ECLI:NL:RVS:2022:3240

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
202104029/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag wapenverlof voor Lever Action-geweer door SV Juliana

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Schietvereniging "Juliana" (SV Juliana) tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 mei 2021. SV Juliana had een aanvraag ingediend voor bijschrijving van een Lever Action-geweer op haar wapenverlof, maar deze aanvraag was door de korpschef van de Nationale Politie afgewezen. De korpschef stelde dat er geen redelijk belang was voor het voorhanden hebben van het wapen, omdat de Lever Action-competitie niet erkend was door de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie (KNSA). De minister van Justitie en Veiligheid had deze afwijzing in een later besluit bevestigd. De rechtbank had het beroep van SV Juliana ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelde de Afdeling dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen. De Afdeling concludeerde dat de minister niet voldoende had onderbouwd dat de schietsportdiscipline Lever Action Geweer geen redelijk belang opleverde voor het voorhanden hebben van het wapen. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de minister, en droeg de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder gemaakte motiveringsfouten in acht genomen moeten worden. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan SV Juliana.

Uitspraak

202104029/1/A3.
Datum uitspraak: 9 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Schietvereniging "Juliana" (hierna: SV Juliana), gevestigd te Wassenaar,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 mei 2021 in zaak nr. 19/6497 in het geding tussen:
SV Juliana
en
de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2019 heeft de korpschef van de Nationale Politie een aanvraag van SV Juliana om bijschrijving op haar wapenverlof van een zogenoemd Lever Action-geweer afgewezen.
Bij besluit van 3 oktober 2019 heeft de minister het door SV Juliana daartegen ingestelde administratief beroep, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2021 heeft de rechtbank het door SV Juliana daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft SV Juliana hoger beroep ingesteld.
De korpschef en de minister hebben schriftelijke uiteenzettingen gegeven.
SV Juliana heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2022, waar SV Juliana, vertegenwoordigd door mr. I.L. Bokhout, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J. den Ouden en mr. F.H. Kamminga, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de korpschef, vertegenwoordigd door mr. J.B. van der Els, als partij gehoord.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       Het wettelijk kader voor deze zaak bestaat uit de Wet wapens en munitie (hierna: Wwm), het Besluit wapens en munitie, de Regeling wapens en munitie en de Circulaire wapens en munitie (hierna: Cwm). De belangrijkste toepasselijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.       Ter zitting is vastgesteld dat het door SV Juliana aangevraagde wapen geen semiautomatisch vuurwapen is als bedoeld in artikel 6, zesde lid, van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PB 1991, L 256), zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 (PB 2017, L 137). Aan de vraag of die bepaling juist is geïmplementeerd in de onder 1 vermelde wet- en regelgeving wordt daarom niet toegekomen.
Besluitvorming
3.       SV Juliana is een door de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie (hierna: KNSA) gecertificeerde schietsportvereniging. Zij is in het bezit van een verenigingsverlof voor het voorhanden hebben van de daarop vermelde wapens. Zij heeft de korpschef verzocht om bijschrijving op dat verlof van een enkelloops kogelgeweer van het merk Uberti, model 1873 Short Rifle, kaliber .357M/.38SP, met nummer W64295, voor de interne competitie Lever Action Geweer.
De korpschef heeft deze aanvraag afgewezen wegens het ontbreken van een redelijk belang als bedoeld in artikel 28, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wwm, omdat de Lever Action-competitie geen door de KNSA erkende schietsportdiscipline is. Het aangevraagde wapen valt volgens de korpschef ook niet binnen de wel erkende schietsportdiscipline Pope, omdat het ontworpen is voor nitrokruitpatronen in plaats van zwartkruitpatronen.
