ECLI:NL:RVS:2023:314
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om opheffing ongewenstverklaring door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 25 januari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn verzoek om opheffing van een ongewenstverklaring door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het oorspronkelijke besluit tot afwijzing dateert van 21 januari 2021. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 13 april 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 1 juni 2022 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn verzoek ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris het juiste toetsingskader heeft toegepast. De vreemdeling kon geen geslaagd beroep doen op eerdere uitspraken van de Afdeling, omdat deze betrekking hadden op een andere situatie die niet van toepassing was op zijn geval. De vreemdeling, als Unieburger, valt niet onder de bepalingen van de Terugkeerrichtlijn die enkel van toepassing zijn op derdelanders. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 25 januari 2023, en is vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.