201901085/1/A3.
Datum uitspraak: 23 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Den Andel, gemeente Het Hogeland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 december 2018 in zaak nr. 17/3956 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het gemeenschappelijk orgaan openbaar primair onderwijs Noord Groningen, thans: de raad van de gemeente Het Hogeland.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2017 heeft het gemeenschappelijk orgaan een verzoek van [appellant A] en [appellant B] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) om kennisneming van documenten afgewezen.
Bij uitspraak van 27 december 2018 heeft de rechtbank het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om openbaarmaking alsmede hun beroep tegen het besluit van 21 november 2017 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het gemeenschappelijk orgaan heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2019, waar [appellant A] en [appellant B] en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant A] en [appellant B] hebben bij de "Schoolbestuur voor primair en voortgezet onderwijs tussen Lauwers en Eems-stichting" een verzoek op grond van de Wob om kennisneming van documenten ingediend. De directeur-bestuurder primair onderwijs van de stichting heeft dit verzoek gedeeltelijk doorgestuurd aan het gemeenschappelijk orgaan.
2. [appellant A] en [appellant B] hebben bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het doorgezonden gedeelte van het verzoek. Hangende dit beroep is het besluit van 21 november 2017 genomen. Hierin staat dat niet aan het verzoek tot openbaarmaking kan worden voldaan omdat de gevraagde documenten niet berusten onder het gemeenschappelijk orgaan. Na een zitting van de rechtbank is namens het gemeenschappelijk orgaan alsnog een deel van de gevraagde documenten toegezonden.
3. Het gemeenschappelijk orgaan is ingesteld bij gemeenschappelijke regeling van de raden van de gemeenten Eemsmond, De Marne en Winsum. Per 1 januari 2019 zijn deze gemeenten met de gemeente Bedum heringedeeld tot de gemeente Het Hogeland. Met ingang van die datum is de gemeenschappelijke regeling van rechtswege vervallen. De bevoegdheden die het gemeenschappelijk orgaan had, berusten nu bij de raad van de gemeente Het Hogeland.
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank is eerst ingegaan op de door [appellant A] en [appellant B] opgeworpen vraag of het gemeenschappelijk orgaan rechtsgeldig is opgericht en of het bevoegd is om besluiten te nemen op verzoeken op grond van de Wob. De rechtbank heeft overwogen dat aannemelijk is gemaakt dat het gemeenschappelijk orgaan rechtsgeldig is opgericht. Dit wordt niet anders door de vragen die [appellant A] en [appellant B] hebben over de bekendmaking van de achterliggende raadsbesluiten, over de goedkeuring van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling door het college van gedeputeerde staten van Groningen en over de opname van die regeling in het Register van Gemeenschappelijke Regelingen van de provincie. Het is aannemelijk dat het gemeenschappelijk orgaan een bestuursorgaan is en dat de Wob daarop van toepassing is.
5. Verder heeft de rechtbank overwogen dat met de brief van 21 november 2017 een besluit is genomen op het Wob-verzoek. In overeenstemming met de gemeenschappelijke regeling is dit besluit ondertekend door de voorzitter en de secretaris van het gemeenschappelijk orgaan. Het is aannemelijk dat het besluit is bekrachtigd in de vergadering van het gemeenschappelijk orgaan van 11 december 2017. De rechtbank is [appellant A] en [appellant B] niet gevolgd in de stellingen dat geen vergaderingen konden plaatsvinden en dat het besluit nietig is.
6. Over de inhoud van het besluit van 21 november 2017 heeft de rechtbank overwogen dat tijdens de beroepsprocedure is komen vast te staan dat dit onjuist en onvolledig is. Gebleken is dat bij het gemeenschappelijk orgaan, anders dan in het besluit staat, wel documenten berusten over besluiten tot benoeming van in het Wob-verzoek genoemde personen tot lid van het algemeen bestuur van de stichting. Verder is gebleken dat het gemeenschappelijk orgaan intensief naar aanvullende stukken heeft gezocht, maar deze niet heeft kunnen vinden omdat de archivering van stukken niet op orde was. Aannemelijk is dat het gemeenschappelijk orgaan alle bij haar berustende stukken inmiddels openbaar heeft gemaakt.
