ECLI:NL:RVS:2021:103
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake omgevingsvergunning voor tijdelijk gebruik van woning als wijkkantoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 13 maart 2020 het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit gebeurde omdat [appellant] het griffierecht niet had betaald en de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de norm voor betalingsonmacht. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 10 januari 2019 door het college van burgemeester en wethouders van Soest is verleend aan Stichting Portaal voor het tijdelijk gebruiken van een woning als wijkkantoor ten behoeve van een woningbouwvereniging op het perceel Angerenstraat 28 te Soesterberg. Ten tijde van de vergunningverlening woonde [appellant] boven de woning waarvoor de vergunning was verleend.
Na de vergunningverlening heeft [appellant] bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 juni 2019 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft hij hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat [appellant] geen procesbelang heeft, omdat hij op 7 juni 2019 naar Almere is verhuisd. [appellant] betwist dit en stelt dat hij schade heeft geleden door de extra stookkosten die hij heeft moeten maken als gevolg van het gebruik van de omgevingsvergunning door de Stichting Portaal.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 december 2020 behandeld. De Afdeling concludeert dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de vergunningverlening. De enkele stelling dat hij meer stookkosten heeft gemaakt, is onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft hij niet mede namens zijn voormalige buurvrouw hoger beroep ingesteld, waardoor hij geen procesbelang kan ontlenen aan haar mogelijke belang. De Afdeling verklaart het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.