In het besluit van 3 oktober 2019, waarbij het administratief beroep van SV Juliana tegen het besluit van de korpschef ongegrond is verklaard, heeft de minister daaraan toegevoegd dat hij naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 oktober 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:4737, in een nieuwe Cwm (hierna: Cwm 2019) zelf schietsportdisciplines heeft aangewezen, in plaats van dat geheel over te laten aan de KNSA. Alleen voor die schietsportdisciplines zal een redelijk belang worden aangenomen voor het voorhanden hebben van wapens en munitie. De schietsportdiscipline Lever Action Geweer is niet opgenomen in de - op dat moment nog te implementeren - bijlage C8 van de Cwm 2019. De schietsportdiscipline Pope is daarin wel opgenomen, maar het wapen waarvoor SV Juliana bijschrijving op haar verenigingsverlof heeft aangevraagd voldoet niet aan de eisen van het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement voor Pope, aldus de minister. De minister heeft in het besluit van 3 oktober 2019 ten slotte het beroep van SV Juliana op het gelijkheidsbeginsel afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft overwogen dat het criterium ‘redelijk belang’ de overheid veel speelruimte geeft. Uit de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 oktober 2018 en de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1455, volgt niet dat elke schietsportdiscipline die in verenigings-/wedstrijdverband serieus wordt beoefend een redelijk belang oplevert. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, nu geen sprake is van een beoefening van een door verweerder in bijlage C8 van de Cwm 2019 aangewezen schietsportdiscipline, er geen redelijk belang voor het voorhanden hebben van het wapen is. Omdat de Cwm 2019 nog niet in werking was getreden, heeft de minister terecht niet volstaan met een verwijzing daarnaar, maar in het besluit van 3 oktober 2019 voldoende uiteengezet en gemotiveerd om welke redenen er in dit geval geen redelijk belang is, aldus de rechtbank.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat, nu niet is voldaan aan de criteria die gelden voor de aangewezen schietsportdiscipline Pope en bijbehorende wapens, eiser geen redelijk belang heeft dat de verlening van het wapenverlof voor de discipline Pope vordert. Niet valt in te zien dat de minister bij de beoordeling niet aan de aanvullende eisen van de KNSA had mogen toetsen.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt volgens de rechtbank niet, omdat uit het door SV Juliana overgelegde overzicht niet valt op te maken of de daarop vermelde verloven zijn verleend ten behoeve van de schietsport op basis van bijvoorbeeld de overgangsregeling of ten behoeve van andere doeleinden, en of daadwerkelijk sprake is van een gelijk geval. Voor zover door de korpschef verloven zijn verleend tegen de regels in, is de minister daaraan niet gebonden, aldus de rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
5.       Ter zitting is vastgesteld dat in deze procedure niet ter beoordeling voorligt of het aangevraagde wapen geschikt is voor de schietsportdiscipline Dynamic Service Rifle. De hogerberoepsgronden die daarop betrekking hebben, zullen daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Het criterium ‘redelijk belang’
6.       SV Juliana betoogt dat de rechtbank ten onrechte de minister is gevolgd in zijn standpunt dat geen redelijk belang bestaat voor het beoefenen met het aangevraagde wapen van de interne competitie Lever Action Geweer. De schietsportdiscipline Lever Action Geweer is een schietsportdiscipline als door de Afdeling in de uitspraak van 6 mei 2015 bedoeld, aldus SV Juliana. Volgens haar is met het opnemen van Bijlage C8 in de Cwm 2019 niet tegemoetgekomen aan de bezwaren van de Afdeling zoals genoemd in die uitspraak, omdat er ook in andere dan in die bijlage vermelde gevallen sprake kan zijn van een redelijk belang.
De minister heeft op 30 maart 2021 informatie openbaar gemaakt waaruit volgens SV Juliana blijkt dat volgens de minister een redelijk belang bestaat om met het aangevraagde wapen op een serieuze wijze in wedstrijd-/verenigingsverband de discipline Lever Action Geweer te beoefenen. Volgens die informatie heeft de korpschef veel wapenverloven voor Lever Action-geweren verleend die nu onder verschillende disciplines vallen. Daarom bestaat er aanleiding om hiervoor een aparte discipline vast te stellen. De minister ziet daarin ook voor de veiligheid geen enkel beletsel; er is volgens die informatie bij de discipline Lever Action Geweer geen sprake van een grotere gevaarzetting wat betreft de kalibers dan bij de al erkende disciplines, aldus SV Juliana.