Beoordeling van het hoger beroep
Procesbelang
7. De raad stelt in zijn schriftelijke uiteenzetting dat [appellant A] en [appellant B] geen belang hebben bij inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep, nu dit niet kan leiden tot openbaarmaking van documenten. De raad voert aan dat [appellant A] en [appellant B] slechts betogen dat het gemeenschappelijk orgaan nooit heeft bestaan en in elk geval niet bevoegd was om besluiten te nemen. Als die betogen worden gevolgd, moet worden geconcludeerd dat het gemeenschappelijk orgaan - dat inmiddels niet meer bestaat - nooit documenten openbaar heeft kunnen maken. De raad wijst er verder op dat [appellant A] en [appellant B] ook geen gronden hebben aangevoerd die gaan over de toepassing van de Wob in dit geval.
7.1. [appellant A] en [appellant B] betogen onder meer dat wel documenten aan hen zijn verstrekt, maar dat deze niet openbaar zijn gemaakt op grond van de Wob. Verder betogen zij dat de verstrekte documenten niet de documenten zijn waar zij in hun verzoek om hebben gevraagd. Als deze betogen slagen, moeten nog documenten openbaar worden gemaakt. Daaraan staat niet in de weg dat het gemeenschappelijk orgaan niet meer bestaat. De bevoegdheden die het gemeenschappelijk orgaan had, berusten nu bij de raad van de gemeente Het Hogeland. [appellant A] en [appellant B] hebben dan ook belang bij beoordeling van hun hoger beroep.
Onjuiste aanduidingen
8. [appellant A] en [appellant B] betogen dat in de aangevallen uitspraak het verwerende orgaan ten onrechte is aangeduid als 'Gemeenschappelijk Orgaan Primair Onderwijs Noord Groningen' in plaats van als 'Gemeenschappelijk Orgaan Openbaar Primair Onderwijs Noord Groningen'. Ook staat in de uitspraak ten onrechte dat dit orgaan is ingesteld bij de 'Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Orgaan Openbaar Primair Onderwijs Noord-Nederland'. Dit moet zijn 'Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Orgaan Openbaar Primair Onderwijs Noord Groningen'.
8.1. Er zijn geen aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de rechtbank een ander orgaan heeft bedoeld dan het Gemeenschappelijk orgaan openbaar primair onderwijs Noord Groningen en een andere gemeenschappelijke regeling dan de Regeling gemeenschappelijk orgaan openbaar primair onderwijs Noord Groningen. De Afdeling merkt de onjuistheden daarom aan als kennelijke verschrijvingen, die geen grond zijn voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Bevoegdheid gemeenschappelijk orgaan
9. Verder betogen [appellant A] en [appellant B] dat de rechtbank het gemeenschappelijk orgaan ten onrechte bevoegd heeft geacht om een besluit te nemen op het doorgezonden gedeelte van het Wob-verzoek. Volgens hen heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat aannemelijk is gemaakt dat het gemeenschappelijk orgaan in 1999 rechtsgeldig is opgericht door middel van een gemeenschappelijke regeling. Ook de wijziging van de gemeenschappelijke regeling in 2009 is niet rechtsgeldig, aldus [appellant A] en [appellant B].
9.1. In 2016 hebben de raden van de gemeenten Eemsmond, De Marne en Winsum besloten om de gemeenschappelijke regeling "Gemeenschappelijk orgaan openbaar primair onderwijs Noord Groningen" te wijzigen. De gewijzigde gemeenschappelijke regeling is bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant (Stcrt. 2016, 47188). De gewijzigde regeling is in werking getreden op 1 oktober 2016. Tussen partijen is niet in geschil dat het gemeenschappelijk orgaan in elk geval sinds die datum rechtsgeldig bestaat. Voor deze procedure is het niet van belang om in te gaan op de vraag of het gemeenschappelijk orgaan ook voor die datum rechtsgeldig bestond. Ten tijde van de procedure bij de rechtbank was het gemeenschappelijk orgaan in elk geval bevoegd om te besluiten tot openbaarmaking van documenten op grond van de Wob.
Het betoog faalt.
Is er een Wob-verzoek?
