ECLI:NL:RVS:2021:1985
Raad van State
- A.W.M. Bijloos
- J.A. Verweij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vertrouwelijke informatie van de AIVD
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 augustus 2020, waarin de rechtbank besliste in de zaken met nummers 20/1382 en 20/1325. De appellant, die onbekend is in zijn verblijfplaats, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechtbank. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vertrouwelijke onderliggende stukken van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) overgelegd. Deze stukken zijn afkomstig van een individueel ambtsbericht van de AIVD van 19 december 2019.
De Afdeling heeft op basis van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten beslissen of de weigering of beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is. Hierbij is een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de appellant om kennis te nemen van de relevante informatie en het belang van de nationale veiligheid. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan het belang van de appellant om toegang te krijgen tot de vertrouwelijke informatie. Het vrijgeven van deze informatie zou lopende en toekomstige onderzoeken van de AIVD kunnen belemmeren en daarmee de nationale veiligheid in gevaar kunnen brengen.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 september 2021.