ECLI:NL:RVS:2023:4581

Raad van State

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
202202504/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 4 september 2019 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 16 april 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 28 maart 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, heeft hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en de vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

De vreemdeling heeft belang bij een uitspraak op het hoger beroep, omdat zij verblijf bij haar partner beoogt. De staatssecretaris heeft later een nieuwe mvv-aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, maar de vreemdeling handhaaft haar hoger beroep om de rechtbank te dwingen een overschrijding van de redelijke termijn te beoordelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling met de inwilliging van de nieuwe mvv-aanvraag heeft bereikt wat zij met het hoger beroep beoogde.

Daarnaast heeft de vreemdeling schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase. De Afdeling concludeert dat de redelijke termijn met bijna zes maanden is overschreden, en kent een schadevergoeding toe van € 500,00, verdeeld over de staatssecretaris en de Staat. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot betaling van € 41,67 en de Staat tot € 458,33. De proceskosten voor het verzoek om schadevergoeding worden ook verdeeld tussen de staatssecretaris en de Staat, elk voor de helft verantwoordelijk voor de kosten.

Uitspraak

202202504/1/V1.
Datum uitspraak: 12 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 maart 2022 in zaak nr. 20/4054 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: een mvv) te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 16 april 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 maart 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft desgevraagd een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdeling heeft desgevraagd een nader stuk ingediend.
Overwegingen
Belang bij een uitspraak op het hoger beroep
1.       De vreemdeling beoogt verblijf bij haar partner, referent. Zij heeft hiertoe op 3 juli 2019 de mvv-aanvraag voor verblijf bij referent ingediend. De staatssecretaris heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting laten weten dat de vreemdeling op 13 juni 2022 opnieuw een mvv-aanvraag voor verblijf bij referent heeft ingediend. De staatssecretaris heeft bij besluit van 15 november 2022 die mvv-aanvraag ingewilligd. De vreemdeling heeft desgevraagd meegedeeld dat zij haar hoger beroep handhaaft, omdat zij nog belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van haar betoog dat de rechtbank ten onrechte niet ambtshalve een overschrijding van de redelijke termijn heeft vastgesteld.
1.1.    Met de inwilliging van de mvv-aanvraag van 13 juni 2022 voor verblijf bij referent heeft de vreemdeling bereikt wat zij met haar hoger beroep beoogt. Bovendien hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend beroep of hoger beroep alleen inhoudelijk te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1145, onder 3.2). Het betoog van de vreemdeling over het ambtshalve beoordelen door de rechtbank van een overschrijding van de redelijke termijn is niet van betekenis voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Gestelde schade als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn geeft geen aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Een inhoudelijke beoordeling van de zaak is namelijk niet nodig voor de Afdeling om een verzoek tot schadevergoeding als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn te kunnen beoordelen. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Overschrijding van de redelijke termijn
2.       De vreemdeling verzoekt in het hogerberoepschrift en het nader stuk om schadevergoeding vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase. De vraag of de zaak binnen een redelijke termijn is behandeld, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. De redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk is twee jaar. Hiervan geldt een half jaar voor de bezwaarfase en anderhalf jaar voor de beroepsfase. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188, onder 4.3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling vangt de redelijke termijn in beginsel aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen (onder meer de uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2562, onder 7.2).
2.1.    De behandeling van het bezwaar heeft vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift op 2 oktober 2019 tot en met het nemen van het besluit op bezwaar op 16 april 2020 zes maanden en veertien dagen geduurd. Daarmee heeft de staatssecretaris de termijn voor het behandelen van het bezwaar met twee weken overschreden. De rechtbank heeft vervolgens op 28 maart 2022 uitspraak gedaan, zodat de termijn voor het behandelen van het beroep, gerekend vanaf de datum van het nemen van het besluit op bezwaar van 16 april 2020, drieëntwintig maanden en twaalf dagen heeft geduurd. Daarmee heeft de rechtbank de termijn voor het behandelen van het beroep met vijf maanden en bijna twee weken overschreden. Het overschrijden van de redelijke termijn moet daarom voor 1/12e deel aan de staatssecretaris worden toegerekend en voor het resterende 11/12e deel aan de rechtbank. De Staat betaalt het deel dat aan de rechtbank wordt toegerekend.
2.2.    De redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk is met bijna zes maanden overschreden. Bij een forfaitair bedrag van € 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, bedraagt de aan de vreemdeling toe te kennen schadevergoeding € 500,00. Omdat de overschrijding aan de staatssecretaris en de rechtbank is toe te rekenen, wordt de vergoeding van de schade naar evenredigheid uitgesproken ten laste van de staatssecretaris en de Staat. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding aan de vreemdeling van een bedrag van € 41,67 en de Staat tot vergoeding van een bedrag van € 458,33.
Proceskosten
3.       De Afdeling moet bezien of zij de staatssecretaris krachtens artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten moet veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als hij aan een vreemdeling is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:61, onder 3). Hiervan is in dit geval geen sprake, omdat de staatssecretaris de mvv heeft verleend op een aanvraag van referent in een andere procedure. Daarom bestaat geen aanleiding om de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van het hoger beroep te veroordelen. De staatssecretaris moet wel de proceskosten vergoeden voor het verzoek om schadevergoeding. Omdat de overschrijding van de redelijke termijn zowel aan de staatssecretaris, als aan de rechtbank is toe te rekenen, moeten de staatssecretaris en de Staat (minister van Justitie en Veiligheid) ieder de helft van de proceskosten vergoeden voor het verzoek om schadevergoeding. Bij de berekening van de kosten is wat betreft de zwaarte van de zaak de wegingsfactor licht (0,5) gehanteerd. Omdat de vreemdeling geen griffierecht heeft betaald, hoeft de staatssecretaris dat niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot betaling aan de vreemdeling van een schadevergoeding van € 41,67;
III.      veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan de vreemdeling van een schadevergoeding van € 458,33;
IV.     veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 209,25, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.      veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 209,25, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Keizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023
716-1028