6.1.    Volgens de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 28, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wwm kan "serieuze beoefening van de schietsport" een redelijk belang opleveren voor het voorhanden hebben van een wapen (Kamerstukken II 1976/77, 14 413, nr. 3, blz. 35). In de hiervoor genoemde uitspraak van 6 mei 2015 heeft de Afdeling in 5.3 overwogen dat het in de Cwm 2013 ter invulling van het criterium ‘redelijk belang’ gestelde vereiste dat een sportschutter in wedstrijdverband een door de KNSA gereglementeerde of erkende tak van schietsport moest beoefenen, de grenzen van een redelijke wetsuitleg te buiten ging. Dat gold volgens de Afdeling temeer, omdat "door middel van dit vereiste de publiekrechtelijke bevoegdheid van de korpschef tot het houden van toezicht op de verlening van wapenverloven zonder wettelijke grondslag in feite wordt uitgeoefend door de KNSA, een privaatrechtelijke rechtspersoon die op basis van het in de Circulaire gestelde vereiste via reglementering en erkenning van schietdisciplines bepaalt of een sportschutter aan de vereisten voor het verlenen van een verlof voldoet."
De rechtbank is SV Juliana terecht niet gevolgd in haar opvatting dat de uitspraak van 6 mei 2015 grondslag biedt voor een zodanige uitleg van het criterium ‘redelijk belang’ dat elke schietsport die in verenigings-/wedstrijdverband serieus zou worden beoefend een redelijk belang oplevert. Zoals ook blijkt uit de hiervoor vermelde totstandkomingsgeschiedenis van artikel 28 van de Wwm, waarin staat dat dat criterium aan de overheid veel speelruimte geeft, mag de minister nader invullen wanneer sprake is van een redelijk belang. De minister heeft in de stukken en op de zitting toegelicht dat hij bij de toelating van vuurwapens een restrictief beleid voert omdat vuurwapens zeer gevaarlijk zijn. De minister hecht er groot belang aan dat de korpschef kan controleren of sprake is van een schietsportdiscipline en of de aangevraagde wapens en munitie geschikt zijn voor die discipline. Alleen dan heeft een schutter een redelijk belang bij het voorhanden hebben van de door hem gewenste wapens en munitie. De minister heeft daartoe in bijlage C8 bij de Cwm 2019 neergelegd welke schietportdisciplines zijn toegestaan en aan welke (kaliber)vereisten de wapens in die discipline moeten voldoen.
De minister heeft er blijkens B 2.1 van de Cwm 2019 voor gekozen om alleen door de KNSA gereglementeerde schietsportdisciplines aan te wijzen, omdat alleen deze gangbare schietsportdisciplines zijn. Volgens B 2.6 van de Cwm 2019 gelden voor die schietsportdisciplines de KNSA Schiet- en Wedstrijdreglementen, die zijn afgeleid van de internationale regels voor de schietsport van de International Shooting Sport Federation. Door aan te sluiten bij deze bestaande kaders voor de schietsport wordt volgens de minister zo veel mogelijk gewaarborgd dat sprake is van beoefening van een bestaande schietsportdiscipline en wordt voorkomen dat schietverenigingen een geheel eigen invulling kunnen geven aan de desbetreffende schietsportdiscipline. Op die manier wordt zoveel mogelijk de veiligheid gewaarborgd.
