Uitspraak
Datum uitspraak: 27 december 2023
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
2. het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel,
appellanten,
voorzitter
griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel een verbeurde dwangsom van € 3.600,00 heeft ingevorderd. De appellant, een vleesstierenhouder, heeft in 2017 een last onder dwangsom opgelegd gekregen wegens overtreding van de Waterwet, specifiek artikel 6.2, dat het lozen van verontreinigd afvalwater in oppervlaktewater verbiedt. De appellant heeft betoogd dat hij niet aan de last heeft kunnen voldoen, omdat de kavelsloot geen oppervlaktewaterlichaam zou zijn en dat de invordering onterecht was. De rechtbank heeft de invorderingsbesluiten vernietigd op basis van verjaring, maar het dagelijks bestuur heeft hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de bevoegdheid tot invordering was verjaard. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de appellant niet aan de opgelegde last heeft voldaan, maar dat de invordering niet meer kon plaatsvinden vanwege de verjaring.