ECLI:NL:RBDHA:2021:15779
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse Hazara op basis van ongeloofwaardige bekering en onvoldoende onderbouwing van vervolgingsrisico
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Afghaanse nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij bekeerd was tot het christendom en vreesde voor vervolging in Afghanistan vanwege zijn afvalligheid en zijn etniciteit als Hazara. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende concrete verklaringen had afgelegd over zijn bekering en de betekenis daarvan voor zijn leven. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend, maar zijn huidige aanvraag was gebaseerd op zijn bekering, die volgens de rechtbank niet overtuigend was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op vervolging in Afghanistan, en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag terecht was. De rechtbank wees erop dat het aan eiser was om zijn asielmotieven te onderbouwen en dat de verklaringen van derden niet voldoende inzicht gaven in zijn innerlijke motieven voor bekering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af.