ECLI:NL:RVS:2022:2421

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
202204483/1/V3 en 202204483/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning

Op 22 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 11 april 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 21 juli 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht overwogen dat de vreemdeling internationale bescherming geniet in Denemarken, waardoor aan de voorwaarden van de Vreemdelingenwet 2000 was voldaan. Ook was de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris niet ambtshalve hoefde te beoordelen of de vreemdeling op grond van zijn gezinsleven aanspraak maakte op een verblijfsrecht in Nederland.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022.

Uitspraak

202204483/1/V3 en 202204483/2/V3.
Datum uitspraak: 22 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 21 juli 2022 in zaak nr. NL22.6355 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank heeft onder 6.1 van haar uitspraak namelijk terecht en op goede gronden overwogen dat omdat de vreemdeling internationale bescherming geniet in Denemarken voldaan is aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb 2000. Ook is de rechtbank onder 6.2 terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de staatssecretaris niet ambtshalve hoefde te beoordelen of de vreemdeling op grond van zijn gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aanspraak maakt op een verblijfsrecht in Nederland. Die beoordeling komt pas bij de inhoudelijke behandeling van een asielaanvraag of bij een reguliere verblijfsaanvraag aan de orde (zie de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:122, onder 2.2). De uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006, gaat over aanvragen voor gezinshereniging en gezinsvorming. De verwijzing van de vreemdeling naar die uitspraak kan hem al daarom niet baten.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Soffers
Voorzieningenrechter
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2022
47-1017