ECLI:NL:RVS:2021:1985

Raad van State

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
202005205/2/V6 en 202005206/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vertrouwelijke informatie van de AIVD

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 augustus 2020, waarin de rechtbank besliste in de zaken met nummers 20/1382 en 20/1325. De appellant, die onbekend is in zijn verblijfplaats, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechtbank. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vertrouwelijke onderliggende stukken van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) overgelegd. Deze stukken zijn afkomstig van een individueel ambtsbericht van de AIVD van 19 december 2019.

De Afdeling heeft op basis van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten beslissen of de weigering of beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is. Hierbij is een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de appellant om kennis te nemen van de relevante informatie en het belang van de nationale veiligheid. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan het belang van de appellant om toegang te krijgen tot de vertrouwelijke informatie. Het vrijgeven van deze informatie zou lopende en toekomstige onderzoeken van de AIVD kunnen belemmeren en daarmee de nationale veiligheid in gevaar kunnen brengen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 september 2021.

Uitspraak

202005205/2/V6 en 202005206/2/V1.
Datum beslissing: 3 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep:
[appellant], met onbekende verblijfplaats,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 augustus 2020 in zaken nrs. 20/1382 en 20/1325 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 augustus 2020 in zaken nrs. 20/1382 en 20/1325.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling met toepassing van artikel 8:45 van de Awb, de vertrouwelijke onderliggende stukken van een gedingstuk afkomstig van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: de AIVD) overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de AIVD van 19 december 2019, kenmerk 91ce0d37-or1-.1.0.
Overwegingen
1.       De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, namens de AIVD, de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht. Indien de stukken worden vrijgegeven kunnen zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD belemmerd worden en kan daarmee de nationale veiligheid in gevaar worden gebracht.
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2021
722