ECLI:NL:RVS:2020:2645

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
201908040/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking erkenning op grond van de Wet wapens en munitie na constatering van verboden handelingen met airsoftwapens

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], handelend onder de naam [bedrijf], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De korpschef van politie heeft op 13 maart 2018 de erkenning van [appellant] op grond van de Wet wapens en munitie ingetrokken. Dit gebeurde na een controle op 22 november 2017, waarbij werd vastgesteld dat [appellant] handelingen verrichtte die niet onder de verleende erkenning vielen. De minister van Justitie en Veiligheid heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard en het besluit van de korpschef gehandhaafd. De rechtbank Gelderland heeft deze beslissing bevestigd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 juli 2020. Tijdens deze zitting zijn zowel [appellant] als de minister vertegenwoordigd. De korpschef en de Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging (NABV) hebben ook schriftelijke uiteenzettingen gegeven. De Afdeling heeft overwogen dat de NABV niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat er in het bedrijf van [appellant] andere handelingen werden verricht dan waarvoor de erkenning was verleend.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de intrekking van de erkenning gerechtvaardigd was, omdat [appellant] zich niet aan de voorwaarden hield. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de handelingen die [appellant] verrichtte, zoals het repareren van airsoftwapens, niet onder de verleende erkenning vielen. De uitspraak van de rechtbank Gelderland wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201908040/1/A3.
Datum uitspraak: 4 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] handelend onder de naam [bedrijf], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 september 2019 in zaak nr. 19/313 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2018 heeft de korpschef van politie de aan [appellant] verleende erkenning op grond van de Wet wapens en munitie (hierna: Wwm) ingetrokken.
Bij besluit van 10 december 2018 heeft de minister het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 september 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister, de korpschef en de Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging (hierna: NABV) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De korpschef, [appellant] en de NABV hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2020, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.E. de Vries, advocaat te Hoofddorp, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Ibrahim, zijn verschenen. Verder zijn de korpschef, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en de NABV, vertegenwoordigd door mr. C.P. Posthuma, advocaat te ’s-Hertogenbosch, gehoord.
Overwegingen
1.    De van belang zijnde bepalingen uit de Wwm, de Regeling wapens en munitie (hierna: Rwm) en de Circulaire wapens en munitie 2018 (hierna: Circulaire) zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.    Op 13 maart 2018 heeft de korpschef de aan [appellant] verleende erkenning ingetrokken omdat tijdens een controle op 22 november 2017 is geconstateerd dat er handelingen werden verricht waarop de erkenning niet zag. Ook is geconstateerd dat er erkenningsplichtige handelingen werden verricht zonder dat [appellant] als beheerder aanwezig was. Agenten hebben waargenomen dat er reparaties aan een gearbox, een onderdeel van een airsoftwapen, werden verricht. De erkenning ziet op het blauwen en graveren van wapens en het uitvoeren van andere oppervlaktebehandelingen. Uit informatie van de bedrijfswebsite van [bedrijf] blijkt dat airsoftwapens kunnen worden geüpgraded, gedowngraded en gemodificeerd door de technische dienst van het bedrijf. Uit een review op Google van [bedrijf] blijkt dat een klant een ’AA’, dat wil zeggen een airsoftapparaat, had gekocht en dit heeft laten upgraden bij [bedrijf]. Op 9 december 2016 had [appellant] bij de korpschef geïnformeerd of het mogelijk was om sleutelen aan airsoftwapens bij te laten schrijven op de erkenning en om twee van zijn medewerkers als beheerder te laten bijschrijven op de erkenning. Dit was niet mogelijk. Hieruit