ECLI:NL:RVS:2021:1778

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
202102092/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenveroordeling in asielprocedure

Op 9 augustus 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarbij een vreemdeling hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.S. Harhangi-Asarfi, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 24 maart 2021. Echter, bij brief van 1 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 9 februari 2021 heeft ingetrokken. Dit betekende dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zou worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.

In reactie op deze intrekking heeft de vreemdeling zijn hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris. De Afdeling heeft overwogen dat, hoewel de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan de vreemdeling door de asielaanvraag opnieuw in behandeling te nemen, dit niet kan worden gezien als een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft eerder in vergelijkbare uitspraken geoordeeld dat het in behandeling nemen van de asielaanvraag slechts een gevolg is van het tijdsverloop en geen aanleiding geeft tot proceskostenvergoeding.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de vreemdeling om proceskostenvergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft derhalve geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.

Uitspraak

202102092/1/V3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.S. Harhangi-Asarfi, advocaat te Rotterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2021 in zaak nr. NL21.2038.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Bij brief van 1 juli 2021 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 9 februari 2021 heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken. In reactie daarop heeft de vreemdeling laten weten dat hij het hoger beroep intrekt en heeft hij de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
2.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraken van 8 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1084) en 5 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1855) kan aanleiding bestaan de staatsecretaris met toepassing van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen als hij aan de vreemdeling tegemoetgekomen is. Het alsnog in behandeling nemen van de asielaanvraag is geen tegemoetkoming, maar louter een gevolg van tijdsverloop.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2021
765-945