ECLI:NL:RVS:2022:2421
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning
Op 22 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 11 april 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 21 juli 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht overwogen dat de vreemdeling internationale bescherming geniet in Denemarken, waardoor aan de voorwaarden van de Vreemdelingenwet 2000 was voldaan. Ook was de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris niet ambtshalve hoefde te beoordelen of de vreemdeling op grond van zijn gezinsleven aanspraak maakte op een verblijfsrecht in Nederland.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022.