blijkt volgens de korpschef dat [appellant] toen al de wens had meer te doen met airsoftwapens dan hij mocht op grond van de erkenning. Verder hebben de agenten geconstateerd dat een groot aantal airsoftwapens, onderdelen en hulpstukken aan de wand achter de kassa werd tentoongesteld. Deze hangen daar niet voor oppervlaktebehandeling en dat is in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wwm. De wapens zien er als nieuw uit, er hangen kaartjes aan met technische gegevens en er zijn bijbehorende lege dozen aangetroffen. De korpschef heeft het vermoeden dat deze wapens zijn bedoeld voor de verkoop. De verkoop van airsoftwapens en onderdelen of hulpstukken daarvan is verboden. Hiervoor heeft [appellant] geen erkenning. Verder is er in de winkel een internetzuil. Via die zuil kunnen op internet wapens worden besteld. Ook die zuil geeft de indruk dat er wapens worden verkocht; ofwel in de winkel zelf ofwel via internet door tussenkomst van [bedrijf]. Al zouden de wapens aan de wand privébezit zijn, zoals [appellant] stelt, dan mogen ze alleen voorhanden zijn voor sport. [appellant] heeft niet aangetoond dat dat het geval is. Bovendien mogen NABV-leden hun wapens alleen voorhanden hebben op hun adres. Deze wapens waren aanwezig op de bedrijfslocatie van [appellant]. Verder waren de wapens niet deugdelijk opgeborgen. De korpschef vermoedt dat klanten gekochte wapens kunnen testen op de schietbanen die aanwezig zijn bij het bedrijf. Op de website van [bedrijf] staat dat airsoftapparatuur kan worden getest op de schietbanen. Het op enige manier ter beschikking stellen van wapens om te testen op de twee schietbanen is in strijd met artikel 9 van de Wwm. Daarmee wordt bovendien een sportactiviteit aangeboden terwijl [bedrijf] geen airsoftsportvereniging is. Airsoftapparaten mogen alleen worden gedragen op plaatsen waar door een erkende airsoftvereniging een wedstrijd of evenement wordt georganiseerd. In de winkel van [bedrijf] mogen airsoftwapens alleen voor bewerking conform de aan [appellant] verleende kleine erkenning worden aangeboden. Voor het anderszins dragen van airsoftwapens op andere plaatsen is toestemming van de korpschef nodig. [bedrijf] heeft die toestemming niet. Tot slot beschikt de korpschef niet over verklaringen omtrent het gedrag (hierna: VOG) van de medewerkers die tijdens de controle werkten. Een erkenninghouder moet een VOG vragen van zijn medewerkers en een afschrift ervan aan de korpschef sturen. De geconstateerde handelingen die zijn verricht mochten niet worden verricht door personen van wie de korpschef niet over een VOG beschikt.
3.    De minister heeft het door [appellant] hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het besluit van de korpschef gehandhaafd. Volgens hem vallen airsoftapparaten niet onder de categorie speelgoed. Niet alleen vuurwapens, maar ook airsoftwapens hebben wezenlijke onderdelen. De Wwm is hierop eveneens van toepassing. Tijdens de controle zijn airsoftwapens aangetroffen die [appellant] op basis van zijn erkenning niet voorhanden mocht hebben. Een medewerker heeft airsoftwapens van klanten laten zien die voor reparatie waren aangeboden. Het vermoeden bestaat dat de aan de wand uitgestalde airsoftwapens er hangen om via de computerzuil te kunnen worden besteld. Deze wapens hingen er niet voor blauwen, graveren of het uitvoeren van andere oppervlaktebehandelingen waarop de erkenning ziet. Volgens de minister valt niet na te gaan of [appellant] daadwerkelijk airsoftwapens verkoopt, maar de uitgestalde wapens mochten daar in ieder geval niet hangen nu hij daar geen erkenning voor had. Verder is gezien dat een medewerker een reparatie verrichtte aan een gearbox van een airsoftwapen. Een gearbox is een wezenlijk onderdeel van een airsoftwapen. De aan [appellant] verleende erkenning ziet niet op het verrichten van dergelijke handelingen en bovendien is de handeling verricht door een medewerker zonder dat [appellant] zelf aanwezig was om als beheerder toezicht te houden. Op basis van de erkenning was [appellant] gehouden een afschrift van een VOG van zijn medewerkers aan de korpschef te verstrekken. Deze eis geldt ook als zij NABV-lid zijn en in dat kader al een VOG hebben overgelegd. Nu er meerdere aan de erkenning verbonden voorschriften zijn geschonden, heeft de korpschef de erkenning terecht ingetrokken, aldus de minister.
