer trans Luciana Moscoso, van 24 maart 2022
- Caribe afirmativo, Territorializacion de políticas publicas LGBTIQ+ en Colombia: dialogo entre la nación y los territories van 23 november 2022