201900659/1/A3.
Datum uitspraak: 23 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2018 in zaken nrs. 17/3516, 17/3517 en 17/3518 in het geding tussen:
[appellanten]
en
Schoolbestuur voor primair en voortgezet onderwijs tussen Lauwers en Eems-stichting (hierna: de stichting).
Procesverloop
Bij drie afzonderlijke brieven van 29 maart 2017 heeft de stichting drie verzoeken van [appellanten] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) om toezending van documenten gedeeltelijk afgewezen.
Bij drie afzonderlijke brieven van 28 augustus 2017 heeft de stichting de door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2018 heeft de rechtbank de door [appellanten] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de als besluiten aangemerkte brieven van 28 augustus 2017 vernietigd, de bezwaren van [appellanten] tegen de drie afzonderlijke brieven van de stichting van 29 maart 2017 niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van de als besluiten aangemerkte brieven van 28 augustus 2017. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] en de stichting hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2019, waar [appellanten] en de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door [gemachtigde B], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellanten] hebben bij de stichting in 2015 drie verzoeken ingediend waarin zij op grond van de Wob vragen om kennisneming van tal van documenten. Het gaat onder meer om documenten over de klachtenregeling, het managementstatuut, meldingen van misstanden, jaarverslagen, jaarrekeningen, begrotingen, goedkeuring van stukken, bekendmaking van stukken en benoemingsbesluiten.
Regelgeving
2. De relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), de Wob, de Wet op het primair onderwijs (hierna: de Wpo), de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: de Wvo) en Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank is [appellanten] niet gevolgd in het betoog dat de brieven van de stichting van 28 augustus 2017 niet kunnen worden aangemerkt als besluiten op bezwaar. Verder heeft de rechtbank overwogen dat geen sprake is van onbevoegd genomen besluiten. De besluiten zijn genomen en ondertekend door [gemachtigde A], directeur-bestuurder Primair Onderwijs. Uit de overgelegde gedingstukken dient te worden afgeleid dat hij per 1 juni 2016 is benoemd in deze functie en dat deze functionaris is belast met het dagelijks bestuur van de stichting en bevoegd is om namens de stichting besluiten te nemen. Van onbevoegde benoeming van [gemachtigde A] is niet gebleken.
Verder heeft de rechtbank overwogen dat de Wob ingevolge artikel 1a, eerste lid, van die wet alleen van toepassing is op bestuursorganen. Het begrip bestuursorgaan in dit artikel is gelijk aan het begrip bestuursorgaan in artikel 1:1 van de Awb. De stichting is geen krachtens publiekrecht ingesteld orgaan van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Voor beantwoording van de vraag of de stichting een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is, is bepalend of een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. De stichting is een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 48 van de Wpo en artikel 42b van Wvo. Dit betreft een privaatrechtelijke instelling die is opgericht met als doelstelling een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen scholen te realiseren en aldus passend onderwijs en een ononderbroken ontwikkelingsproces voor leerlingen mogelijk te maken (Kamerstukken II 2011/12, 33 106, nr. 3, blz. 22-36). De omstandigheid dat de oprichting van samenwerkingsverbanden door de wet is voorgeschreven brengt niet met zich dat een samenwerkingsverband reeds daarom ter zake van al haar taken met openbaar gezag is bekleed. Uit onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1691, volgt dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een specifieke publieke taak van de stichting doorslaggevend is het criterium of de Wpo-beslissingen van het bevoegd gezag betrekking hebben op het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten in de vorm van voor bezwaar en beroep vatbare besluiten. De Wob-verzoeken van [appellanten] gaan niet over dergelijke beslissingen. Daarom is de stichting, voor zover het gaat om de taken waarop de verzoeken om informatie zien, niet met enig openbaar gezag bekleed. Hieruit volgt dat de stichting ter zake van de in de Wob-verzoeken vermelde bestuurlijke aangelegenheden niet als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb is aan te merken. Dit betekent dat de stichting de bezwaren van [appellanten] tegen de brieven van 29 maart 2017 niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank heeft daarom de beroepen gegrond verklaard, de besluiten op bezwaar van 28 augustus 2017 vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren. Beoordeling van het hoger beroep
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid rechter
4. [appellanten] betogen dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven omdat de rechter die deze uitspraak heeft gewezen, na afloop van een zitting waarop een tegen hem gericht wrakingsverzoek is behandeld, op eigen initiatief met hen heeft gesproken.
