ECLI:NL:RVS:2022:1606

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
201902963/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bestemmingsplan voor woningbouw op locatie 'n Stet door gemeente Borne

Op 12 september 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borne het verzoek van appellante en anderen tot vaststelling van een bestemmingsplan voor de percelen, kadastraal bekend als Borne L240 en L241 (locatie 'n Stet), afgewezen. Appellante en anderen willen tien vrijstaande woningen met ruime kavels realiseren op deze locatie en hebben op 12 juni 2018 een verzoek ingediend voor een uitwerkingsplan en bestemmingsplan. Het college heeft dit verzoek geweigerd. Op 5 maart 2019 heeft de raad van de gemeente Borne het bezwaar van appellante en anderen gegrond verklaard, maar alleen voor zover het gericht was tegen de weigering van het onbevoegde orgaan om een bestemmingsplan vast te stellen. Voor het overige werd het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing hebben appellante en anderen beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 februari 2022 behandeld. Tijdens deze zitting waren appellante en anderen vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. I.E. Nauta, en de raad door mr. T.E.P.A. Lam, ing. H.S. Zuethoff, mr. M. Kruit en J.J.W. Jonker. De Afdeling oordeelde dat het besluit van het college van 12 september 2018 onbevoegd was genomen, omdat de raad op basis van de Wet ruimtelijke ordening exclusief bevoegd is om een bestemmingsplan vast te stellen. De Afdeling concludeerde dat het bevoegdheidsgebrek in bezwaar kon worden hersteld, wat de raad ook heeft gedaan met het besluit van 5 maart 2019.

De Afdeling oordeelde verder dat de locatie 'n Stet niet binnen de begrenzing van de woonwijk Bornsche Maten ligt, zoals vastgelegd in het Masterplan Bornsche Maten Actualisatie 2019. De raad heeft besloten om buiten deze begrenzing geen woningen toe te staan. Het beroep van appellante en anderen werd ongegrond verklaard, en de raad werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 juni 2022.

Uitspraak

201902963/1/R3.
Datum uitspraak: 8 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Hengelo, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Borne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2018 heeft het college het verzoek van [appellante] en anderen tot vaststelling van een bestemmingsplan voor  de percelen, kadastraal bekend als Borne L240 en L241 (hierna: locatie ’n Stet), afgewezen.
Bij besluit van 5 maart 2019 heeft de raad het door [appellante] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het is gericht tegen de weigering tot vaststelling van een bestemmingsplan genomen door het onbevoegde orgaan. Voor het overige heeft de raad het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 februari 2022, waar [appellante] en anderen, bijgestaan door mr. I.E. Nauta, advocaat te Deventer, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, ing. H.S. Zuethoff, mr. M. Kruit en J.J.W. Jonker, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De Afdeling stelt voorop dat het besluit van het college van 12 september 2018 onbevoegd is genomen, omdat de raad gelet op artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening exclusief bevoegd is de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen, af te wijzen en op het hiertegen gerichte bezwaar te beslissen. Voor zover [appellante] en anderen betogen dat het niet mogelijk is om dit bevoegdheidsgebrek in bezwaar te herstellen, overweegt de Afdeling dat dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:329) is het mogelijk een bevoegdheidsgebrek in bezwaar te herstellen. De raad heeft dit gedaan met het besluit van 5 maart 2019.
2.       [appellante] en anderen willen tien vrijstaande woningen met ruime kavels realiseren op locatie ’n Stet. Om dit mogelijk te maken hebben zij het college op 12 juni 2018 verzocht om een uitwerkingsplan en een bestemmingsplan vast te stellen. Het college heeft dit geweigerd. Bij besluit van 5 maart 2019 heeft de raad het door [appellante] en anderen daartegen gemaakt bezwaar gegrond verklaard, voor zover het is gericht tegen de weigering tot vaststelling van een bestemmingsplan genomen door het onbevoegde orgaan. Voor het overige heeft de raad het bezwaar ongegrond verklaard. Locatie ’n Stet ligt namelijk niet binnen de begrenzing van de woonwijk Bornsche Maten zoals deze is voorzien in het Masterplan Bornsche Maten Actualisatie 2019 en de raad wil buiten die begrenzing geen woningen toestaan.
3.       [appellante] en anderen betogen dat op locatie ’n Stet ten onrechte geen woningbouw mogelijk wordt gemaakt als onderdeel van de derde fase van het woningbouwproject Bornsche Maten. De Afdeling ziet in dit betoog geen aanleiding voor een andersluidend oordeel dan in haar uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2022:1573, waarin aan de hand van vergelijkbare beroepsgronden tot het oordeel is gekomen dat de raad de begrenzing van de woonwijk Bornsche Maten zodanig heeft kunnen wijzigen dat locatie ’n Stet daar geen deel van uitmaakt.
4.       Het beroep is ongegrond.
5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer, en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Priem
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022
646