202301086/1/V3.
Datum uitspraak: 3 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 februari 2023 in zaken nrs. NL22.23906 en NL22.23907 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 6 mei 2022 en 26 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten (hierna: het terugkeerbesluit) en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 6 februari 2023 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het inreisverbod gegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De staatssecretaris klaagt in grief 1 terecht dat de rechtbank buiten de grenzen van het geding is getreden (artikel 8:69, eerste lid, van de Awb). De rechtbank heeft beoordeeld of het terugkeerbesluit rechtsgeldig is uitgereikt, terwijl de vreemdeling daar niet in een beroepsgrond over had geklaagd. Bovendien blijkt uit de uitspraak van de rechtbank uitdrukkelijk dat partijen het erover eens zijn dat het terugkeerbesluit op enig moment is uitgereikt.
1.1. De grief slaagt.
2. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de staatssecretaris verder heeft aangevoerd te bespreken. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 februari 2023 in zaken nrs. NL22.23906 en NL22.23907;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023
873