4.1. Voor zover [appellanten] hiermee betogen dat de aangevallen uitspraak niet door een onafhankelijke en onpartijdige rechter is gewezen, is de Afdeling van oordeel dat daarvan niet is gebleken. Het enkele feit dat, naar [appellanten] stellen, de desbetreffende rechter met hen heeft gesproken, is daartoe onvoldoende.
Het betoog faalt.
Bestaan stichting
5. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat een stichting met de naam "Schoolbestuur voor primair en voortgezet onderwijs tussen Lauwers en Eems-stichting" helemaal niet bestaat. Zowel de akte van oprichting als de aktes van wijziging van de stichting zijn nietig. Voor wijziging van de statuten is ingevolge artikel 48, zevende lid, van de Wpo en artikel 42b, zevende lid, van de Wvo instemming vereist van de betrokken gemeenteraden. In dit geval is niet gebleken dat de gemeenteraden of een gemeenschappelijk orgaan van die gemeenteraden hun instemming hebben gegeven. Daarnaast moeten bestuursleden ingevolge artikel 48, zesde lid, aanhef en onder b, van de Wpo en artikel 42b, zesde lid, aanhef en onder b, van de Wvo door de betrokken gemeenteraden worden benoemd. In dit geval is dat niet gebeurd. Doordat bij de oprichting van de stichting geen bevoegd bestuur is gevormd, konden de statuten nooit worden gewijzigd. [appellanten] verzoeken de Afdeling om de voor het verlijden van de aktes van oprichting en wijziging van de stichting verantwoordelijke notarissen te horen.
5.1. In artikel 286 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een stichting bij notariële akte moet worden opgericht. Uit artikel 4, eerste lid, volgt dat een stichting niet ontstaat als deze akte ontbreekt. Voor een wijziging van de statuten van een stichting is ingevolge artikel 293 ook een notariële akte nodig. Als deze akte ontbreekt, is de wijziging van de statuten nietig. Als aan de totstandkoming van een stichting dan wel aan de wijziging van de statuten gebreken kleven, heeft dit niet tot gevolg dat de stichting niet is opgericht onderscheidenlijk dat de statuten niet zijn gewijzigd. Belanghebbenden kunnen de burgerlijke rechter verzoeken om de stichting te ontbinden (artikel 21) of het besluit tot wijziging van de statuten te vernietigen (artikel 295).
5.2. Niet in geschil is dat op 30 december 1999 een notariële akte tot oprichting van de Stichting openbaar primair en voortgezet onderwijs Noord-Groningen is verleden. Ook niet in geschil is dat op 23 augustus 2002 een notariële akte tot wijzigingen van de statuten is verleden. Daarin is opgenomen dat de naam van de stichting werd gewijzigd in "Schoolbestuur voor primair en voortgezet onderwijs tussen Lauwers en Eems-stichting". Hieruit volgt dat, anders dan [appellanten] stellen, de stichting met deze naam bestaat. Of bij de oprichting van de stichting of bij de wijziging van de statuten aan alle vereisten is voldaan, kan alleen in een procedure bij de burgerlijke rechter aan de orde komen. Alleen al hierom is er geen aanleiding om de notarissen te horen die betrokken waren bij het verlijden van voormelde aktes.
Het betoog faalt.
Ontbreken wettelijke bepalingen
6. Verder betogen [appellanten] dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd omdat niet alle relevante wettelijke bepalingen daarin zijn vermeld. De rechtbank heeft miskend dat naast de Wpo ook de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: de Wvo) van toepassing is. De stichting houdt immers scholen voor zowel primair onderwijs als voortgezet onderwijs in stand.
6.1. De stichting heeft blijkens haar statuten ten doel het verzorgen, in stand houden en verbreden van het openbaar primair en voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 48 van de Wpo en artikel 42b van de Wvo in Noord-Groningen. Niet in geschil is dat behalve de Wpo ook de Wvo van toepassing is op de stichting. Dat in de uitspraak niet alle relevante wettelijke bepalingen zijn vermeld, is echter geen grond voor vernietiging van die uitspraak.