6.2.    De Afdeling is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat (bijschrijving van een wapen op) een wapenverlof alleen kan worden verleend als het aangevraagde wapen geschikt is om te worden gebruikt binnen een door de minister aangewezen schietsportdiscipline. Ook heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom hij de door de KNSA erkende en gereglementeerde schietsportdisciplines heeft aangewezen in bijlage C8 bij de Cwm 2019. Anders dan SV Juliana stelt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit de uitspraak van 6 mei 2015 niet kan worden afgeleid dat de minister in het geheel geen ruimte heeft om, voor zover het om deze door de KNSA gereglementeerde schietsportdisciplines gaat, aanvullende eisen aan de KNSA over te laten. Daarbij is van belang dat het bij die aanvullende eisen gaat om de sporttechnische eigenschappen van de schietsportdisciplines, terwijl de minister zelf de schietsportdisciplines aanwijst en de wezenlijke wapentechnische eisen, zoals het kaliber, in bijlage C8 heeft neergelegd.
Maar met SV Juliana is de Afdeling van oordeel dat de minister in de Cwm 2019 niet voldoende is tegemoetgekomen aan het in de uitspraak van 6 mei 2015 genoemde bezwaar dat het verlenen van wapenverloven feitelijk geschiedde door de KNSA. Op de zitting is namelijk vastgesteld dat in bijlage C8 op dit moment uitsluitend schietsportdisciplines zijn aangewezen die door de KNSA zijn erkend en gereglementeerd, zodat de situatie feitelijk niet is veranderd ten opzichte van de situatie ten tijde van de uitspraak van 6 mei 2015. Hoewel de minister in B 2.6 van de Cwm 2019 heeft onderkend dat in Nederland een aantal nieuwe schietsportdisciplines zijn ontstaan, die niet door de KNSA zijn gereglementeerd, en de mogelijkheid heeft opgenomen om die schietsportdisciplines voor aanwijzing bij de minister aan te melden, kon de minister op de zitting geen duidelijkheid geven over de voor deze beoordeling aan te leggen criteria, noch over de precieze invulling van deze verzoekprocedure, zoals welke termijnen en rechtsbeschermingsmogelijkheden daarvoor gelden. In het bijzonder is onduidelijk gebleven wat de precieze rol en betekenis is van de Werkgroep advies Wet wapens en munitie en de KNSA in deze procedure. Dat die procedure niet naar behoren functioneert blijkt ook uit het feit dat, zoals de minister op de zitting heeft erkend, een verzoek om aanwijzing van de schietsportdiscipline Lever Action Geweer al in februari 2019 bij de minister is ingediend, maar daarop nog steeds niet is beslist.
Overigens blijkt uit de door SV Juliana overgelegde stukken uit de door de minister op 30 maart 2021 openbaar gemaakte informatie weliswaar dat over de aanwijzing van Lever Action Geweer als schietsportdiscipline het nodige te doen is, maar valt, anders dan zij stelt, niet zonder meer af te leiden dat de minister het verzoek zal inwilligen. De Afdeling kan daar in deze procedure dan ook niet van uitgaan of op vooruitlopen.
6.3.    Gelet op het voorgaande heeft de minister met de Cwm 2019 op zichzelf geen onevenredige invulling gegeven aan het criterium ‘redelijk belang’ door in bijlage C8 schietsportdisciplines aan te wijzen en de wapentechnische eisen te benoemen, die gelden voor de binnen de schietsport te gebruiken vuurwapens. Maar er bestaat nog te veel onduidelijkheid over de vraag of ook andere dan door de KNSA erkende en gereglementeerde schietsportdisciplines voor aanwijzing in aanmerking komen. Daarmee is ook onvoldoende duidelijk geworden of het beoefenen van de schietsportdiscipline Lever Action Geweer een redelijk belang kan opleveren voor het voorhanden hebben van een wapen. De verzoekprocedure zal nader moeten worden geregeld. Dat betekent dat de motivering, die de minister in het besluit van 3 oktober 2019 heeft gegeven voor de afwijzing van de bijschrijving van het aangevraagde wapen voor de schietsportdiscipline Lever Action Geweer, onvolledig en dus ondeugdelijk is.
Het betoog slaagt in zoverre.