4.    De Afdeling overweegt allereerst dat de NABV niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De NABV wil aan het geding deelnemen ingeval er een oordeel wordt gegeven over de uitleg van artikel 3 van de Wwm. De wijze waarop de wet moet worden uitgelegd levert evenwel geen belang op.
5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de erkenning op grond van de Wwm ten onrechte is ingetrokken. Hij voert aan dat onderdelen van airsoftreplica’s niet onder de werking van de Wwm vallen. Dat betekent dat handelingen verricht met deze onderdelen evenmin onder de Wwm vallen. Uit een rapportage van wapendeskundige Van Driel blijkt dat er geen wet of regelgeving is op basis waarvan de onderdelen van airsoftapparatuur strafbaar kunnen worden gesteld. Dat betekent dat enige gedraging met deze onderdelen ook niet strafbaar kan zijn. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat onderdelen van een airsoftapparaat als essentieel kunnen worden gezien in de zin van de Wwm.
Verder heeft de rechtbank niet onderkend dat de minister ten onrechte is uitgegaan van gerapporteerde bevindingen van verbalisanten. Alleen al uit de omstandigheid dat de processen-verbaal meermaals zijn gemuteerd, blijkt dat niet zonder meer van de inhoud ervan kan worden uitgegaan. Er worden geen airsoftwapens gerepareerd in de onderneming. De airsoftwapens in de kluis waren aanwezig voor cera-coaten, dat is het blauwen en graveren van de apparaten, dan wel om andere oppervlaktebehandelingen aan de airsoftwapens te verrichten. [appellant] bestrijdt dat een medewerker bezig was met een reparatie aan een gearbox. De medewerker was bezig met de administratie en op het bureau lag een gearbox. Al zou de medewerker bezig zijn geweest met de gearbox, dan is dat geen erkenningsplichtige handeling omdat het geen essentieel onderdeel in de zin van de Wwm is. Het was een gearbox van een speelgoedapparaat.
De apparaten aan de wand en aan het plafond zijn van [appellant] en hangen er slechts ter decoratie. Hiermee wordt getoond wat mogelijk is met cera-coaten. Uit de omstandigheid dat de apparaten in de onderneming waren en kaartjes hadden met de specificaties van het apparaat erop is ten onrechte de conclusie getrokken dat de apparaten te koop waren of waren bedoeld voor testschieten. Bij de apparaten hing een bord "niet voor verkoop". De verbalisanten hadden kunnen vaststellen dat de apparaten nog nooit waren gebruikt en daar ook niet voor geschikt waren. Klanten kunnen in de onderneming zelf reparaties uitvoeren aan airsoftwapens. De schietbanen kunnen zij gebruiken voor het testen van hun eigen airsoftwapens. Het testschieten gebeurt door NABV-leden op de schietbanen van de onderneming tijdens dagelijkse evenementen die de NABV heeft goedgekeurd. Activiteiten die de erkenning te buiten gaan vinden niet plaats binnen de onderneming. De melding op de website dat testschieten mogelijk is, betekent niet dat kan worden geschoten met andere dan eigen apparatuur. Er is niet geconstateerd dat mensen hebben geschoten met andere apparatuur dan eigen apparatuur. Ook dit is alleen gebaseerd op aannames.
[appellant] voert verder aan dat hij met zijn onderneming een door de NABV vooraf goedgekeurd evenement faciliteert, waarvoor hij onder andere een schietbaan ter beschikking stelt. Hij heeft niet in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wwm gehandeld door het voorhanden hebben van airsoftwapens omdat daarvoor vrijstelling wordt gegeven bij sportevenementen.
[appellant] betoogt tot slot dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat hij van zijn personeel een VOG moest verlangen omdat zij illegale handelingen verrichtten en hij deze aan de korpschef had moeten overhandigen. Zijn personeel verricht geen handelingen als bedoeld in artikel 8a van de Rwm, aldus [appellant].
