ECLI:NL:RVS:2024:1308

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
202301469/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel na niet in behandeling nemen door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 november 2022 en 4 januari 2023 besloten om deze aanvragen niet in behandeling te nemen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. Op 28 februari 2023 heeft de rechtbank de beroepen van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Khalaf, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, na het instellen van het hoger beroep, de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. De Raad van State overweegt dat de vreemdeling hierdoor onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, aangezien zij haar doel heeft bereikt. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris de asielaanvraag alsnog heeft behandeld en de vreemdeling dus niet meer in haar belangen is geschaad. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, omdat hij niet aan de vreemdeling tegemoet is gekomen door de asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen.

De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 maart 2024.

Uitspraak

202301469/1/V3.
Datum uitspraak: 28 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling] mede voor haar minderjarige kinderen
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 februari 2023 in zaken nrs. NL22.22774 en NL23.369 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 7 november 2022 en 4 januari 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 28 februari 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak, heeft de staatssecretaris haar asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, omdat zij heeft bereikt wat zij met haar hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris haar asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
3.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024
873-985