7.       In de door SV Juliana genoemde uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2223, lag de Cwm 2019 niet ter beoordeling voor, zodat wat SV Juliana over het redelijk belang-criterium in relatie tot die uitspraak aanvoert geen bespreking behoeft.
Schietsportdiscipline Pope
8.       SV Juliana betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat met het aangevraagde wapen, te weten een replica uit 1892 door Uberti van het Winchester 1873-model, niet de wel door de minister aangewezen KNSA-discipline Pope kan worden beoefend, omdat het niet voldoet aan de eis van het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, Deel VII "Historische Wapens" dat het wapen moet zijn ontworpen voor het verschieten van zwartkruitpatronen. De rechtbank heeft ten onrechte geen betekenis toegekend aan de werkinstructie van de korpschef van 29 september 2020, waarin staat dat voor de beoordeling van het redelijk belang uitsluitend dient te worden uitgegaan van de door de minister erkende schietsportdisciplines, en waaruit dus volgt dat niet meer aan het Schiet- en Wedstrijdreglement van de KNSA mag worden getoetst, aldus SV Juliana.
Volgens SV Juliana is het standpunt van de minister dat het door haar aangevraagde wapen is ontworpen voor nitrokruitpatronen bovendien onjuist, aangezien het Winchester 1873-model niet is ontworpen voor nitrokruitpatronen - die in 1873 immers nog niet bestonden - en in artikel 2.2.10 van het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement "Historische Wapens" (Wapengroep VII) replica’s en originele wapens worden gelijkgesteld. Daarnaast is het onjuist dat nitrokruitpatronen een grotere mate van gevaarzetting met zich brengen, omdat zwartkruit lichter ontvlambaar is dan nitrokruit, aldus SV Juliana.
8.1.    Zoals volgt uit wat hiervoor onder 6.2 is overwogen, mag de aanvraag bij de door de minister aangewezen schietsportdisciplines waarvoor een KSNA Schiet- en Wedstrijdreglement geldt aan dat reglement worden getoetst voor zover het de sporttechnische eisen betreft. Dat geldt dus ook voor de schietsportdiscipline Pope. De werkinstructie waarnaar SV Juliana verwijst dateert van na het besluit van 3 oktober 2019 en is, zoals de korpschef heeft verklaard, inmiddels ingetrokken omdat deze tegen het beleid van de minister indruiste. De rechtbank heeft terecht overwogen dat SV Juliana aan die instructie geen rechten kan ontlenen.
8.2.    Op de zitting heeft de minister zich nader op het standpunt gesteld dat nitrokruit weliswaar niet gevaarlijker is dan zwartkruit, maar dat nitrokruit niet past bij de historische discipline Pope. De sporttechnische eisen moeten volgens de minister zeer restrictief worden gelezen, zodat het aantal soorten wapens dat is toegestaan binnen een schietsportdiscipline niet toeneemt. De korpschef heeft daaraan toegevoegd dat replica’s standaard geschikt worden gemaakt voor het modernere nitrokruit en dat met het aangevraagde wapen daarom niet kan worden deelgenomen aan Pope-schietwedstrijden en dus geen redelijk belang bestaat bij het voorhanden hebben van dat wapen. De gemachtigde van SV Juliana heeft dat weersproken en toegelicht dat het aangevraagde wapen mede geschikt is voor zwartkruit en daarmee daarom wel aan die wedstrijden kan worden deelgenomen. De gemachtigde heeft benadrukt dat een replica per definitie niet is ontworpen, en dus gekeken moet worden naar het ontwerp van het origineel.
8.3.    In artikel 2.2.3 van het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, Deel VII "Historische Wapens", No 56 Pope, is onder A vermeld: "Geweer: Elk type enkelloops achterlaad-kogelgeweer met getrokken loop, zowel enkelschots als repeterend, ontworpen voor het gebruik van zwartkruit-patronen, model van vóór 1900, kaliber minimaal .22CF (5,6 mm), met uitzondering van kaliber .22" randvuur."