5.1.    Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wwm is het verboden zonder erkenning een wapen te vervaardigen, te transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren of anderszins ter beschikking te stellen, te herstellen, te beproeven of te verhandelen. Op grond van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Wwm vallen airsoftwapens onder categorie I. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wwm is het verboden een wapen van categorie I te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan.
5.2.    De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat er in het bedrijf van [appellant] andere handelingen werden verricht dan waarvoor de erkenning was verleend. Op de bedrijfswebsite wordt de technische dienst van [bedrijf] aangeprezen. Uit een review van een klant op Google blijkt dat hij bij het bedrijf een airsoftwapen heeft gekocht en laten upgraden. Dat er aan airsoftwapens wordt gesleuteld, blijkt uit de controle van de politie op 22 november 2017 verrichte controle. Tijdens die controle heeft een medewerker van [appellant] een kluis laten zien waar airsoftwapens van klanten lagen die ter reparatie waren aangeboden. Hetgeen de medewerkers van de politie hebben geconstateerd, is beschreven in een mutatierapport. In enkele opeenvolgende mutatierapporten hebben zij dit op onderdelen aangevuld, mede naar aanleiding van reacties van [appellant]. Anders dan [appellant] stelt is er geen grond voor het oordeel dat de minister de inhoud van de mutatierapporten niet ten grondslag mocht leggen aan zijn besluit. Het zijn geen op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal, maar de waarnemingen zijn duidelijk en nauwkeurig beschreven. Van tegenstrijdigheden in de rapporten is geen sprake. De minister heeft aan zijn besluit ook ten grondslag gelegd dat uit meerdere, openbare bronnen, zoals beschreven in de mutatierapporten, blijkt dat er aan airsoftwapens werd gesleuteld. Nu het sleutelen aan airsoftwapens niet op de erkenning staat, is het niet toegestaan, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Dit is in strijd met de artikelen 9, eerste lid, en 13, eerste lid, van de Wwm.
Vaststaat dat de verbalisanten een wand vol met airsoftwapens en -onderdelen hebben aangetroffen. Op grond van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Wwm is het voorhanden hebben van deze airsoftwapens verboden. Met voorhanden hebben wordt bedoeld het bewust aanwezig hebben van de airsoftwapens, zo volgt uit onder meer de arresten van de Hoge Raad van 31 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:504, ECLI:NL:HR:2020:507 en ECLI:NL:HR:2020:510). [appellant] had de wapens bewust aanwezig aan de wand in zijn bedrijf, zo blijkt uit zijn verklaring dat de airsoftwapens aan de wand hingen ter decoratie. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of hiervoor vrijstelling bestond. Niet in geschil is dat [appellant] geen vrijstelling had om de airsoftwapens als versiering aan de muur te hangen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wwm. De airsoftwapens waren evenmin voorhanden ten behoeve van blauwen, graveren of het uitvoeren van een oppervlaktebehandeling, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Aan de voorwaarden voor vrijstelling uit artikel 17h van de Rwm is dus niet voldaan. [appellant] voert verder aan dat de airsoftwapens aanwezig waren in het kader van sportevenementen. Uit artikel 17a en 17c van de Rwm in samenhang bezien met paragraaf 2.9.4 van de Circulaire volgt dat airsoftwapens onder voorwaarden voorhanden mogen zijn gedurende sportevenementen, mits daarvoor toestemming door de korpschef is verleend, en dat deze daar naartoe mogen worden vervoerd. Verder moeten ze worden bewaard in de woning van degene die een vrijstelling heeft om airsoftwapens voor sportdoeleinden te gebruiken. In het voorliggende geval heeft [appellant] niet aangetoond dat er sprake was van een vooraf goedgekeurd sportevenement in het bedrijf en dat de airsoftwapens daarvoor voorhanden waren. Dat hij met de aanwezige schietbaan sportevenementen zou faciliteren, betekent niet dat de airsoftwapens permanent voorhanden mogen zijn door aan de wand te hangen. Airsoftwapens mogen alleen ter plaatse voorhanden zijn gedurende de tijden waarop het sportevenement plaatsvindt. Als er geen sportevenement plaatsvindt, moet [appellant] de airsoftwapens in zijn woning bewaren. Het is niet toegestaan ze op de bedrijfslocatie voorhanden te hebben. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat de minister zich ook in zoverre op het standpunt mocht stellen dat [appellant] in strijd heeft gehandeld met artikel 13, eerste lid, van de Wwm.
