ECLI:NL:RVS:2021:2534
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.J. Borman
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 december 2019. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag was op 12 november 2018 door de staatssecretaris afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond op 13 mei 2019.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de rechtsvraag over de bewijslastverdeling bij verblijfsrecht in een andere lidstaat behandeld. De Afdeling oordeelde dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat zijn verblijfsrecht in een andere lidstaat niet meer bestaat. De rechtbank had ten onrechte de staatssecretaris opgedragen nader onderzoek te doen naar het verblijfsrecht van de vreemdeling in Spanje.
Het hoger beroep van de staatssecretaris is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 15 november 2021.