ECLI:NL:RVS:2020:306
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
Op 29 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, welke was gedaan op 13 juni 2019. De rechtbank had op 16 juli 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
In het hoger beroep klaagde de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij onvoldoende had gemotiveerd waarom er voor de Hazara-bevolkingsgroep in Ghazni geen sprake zou zijn van een uitzonderlijke situatie, zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er in Ghazni sprake was van een dergelijke uitzonderlijke situatie. De staatssecretaris had terecht aangevoerd dat het behoren tot een etnische groep, zoals de Hazarabevolking, geen rol speelt bij de beoordeling van individuele asielrelazen.
Desondanks kon de uitspraak van de rechtbank niet worden vernietigd, omdat de staatssecretaris opnieuw moest bezien hoe hij het behoren tot de Hazarabevolkingsgroep in zijn beoordeling betrok. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden, en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.