Het betoog faalt.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid [gemachtigde A] en [gemachtigde B]
7. Verder betogen [appellanten] dat [gemachtigde A] niet bevoegd is om de stichting te vertegenwoordigen omdat hij niet rechtsgeldig is benoemd als directeur-bestuurder. Zij voeren aan dat het gemeenschappelijk orgaan openbaar primair onderwijs Noord Groningen, dat bestuurders zou hebben moeten benoemen, nooit rechtsgeldig is opgericht en ten onrechte slechts bevoegdheden uit artikel 48 van de Wpo - en niet uit artikel 42b van de Wvo - heeft. Voorts is niet gebleken dat het algemeen bestuur een voordracht heeft gedaan voor de benoeming van [gemachtigde A] als directeur-bestuurder. Ook had hij niet met terugwerkende kracht mogen worden benoemd. Dat [gemachtigde A] wel als bestuurder in het handelsregister van de kamer van koophandel is ingeschreven, is niet doorslaggevend. Omdat [gemachtigde A] niet rechtsgeldig is benoemd, was hij ook niet bevoegd om [gemachtigde B] te machtigen om de stichting in deze procedure te vertegenwoordigen, aldus [appellanten].
7.1. In de uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2020:2964, heeft de Afdeling overwogen dat het gemeenschappelijk orgaan in elk geval sinds 1 oktober 2016 rechtsgeldig bestaat. Verder heeft, zoals [appellanten] zelf ook stellen, het gemeenschappelijk orgaan op 10 april 2017 [gemachtigde A] benoemd als lid van het dagelijks bestuur (directeur-bestuurder) van de stichting. Zowel de beroepsprocedure als deze hogerberoepsprocedure dateren van na die datum. Toen was [gemachtigde A] dus benoemd tot directeur-bestuurder. Of die benoeming aan alle statutaire eisen voldoet, staat in deze procedure niet ter beoordeling. In zijn hoedanigheid als directeur-bestuurder was [gemachtigde A] bevoegd om de stichting te vertegenwoordigen en om [gemachtigde B] te machtigen om dat te doen. Het betoog faalt.
Besluitkarakter reacties op verzoeken
8. [appellanten] betogen verder dat de rechtbank ten onrechte de reacties van de stichting op hun verzoeken niet heeft aangemerkt als besluiten. Zij betogen dat de aangevallen uitspraak in strijd is met andere uitspraken van de rechtbank, waarin reacties van de stichting op vergelijkbare verzoeken wel als besluit zijn aangemerkt. Ten onrechte heeft de rechtbank de stichting aangemerkt als samenwerkingsverband in de zin van artikel 18a van de Wpo. Verder staat in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wpo en de Wvo (Kamerstukken II 1994/95, 24 138, nr. 3, blz. 6): "Alle besluiten die door (een orgaan van) de stichting of de openbare rechtspersoon worden genomen, vallen onder de reikwijdte van de Awb." De Wob is van toepassing op alle handelingen - dat wil zeggen op publiekrechtelijke rechtshandelingen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen - van een stichting als bedoeld in artikel 48 van de Wpo en artikel 42b van de Wvo. Ook als dat betoog niet wordt gevolgd, is ten minste op een deel van de gevraagde informatie de Wob van toepassing. Dat geldt in elk geval voor het vaststellen van een klachtenregeling, een managementstatuut en een jaarverslag, aldus [appellanten].
8.1. Gelet op artikel 1a, eerste lid, van de Wob is deze wet alleen van toepassing op bestuursorganen. Het begrip 'bestuursorgaan' in dit artikel is gelijk aan het begrip 'bestuursorgaan' in artikel 1:1 van de Awb.
8.2. De stichting is, zoals ook niet in geschil is, geen orgaan van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. De stichting is immers krachtens privaatrecht ingesteld.