10. [appellant A] en [appellant B] betogen verder dat de rechtbank heeft miskend dat het doorgezonden gedeelte van hun verzoek om informatie niet kan worden aangemerkt als verzoek op grond van de Wob. Zij voeren aan dat de directeur-bestuurder van de stichting niet bevoegd was om het Wob-verzoek door te zenden omdat hij niet rechtsgeldig is benoemd door het gemeenschappelijk orgaan.
10.1. In de uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2020:2963, heeft de Afdeling overwogen dat het gemeenschappelijk orgaan op 10 april 2017 [persoon] heeft benoemd als lid van het dagelijks bestuur (directeur-bestuurder) van de stichting. In die hoedanigheid was [persoon] bevoegd om namens de stichting te besluiten om het Wob-verzoek gedeeltelijk door te zenden. Duidelijk is dat bij het gemeenschappelijk orgaan een gedeelte van een Wob-verzoek voorlag, waarop het een besluit moest nemen. Het betoog faalt.
Bekrachtiging
11. Verder betogen [appellant A] en [appellant B] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voldoende aannemelijk is dat het gemeenschappelijk orgaan in zijn vergadering van 11 december 2017 het besluit van 21 november 2017 heeft bekrachtigd. Zij voeren aan dat de bekrachtiging niet op de agenda en in het verslag van de vergadering staat. Verder voeren zij aan dat [appellant B] aanwezig was tijdens de vergadering en dat zij niet heeft waargenomen dat het besluit is bekrachtigd.
11.1. [appellant A] en [appellant B] hebben geen belang bij bespreking van dit betoog. De rechtbank heeft het besluit van 21 november 2017 al op andere gronden vernietigd. Deze vernietiging is in hoger beroep niet bestreden.
Gevraagde documenten zijn niet openbaar gemaakt
12. [appellant A] en [appellant B] betogen verder dat gedurende de procedure bij de rechtbank wel documenten aan hen zijn verstrekt, maar dat deze verstrekking geen openbaarmaking in de zin van de Wob is. Daarnaast zijn volgens hen niet de documenten verstrekt waar zij om hebben gevraagd. In het Wob-verzoek is gevraagd om kennisneming van diverse besluiten van het gemeenschappelijk orgaan. Vóór 1 oktober 2016 bestond het gemeenschappelijk orgaan niet rechtsgeldig en waren de leden van het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan niet rechtsgeldig benoemd, zodat toen geen besluiten konden worden genomen. De toegezonden stukken kunnen dus niet de gevraagde besluiten zijn, aldus [appellant A] en [appellant B].
12.1. Tijdens de eerste zitting bij de rechtbank op 1 februari 2018 is het onderzoek ter zitting geschorst. In het verkorte proces-verbaal van deze zitting staat dat het gemeenschappelijk orgaan zich zou inspannen om de door [appellant A] en [appellant B] in het doorgezonden gedeelte van het Wob-verzoek gevraagde stukken te vergaren. Bij brief van 22 februari 2018 heeft de gemachtigde van het gemeenschappelijk orgaan verschillende documenten toegezonden aan de rechtbank en aan [appellant A] en [appellant B]. Er is geen aanleiding om ervan uit te gaan dat het gemeenschappelijk orgaan de documenten slechts in het kader van de behandeling van het beroep heeft toegezonden. Ter zitting van de Afdeling heeft de gemachtigde van de raad bevestigd dat destijds is beoogd om de documenten openbaar te maken in de zin van de Wob. De rechtbank heeft de toezending van de documenten dan ook terecht aangemerkt als openbaarmaking.
12.2. De rechtbank heeft aannemelijk geacht dat alle onder het gemeenschappelijk orgaan berustende documenten over de bestuurlijke aangelegenheden die zijn vermeld in het doorgezonden gedeelte van het Wob-verzoek, inmiddels openbaar zijn gemaakt. [appellant A] en [appellant B] hebben dit niet bestreden. In deze procedure kan niet aan de orde komen of de openbaar gemaakte documenten inhoudelijk juist zijn en destijds bevoegd zijn vastgesteld. De Afdeling gaat daarom niet in op de door [appellant A] en [appellant B] opgeworpen vragen over de oprichting van het gemeenschappelijk orgaan en de benoeming van bestuursleden van het gemeenschappelijk orgaan.
Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
13. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020
640.