Verder is de stelling van [appellant] dat klanten op de schietbaan alleen eigen airsoftwapens mogen testen niet aannemelijk. Op de website staat het volgende: "In onze winkel in Geldermalsen kunnen wij u alles aanbieden dat met airsoft te maken heeft, behalve de airsoft apparaten zelf. De vraag naar airsoft apparaten werd echter steeds groter maar de wetgeving in Nederland laat het nauwelijks toe om airsoft apparaten commercieel te verhandelen. Hierdoor hebben wij een tijd gel[e]den besloten om een bedrijf in Frankrijk op te richten van waaruit wij airsoft apparaten kunnen aanbieden. Er vindt dan ook absoluut geen verkoop plaats in de winkel in Geldermalsen. In Geldermalsen kunt u echter wel airsoft apparaten testen op de 30 meter binnenbaan of de 100 meter buitenbaan. Wij verzorgen natuurlijk wel de service en garantie voor de via de Franse vestiging aangekochte airsoft apparaten, zodat u nooit een discussie heeft met een buitenlandse aanbieder." Uit deze context blijkt niet dat het gaat om het testen van zelf meegebrachte airsoftwapens. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de minister [appellant] mocht verwijten dat hij airsoftwapens laat testen op een schietbaan. Airsoftwapens voorhanden hebben om ze te laten testen valt onder het verbod van artikel 9, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Wwm.
Nu er in het bedrijf van [appellant] handelingen zijn verricht waarop de erkenning niet zag, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de minister de intrekking van de erkenning mocht handhaven en behoeft hetgeen [appellant] overigens heeft aangevoerd geen bespreking meer.
Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2020
805.
BIJLAGE
Wwm
Artikel 2
1. Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
Categorie I
[…]
7˚andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.
[…]
Categorie IV
4°.
lucht-, gas- en veerdrukwapens, behoudens zulke door Onze Minister overeenkomstig categorie I, sub 7°, aangewezen die zodanig gelijken op een vuurwapen dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn;
[…]
Artikel 3
1. De bepalingen betreffende wapens zijn mede van toepassing op onderdelen en hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn.
[…]
Artikel 4
1. Onverminderd de artikelen 4 en 9 van verordening (EU) nr. 258/2012 kan Onze Minister van bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften of verboden vrijstelling of, op daartoe strekkend verzoek, ontheffing verlenen voor daarbij te omschrijven wapens of munitie, behorend tot een van de volgende groepen:
[…]
c.
andere wapens, voor zover deze bestemd zijn voor dan wel deel uitmaken van een verzameling of een wandversiering;
[…]
e. toestellen en voorwerpen voor beroeps-, hulpverlenings-, trainings- en sportdoeleinden;
[…]
Artikel 5
Onze Minister kan bij regeling nadere omschrijvingen geven van de in artikel 2, eerste lid, vermelde en de overeenkomstig dat artikel aangewezen wapens, alsmede van de in artikel 4 bedoelde wapens.
Artikel 7
[…]
2. De in deze wet genoemde erkenningen, consenten, vergunningen, verloven en ontheffingen kunnen, onverminderd de bijzondere gronden tot wijziging of intrekking daarvan en onverminderd verordening (EU) nr. 258/2012, door het bestuursorgaan dat deze heeft verleend of door Onze Minister worden gewijzigd of ingetrokken:
[…]
c. in geval van misbruik daarvan dan wel van wapens of munitie;
[…]
e. bij niet inachtneming van een daaraan verbonden beperking of voorschrift […]
Artikel 9
1. Het is verboden zonder erkenning een wapen of munitie te vervaardigen, te transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren of anderszins ter beschikking te stellen, te herstellen, te beproeven of te verhandelen.
