28.1Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit, worden aangewezen de inrichtingen voor nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen, met de volgende uitzonderingen:
32°. het verbranden van biomassa in een stookinstallatie met een thermisch vermogen van 15 megawatt of kleiner, waarbij de vrijkomende warmte nuttig wordt gebruikt, en de verbranding materiaalhergebruik niet belemmert;
Activiteitenbesluit milieubeheer
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten;
b. de volgende afvalstoffen:
1°. plantaardig afval uit land- of bosbouw;
houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten;
grote stookinstallatie: stookinstallatie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer, ongeacht het toegepaste brandstoftype;
stookinstallatie: technische eenheid waarin brandstoffen worden geoxideerd ten einde de aldus opgewekte warmte te gebruiken;
Deze afdeling is van toepassing op degene die:
a. een inrichting type B drijft, of
b. een inrichting type C drijft, voor zover deze afdeling betrekking heeft op activiteiten die verricht worden binnen de inrichting waarop hoofdstuk 3 van toepassing is.
1. Degene die een inrichting opricht, meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag.
1. Het is verboden afvalstoffen te verbranden.
Hoofdstuk 3. Bepalingen met betrekking tot activiteiten, tevens geldend voor inrichtingen type C
Afdeling 3.0. Reikwijdte hoofdstuk 3
Artikel 3. Dit hoofdstuk is van toepassing op degene die:
a. een inrichting type A of een inrichting type B drijft, of
b. een inrichting type C drijft, met uitzondering van de artikelen 3.113 tot en met 3.121.
Afdeling 3.2. Installaties
& 3.2.1. Het in werking hebben van een middelgrote stookinstallatie, gestookt op een standaard brandstof
1. Deze paragraaf is niet van toepassing op:
a. het stoken van brandstoffen in stookinstallaties die ingevolge bijlage I, onderdeel C, categorie 1.4, onder a, van het Besluit omgevingsrecht er toe leiden, dat een inrichting vergunningplichtig is;
6. Voor de toepassing van deze paragraaf worden twee of meer stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 1 MWth of meer als één stookinstallatie aangemerkt en worden de vermogens opgeteld indien:
a. de afgassen van die stookinstallaties via één schoorsteen worden afgevoerd, of
b. de afgassen van die stookinstallaties, met inachtneming van technische en economische factoren, volgens het oordeel van het bevoegd gezag via een gemeenschappelijke schoorsteen kunnen worden uitgestoten.
Indien toepassing wordt gegeven aan onderdeel b, stelt het bevoegd gezag in een maatwerkvoorschrift vast welke stookinstallaties deel uitmaken van het samenstel van stookinstallaties.
8. Onverminderd de emissie-eisen in deze paragraaf kan het bevoegd gezag in het belang van de bescherming van het milieu bij maatwerkvoorschrift eisen stellen aan de emissies van een stookinstallatie.
1. Het rookgas van een ketelinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen vanaf 1 MWth voldoet aan de emissiegrenswaarden, genoemd in tabel 3.10.
Ketelinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 1 MWth of meer
In afwijking van artikel 2.14a, eerste lid, is het verbranden van biomassa die tevens afvalstof is, toegestaan indien:
a. het de verbranding in een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 15 MWth of minder betreft;
b. het verbranden van de biomassa materiaalhergebruik niet belemmert, en
c. de vrijkomende warmte nuttig wordt gebruikt.
2. In afwijking van artikel 2.12, tweede en derde lid, is het toegestaan verschillende categorieën van afvalstoffen, zijnde biomassa, te mengen bij de verbranding van biomassa mits wordt voldaan aan het eerste lid.
Afdeling 5.1. Industriële emissies
& 5.1.1 Grote stookinstallatie
1. Deze paragraaf is van toepassing op het in werking hebben van een grote stookinstallatie, met uitzondering van:
j. stookinstallaties waarvoor emissie-eisen zijn gesteld in paragraaf 5.1.2.
2. Voor de toepassing van deze paragraaf worden twee of meer stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 15 MW of meer als één stookinstallatie aangemerkt en worden de nominale thermische ingangsvermogens opgeteld indien:
a. de afgassen van die stookinstallaties via één schoorsteen worden afgevoerd, of
b. die stookinstallaties zodanig zijn gelegen dat de afgassen, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op technisch en economisch aanvaardbare wijze via één schoorsteen kunnen worden afgevoerd.
Een grote stookinstallatie wordt op een zodanige wijze ontworpen, uitgerust, onderhouden en geëxploiteerd, met inbegrip van een op berekeningen gebaseerde hoogte van de schoorsteen, dat afgassen op gecontroleerde wijze door de schoorsteen worden afgevoerd en wordt voorkomen dat de emissies in de lucht leiden tot overschrijding van:
a. de bij of krachtens dit besluit geldende emissiegrenswaarden;
b. de in bijlage 2 van de wet opgenomen grenswaarden.
Besluit milieueffectrapportage
Hoofdstuk 2. Activiteiten, plannen en besluiten ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapport verplicht is of ten aanzien waarvan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de wet moeten worden toegepast
Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de wet worden aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel C van de bijlage is omschreven, met uitzondering van activiteiten die uitsluitend of hoofdzakelijk dienen voor het ontwikkelen en beproeven van nieuwe methoden of producten en die niet langer dan twee jaar worden gebruikt.
4. Als categorieën van besluiten als bedoeld in artikel 7.2, derde en vierde lid, van de wet, worden aangewezen de categorieën die in kolom 4 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven.
5. Voor zover in de bijlage, onderdeel C, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt de verplichting tot het maken van een milieueffectrapport in zodanige gevallen. (…)
Bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage
Onderdeel C Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage verplicht is