Artikel 2.2.10 luidt: "Bij de disciplines […] 56, […] worden origineel en replica gemengd geschoten en bestaan niet als aparte onderdelen."
Gelet op deze artikelen lijkt SV Juliana met juistheid te stellen dat met een replica geschoten mag worden, wat indruist tegen het standpunt van de korpschef en de minister. Desgevraagd heeft de minister verklaard dat hij geen contact heeft opgenomen met de KNSA voor de uitleg van deze artikelen. Nu het hier om sporttechnische eisen gaat die volgens het eigen beleid van de minister uitsluitend worden getoetst aan het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, en die eisen voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, had dat wel op de weg van de korpschef dan wel de minister gelegen. Dit betekent dat het besluit van 3 oktober 2019 niet met de nodige zorgvuldigheid is voorbereid, als gevolg waarvan de afwijzing voor de schietsportdiscipline Pope op een ondeugdelijke motivering berust. De rechtbank heeft dat ten onrechte niet onderkend.
Het betoog slaagt.
Gelijkheidsbeginsel
9.       SV Juliana betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Uit stukken die de korpschef op basis van de Wet openbaarheid van bestuur openbaar heeft gemaakt, blijkt volgens SV Juliana dat in de periode 2010-2019 ongeveer 1500 verloven zijn verleend voor soortgelijke Lever Action-geweren met hetzelfde kaliber - en zelfs voor identieke wapens - als het door haar aangevraagde wapen, dat deze verloven zijn verleend ten behoeve van de schietsport, en op basis van welke schietsportdisciplines deze wapenverloven zijn verleend.
Ook is de rechtbank er volgens SV Juliana ten onrechte aan voorbijgegaan dat sprake is van rechtsongelijkheid, omdat vergelijkbare wapens in andere Europese landen wel zijn toegestaan en daar geen beperkingen aan de te beoefenen schietsportdisciplines zijn opgelegd.
9.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de minister niet gebonden is aan de uitvoeringspraktijk van andere landen waar gekozen is voor een andere invulling van de nationale wapenwetgeving. In zoverre faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
9.2.    Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat SV Juliana haar beroep op het gelijkheidsbeginsel, voor zover dat ziet op eerder door de korpschef verleende (bijschrijvingen op) verloven, wel voldoende met concrete gevallen heeft onderbouwd. In het besluit van 3 oktober 2019 is de minister daar ten onrechte aan voorbijgegaan, zodat het besluit ook op dat punt ondeugdelijk is gemotiveerd.
In hoger beroep heeft de minister erkend dat de korpschef (bijschrijvingen op) verloven voor soortgelijke vuurwapens als die van SV Juliana ten behoeve van de schietsport heeft verleend. Op zijn verzoek heeft de korpschef een onderzoek ingesteld daarnaar. Voor zover die (bijschrijvingen op) verloven zijn verleend op basis van een vergelijkbare situatie als die van SV Juliana, zullen die worden ingetrokken. Nieuwe, soortgelijke aanvragen zullen worden afgewezen tenzij de overgangsregeling van toepassing is, aldus de minister. Ter zitting heeft de korpschef verklaard dat het onderzoek wegens capaciteitsgebrek en andere prioriteiten nog niet van de grond is gekomen.
9.3.    In de uitspraak van 6 oktober 2021 heeft de Afdeling geoordeeld dat een nader onderzoek naar de gevallen waarin wel verlof is verleend niet nodig is voor de beoordeling van die zaak, omdat de korpschef in die gevallen, als ze gelijk zijn aan het geval van appellante in die zaak, in strijd met de wet heeft gehandeld. Gelet op de hiervoor geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken die aan het besluit van 3 oktober 2019 kleven, staat in deze zaak nog niet vast of de minister op grond van de toepasselijke wet- en regelgeving de aanvraag van SV Juliana moet afwijzen. Maar ook in deze zaak geldt dat, als dat wel zo blijkt te zijn, het gelijkheidsbeginsel er niet toe noopt dat de minister gehouden is fouten van de korpschef te herhalen. Het betoog kan daarom niet tot het door SV Juliana beoogde resultaat leiden.
