ECLI:NL:RVS:2024:1308
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel na niet in behandeling nemen door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 november 2022 en 4 januari 2023 besloten om deze aanvragen niet in behandeling te nemen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. Op 28 februari 2023 heeft de rechtbank de beroepen van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Khalaf, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, na het instellen van het hoger beroep, de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. De Raad van State overweegt dat de vreemdeling hierdoor onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, aangezien zij haar doel heeft bereikt. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris de asielaanvraag alsnog heeft behandeld en de vreemdeling dus niet meer in haar belangen is geschaad. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, omdat hij niet aan de vreemdeling tegemoet is gekomen door de asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen.
De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 maart 2024.