8.3. Voor beantwoording van de vraag of een privaatrechtelijke rechtspersoon zoals de stichting een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is, is bepalend of die privaatrechtelijke rechtspersoon met enig openbaar gezag is bekleed. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3379 en ECLI:NL:RVS:2014:3394), is dat het geval voor zover aan de privaatrechtelijke rechtspersoon een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is de privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. 8.4. Zoals onder 6.1 al is overwogen, heeft de stichting blijkens haar statuten ten doel het verzorgen, in stand houden en verbreden van het openbaar primair en voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 48 van de Wpo en artikel 42b van de Wvo in Noord-Groningen. [appellanten] stellen met juistheid dat de stichting, anders dan de stichting waarover in de door de rechtbank aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1691 is geoordeeld, geen samenwerkingsverband is. Gelet op artikel 1 van de Wpo en artikel 1 van de Wvo is de stichting het bevoegd gezag van verschillende scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Ingevolge artikel 48, vijfde lid, van de Wpo en artikel 42b, vijfde lid, van de Wvo oefent de stichting alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit. Slechts voor zover deze bevoegdheden strekken tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten, is de stichting bestuursorgaan. De Afdeling preciseert hiermee haar rechtspraak ten opzichte van de uitspraak van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3128. De door [appellanten] geciteerde passage uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wpo en de Wvo geeft geen aanleiding om anders te oordelen. Uit deze passage volgt niet dat de wetgever heeft beoogd om voor een stichting die een openbare school voor primair of voortgezet onderwijs in stand houdt af te wijken van de Awb, in die zin dat alle handelingen van een dergelijke stichting als besluiten in de zin van de Awb zouden moeten worden aangemerkt. In de context van de geciteerde passage staat met zoveel woorden dat bij zogenoemde b-organen - zoals in dit geval de stichting - alleen het uitoefenen van de publiekrechtelijke bevoegdheden onder de Awb valt en dus niet het feitelijk handelen en het handelen krachtens privaatrecht. [appellanten] worden daarom niet gevolgd in hun betoog dat de Wob van toepassing is op alle handelingen van een stichting voor openbaar primair of voortgezet onderwijs. Dat de rechtbank in eerdere uitspraken anders heeft overwogen, betekent niet dat de rechtbank dit onjuiste oordeel had moeten herhalen. De rechtbank moest ambtshalve beoordelen of de Wob van toepassing is en, in het verlengde daarvan, in hoeverre de stichting een bestuursorgaan is. 8.5. [appellanten] worden niet gevolgd in hun betoog dat de in de Wpo aan het bevoegd gezag toegekende bevoegdheden tot het vaststellen van een klachtenregeling, een managementstatuut of een jaarrekening publiekrechtelijke bevoegdheden tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten betreffen. Ook voor het overige is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de verzoeken van [appellanten] geen betrekking hebben op dergelijke bevoegdheden van de stichting. De stichting is dan ook, voor zover het gaat om de onderwerpen waarop de verzoeken zien, niet met enig openbaar gezag bekleed en dus geen bestuursorgaan. Ambtshalve overweegt de Afdeling dat de brieven van 28 augustus 2017 daarom geen besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb zijn, omdat het geen beslissingen van een bestuursorgaan zijn. De rechtbank heeft zich daarom ten onrechte bevoegd geacht om kennis te nemen van de door [appellanten] tegen die brieven ingestelde beroepen.
Slotoverwegingen
9. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de rechtbank onbevoegd verklaren. Nu de bestuursrechter niet bevoegd was om kennis te nemen van het beroep, blijft de vraag of het beroep niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard wegens misbruik van recht buiten bespreking.
10. De stichting dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De griffier van de Raad van State zal aan [appellanten] met toepassing van artikel 8:114 van de Awb het door hen betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2018 in zaken nrs. 17/3516, 17/3517 en 17/3518;
III. verklaart de rechtbank onbevoegd om van de bij haar ingestelde beroepen kennis te nemen;
IV. veroordeelt Schoolbestuur voor primair en voortgezet onderwijs tussen Lauwers en Eems-stichting tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 59,65 (zegge: negenenvijftig euro en vijfenzestig cent);
V. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 259,00 (zegge: tweehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020
640.
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:1
1 Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
[…]
Artikel 1:3
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
[…]
Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 1a
1 Deze wet is van toepassing op de volgende bestuursorganen:
a. Onze Ministers;
b. de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie;
c. bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van de onder a en b genoemde organen werkzaam zijn;
d. andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.
