ECLI:NL:RVS:2021:1778
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenveroordeling in asielprocedure
Op 9 augustus 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarbij een vreemdeling hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.S. Harhangi-Asarfi, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 24 maart 2021. Echter, bij brief van 1 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 9 februari 2021 heeft ingetrokken. Dit betekende dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zou worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.
In reactie op deze intrekking heeft de vreemdeling zijn hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris. De Afdeling heeft overwogen dat, hoewel de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan de vreemdeling door de asielaanvraag opnieuw in behandeling te nemen, dit niet kan worden gezien als een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft eerder in vergelijkbare uitspraken geoordeeld dat het in behandeling nemen van de asielaanvraag slechts een gevolg is van het tijdsverloop en geen aanleiding geeft tot proceskostenvergoeding.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de vreemdeling om proceskostenvergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft derhalve geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.