Eindoordeel
10.     Gelet op wat onder 6.3, 8.3 en 9.2 is overwogen, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 3 oktober 2019 gegrond verklaren. Dat besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de in artikelen 3:2 en 7:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde eisen van een zorgvuldige voorbereiding en deugdelijke motivering. De minister moet een nieuw besluit op het administratief beroep van SV Juliana nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
11.     De minister moet de proceskosten vergoeden. Voor de bepaling van de hoogte van die vergoeding worden deze zaak en zaak nr. 202104027/1/A3, in welke zaak ook vandaag uitspraak is gedaan, aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In beide zaken heeft dezelfde gemachtigde nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend. Ook zijn de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld. Deze twee zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten in beroep en hoger beroep daarom als één zaak beschouwd. Dit komt neer op een vergoeding van in totaal € 3.036,00 voor het indienen van het (hoger)beroepschrift en het verschijnen ter zitting. Dit bedrag dient te worden verdeeld over beide appellanten. Dit betekent dat de minister aan SV Juliana een bedrag van € 1.518,00 dient te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 mei 2021 in zaak nr. 19/6497;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van de minister van Justitie en Veiligheid van 3 oktober 2019, kenmerk WBM 1959;
V.      draagt de minister van Justitie en Veiligheid op om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI.     bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII.     veroordeelt de minister van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij Schietvereniging "Juliana" in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    gelast dat de minister van Justitie en Veiligheid aan Schietvereniging "Juliana" het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 886,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022
611
BIJLAGE - WETTELIJK KADER
Wet wapens en munitie
Artikel 26
1. Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III voorhanden te hebben.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen die houder zijn van:
a. een verlof als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, voor zover dit verlof reikt; of
[…].
Artikel 28
1. Verlof tot het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt, uitsluitend voor wapens en munitie behorend tot categorie III, verleend door de korpschef.
2. Een verlof wordt verleend indien:
a. een redelijk belang de verlening van het verlof vordert;
b. de aanvrager geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde of veiligheid kan vormen;
c. de aanvrager tenminste de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, behoudens afwijking voor leden van een schietvereniging.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen sprake is van een redelijk belang, als bedoeld in onderdeel a.
Regeling wapens en munitie
Artikel 43
1 - 4 […]
5. Een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, ten behoeve van de schietsport wordt alleen verleend voor de wapens en munitie waarmee de sportschutter binnen het verband van zijn schietvereniging, welke voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 43a, een schietsportdiscipline beoefent.
6 […].
Circulaire wapens en munitie 2019 (geldend van 1 februari 2020 tot heden)
A. Algemeen deel
1.4.4. Verloven
Een verlof is een individuele uitzondering op het wettelijke verbod om wapens van (meestal) categorie III voorhanden te hebben, te vervoeren en/of te dragen.
[…]
In de onderdelen B 2 t/m B 6 van deze Circulaire is geregeld in welke gevallen en onder welke voorwaarden er sprake is van een ‘redelijk belang’ als bedoeld in artikel 28 van de WWM.
B. Bijzonder deel
2. Schietsport
2.2.1 Verenigingsverlof
Aan een door de KNSA of KNTS gecertificeerde schietsportvereniging c.q. vereniging waar de traditionele schietsport wordt beoefend, kan een verlof worden verleend tot het voorhanden hebben van vuurwapens, die aan die vereniging toebehoren en die bestemd zijn voor gebruik door de leden van die vereniging. Een verenigingsverlof wordt alleen verleend indien de schietvereniging en haar leden met de verlening van dit verlof geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde of veiligheid kunnen vormen en er een redelijk belang is voor het verlenen van het verlof. Het verlof tot het voorhanden hebben van verenigingswapens en munitie wordt feitelijk gesteld op naam van de beheerder(s) van de vereniging. De vereniging dient zich bezig te houden met het beoefenen van de (traditionele) schietsport en alle geldende wetten en regelgeving na te leven.