[…]
Wet op het primair onderwijs
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
[…]
bevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholen: voor wat betreft
a. een openbare school:
[…]
4°. de stichting, bedoeld in artikel 17 of artikel 48;
[…]
Artikel 48
1 Een gemeenteraad kan besluiten dat een of meer openbare scholen in de gemeente in stand worden gehouden door een stichting die zich ten doel stelt het in stand houden van een of meer openbare scholen, al dan niet te zamen met openbare scholen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra of openbare scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.
[…]
5 De stichting oefent alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit.
6 Onverminderd het vierde lid voorzien de statuten in ieder geval in een regeling omtrent:
a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting,
b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat de leden van het bestuur worden benoemd door de gemeenteraad of gemeenteraden en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen,
[…]
7 De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na instemming van de desbetreffende gemeenteraad of gemeenteraden.
[…]
Wet op het voortgezet onderwijs
Artikel 1
Deze wet verstaat onder:
[…]«het bevoegd gezag» : voor wat betreft:
a. een openbare school:
[…]
4°. de stichting, bedoeld in artikel 42b of artikel 53c;
[…]
Artikel 42b
1 Een gemeenteraad kan besluiten dat een of meer openbare scholen in de gemeente in stand worden gehouden door een stichting die zich ten doel stelt het in stand houden van een of meer openbare scholen, al dan niet te zamen met openbare scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.
[…]
5 De stichting oefent met uitzondering van de besluitvorming over de opheffing van een openbare school alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit.
6 Onverminderd het vierde lid, voorzien de statuten in ieder geval in een regeling omtrent:
a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting,
b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat de leden van het bestuur worden benoemd door de gemeenteraad of gemeenteraden en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen,
[…]
7 De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na instemming van de desbetreffende gemeenteraad of gemeenteraden.
[…]
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel 4
1 Een rechtspersoon ontstaat niet bij het ontbreken van een door een notaris ondertekende akte voor zover door de wet voor de totstandkoming vereist. Het ontbreken van kracht van authenticiteit aan een door een notaris ondertekende akte verhindert het ontstaan van de rechtspersoon slechts, indien die rechtspersoon in een bij die akte gemaakte uiterste wilsbeschikking in het leven zou zijn geroepen.
2 Vernietiging van de rechtshandeling waardoor een rechtspersoon is ontstaan, tast diens bestaan niet aan. Het vervallen van de deelneming van een of meer oprichters van een rechtspersoon heeft op zichzelf geen invloed op de rechtsgeldigheid van de deelneming der overblijvende oprichters.
[…]
Artikel 21
1 De rechtbank ontbindt een rechtspersoon, indien:
a. aan zijn totstandkoming gebreken kleven;
b. zijn statuten niet aan de eisen der wet voldoen;
c. hij niet onder de wettelijke omschrijving van zijn rechtsvorm valt.
2 De rechtbank ontbindt de rechtspersoon niet, indien zij hem een termijn vergund heeft en hij na afloop daarvan een rechtspersoon is die aan de eisen van de wet voldoet.
3 De rechtbank kan een rechtspersoon ontbinden, indien deze de in dit boek voor zijn rechtsvorm gestelde verboden overtreedt of in ernstige mate in strijd met zijn statuten handelt.
4 De ontbinding wordt uitgesproken op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie.
Artikel 286
1 Een stichting moet worden opgericht bij notariële akte.
[…]
Artikel 293
De statuten van de stichting kunnen door haar organen slechts worden gewijzigd, indien de statuten daartoe de mogelijkheid openen. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van dit Boek bedoelde register.
Artikel 295
Een besluit tot wijziging van de statuten kan te allen tijde op verzoek van de stichting, van een belanghebbende of van het openbaar ministerie door de rechtbank worden vernietigd, indien de wijziging tot gevolg heeft dat de stichting kan worden ontbonden op een grond als bedoeld in de artikelen 21 of 301 lid 1, en die wijziging niet tot omzetting leidt. Overigens zijn artikel 15 leden 3 en 4 en artikel 16 van toepassing.