ECLI:NL:RVS:2022:929

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
202105149/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 9 oktober 2020 is genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld, bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten en een inreisverbod uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 30 juli 2021 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.J. van der Graaf, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 maart 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat de rechtsvraag die aan de orde is eerder door de Afdeling is beantwoord in eerdere uitspraken. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.

Uitspraak

202105149/1/V1.
Datum uitspraak: 30 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 30 juli 2021 in zaak nr. NL20.18196 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld, bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 30 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.J. van der Graaf, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraken van 16 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2090, en van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:584, beide onder 2.1 en 2.2, over het belang bij een inhoudelijke beoordeling van een inreisverbod als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2022
827