[…]
Om een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wwm te verkrijgen moet er sprake zijn van een redelijk belang tot het voorhanden hebben van wapens en munitie. De schietsport kan een redelijk belang opleveren tot het voorhanden hebben van wapens en munitie. Dit is alleen het geval, indien de schietvereniging door de KNSA of vereniging waar de traditionele schietsport wordt beoefend door de KNTS is gecertificeerd en met de wapens die zij aanvraagt door haar leden binnen de vereniging op een veilige en gecontroleerde wijze, in wedstrijdverband, een door mij in bijlage C8 aangewezen tak van de schietsport wordt beoefend. […] (zie […] B/2.6 Schietsportdisciplines.
[…]
2.6. Schietsportdisciplines
Schietsportdisciplines vormen een indeling van vormen van schietsport (binnen een wapengroep), die kunnen worden onderscheiden op grond van onder meer houding en positie, aantal schoten, soort wapen, gewicht, trekkerdruk, soort kaliber en schietafstand (takken van schietsport).
Zoals ook onder B 2.1 vermeld kan alleen de beoefening van een aangewezen schietsportdiscipline in verenigingsverband naar mijn oordeel een redelijk belang opleveren in de zin van artikel 28, tweede lid WWM. Dat betekent dat alleen een verlof kan worden verleend, als sprake is van beoefening van een aangewezen schietsportdiscipline. In bijlage C8 zijn deze schietsportdisciplines aangewezen, waarbij tevens de wapentechnische eisen zijn benoemd, die gelden voor de binnen de schietsport te gebruiken vuurwapens. Het gaat om schietsportdisciplines die een gereglementeerde tak van schietsport betreffen. Het maatschappelijk belang is ermee gediend dat niet meer wapens in de samenleving in omloop komen dan uitsluitend die, die geschikt zijn voor schietsportdoeleinden. De technische eisen die aan de wapens worden gesteld betreffen naar mijn oordeel een wezenlijke aspecten van wapens en zijn daarom eveneens opgenomen in bijlage C8. Verder gelden de door de KNSA en KNTS opgestelde reglementen voor wat betreft de sporttechnische eigenschappen van de schietsportdisciplines. De reglementering staat ook onder invloed van de internationale regels voor de schietsport van de International Shooting Sport Federation (I.S.S.F.).
Ik laat het reglementeren van de sporttechnische eigenschappen van de schietdisciplines aan deze verenigingen over, omdat het bepalen welke sporttechnische eisen gesteld worden aan een schietsportactiviteit bij uitstek een taak van de landelijke schietsportbond of de landelijke bond van traditionele schutters is.
Hierbij zij aangetekend dat er - doordat de Nederlandse sportschutter onder meer door het deelnemen aan buitenlandse schietwedstrijden kennis neemt van nieuwe wedstrijdvormen - ook in Nederland een aantal nieuwe schietsportdisciplines zijn ontstaan. Nieuwe of (nog) niet aangewezen schietsportdisciplines kunnen voor aanwijzing schriftelijk bij de Minister van Justitie en Veiligheid aangemeld worden. Alvorens een besluit te nemen laat de minister zich adviseren door de ministeriële werkgroep advies Wet wapens en munitie en KNSA dan wel KNTS. De disciplines die niet door mij zijn aangewezen als schietsportdisciplines waarvan de beoefening in verenigingsverband een redelijk belang op kan leveren voor het voorhanden hebben van vuurwapens, dienen te worden beschouwd als zijnde facultatief. Zij leveren geen redelijk belang op bij het voorhanden hebben van vuurwapens die uitsluitend voor die disciplines zijn bestemd […].
Bijlage C8 Aangewezen schietsportdisciplines
Historisch Wapen:
[…]
Pope - kaliber min. .22CF/5,6mm - geweer, achterlaad, vrij
[…]