2. Bevoegd tot het verlenen en intrekken van een erkenning, alsmede het verlengen van de geldigheidsduur daarvan, is de korpschef. Een erkenning heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren en kan telkens met ten hoogste vijf jaren worden verlengd.
3. Een erkenning heeft uitsluitend betrekking op de daarin genoemde handelingen, soorten wapens en munitie en bedrijfseenheden. Indien de handelingen worden verricht in de uitoefening van een bedrijf, strekt de werking van de erkenning zich mede uit tot de beheerder.
[…]
Artikel 13
1. Het is verboden een wapen van categorie I te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan.
[…]
Rwm
Artikel 1
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
[…]
h. airsoftapparaat: lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis toont met vuurwapens;
[…]
Artikel 3
Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen:
a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;
[…]
Artikel 8a
1. Een erkenninghouder die een vuurwapen van de categorie II of III, munitie of airsoftapparaten vervaardigt, transformeert of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselt, verhuurt of anderszins ter beschikking stelt, herstelt beproeft of verhandelt, stelt geen personen te werk die belast zullen worden met werkzaamheden dan nadat ten aanzien van deze personen een gunstig luidende verklaring omtrent het gedrag is verkregen.
2. De erkenninghouder stuurt een afschrift van de verklaring omtrent het gedrag zoals genoemd in het eerste lid aan de korpschef.
Artikel 17a
1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen aantonen lid te zijn van een door de Minister erkende airsoftvereniging.
2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt voor het vervoeren slechts langs de weg en het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor het vervoer zijn geboden voor:
a. het vervoeren tussen de woning en de schietvereniging;
b. het vervoeren tussen de woning en door de airsoftvereniging, bedoeld in het eerste lid, aangewezen bijeenkomsten en beurzen in het kader van de airsoftsport of voor de airsoftsport te gebruiken wedstrijdterreinen;
[…]
Artikel 17c
1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het dragen van airsoftapparaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg.
2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts:
[…]
c. voor de beoefening van door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, georganiseerde airsoftsport ten behoeve waarvan voorafgaande schriftelijke toestemming van de korpschef is verleend, […]
d. gedurende de tijden waarop het sportevenement plaatsvindt;
[…]
Artikel 17h
Van het verbod van artikel 13, eerste lid, van de wet wordt voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan kleine erkenninghouders voor zover het een bedrijf betreft waarin uitsluitend wapens worden gegraveerd of geblauwd, dan wel aan een andere oppervlaktebehandeling worden onderworpen.
Circulaire, zoals deze ten tijde van belang luidde
B. Bijzonder deel
2.9. Airsoft sport
Airsoft apparaten zijn wapens die vallen onder categorie I, onderdeel 7, van de WWM (‘voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen lijken, dat voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn’). Dergelijke wapens zijn in principe verboden. Met de wijziging van de Wet wapens en munitie per 1 mei 2012 is het op grond van artikel 4, eerste lid, van de wet mogelijk geworden om vrijstelling te geven dan wel ontheffing te verlenen voor wapens (en munitie) indien zij aangewend worden voor (onder andere) sportdoeleinden. Er is voor gekozen om airsoft apparaten vrij te stellen voor leden van door de Minister van Justitie en Veiligheid erkende verenigingen die zich toeleggen op de uitoefening van de airsoft sport. Ook aspirant-leden en introducés van leden bedoelde verenigingen worden vrijgesteld van enkele in de WWM genoemde verboden handelingen. De vrijstelling geldt niet voor airsoft apparaten in de vorm van onder meer explosieven en soortgelijk andere verschijningsvormen.
Airsoft apparaten zijn veer-, gas- of luchtdrukwapens met een maximum schotkracht van 3.5 joules. Airsoft apparaten onderscheiden zich in die zin van veelal krachtiger categorie I, sub 7 en categorie IV veer-, gas- of luchtdrukwapens. Om te bepalen of sprake is van een airsoft apparaat zal echter primair gekeken moeten worden naar het voorkomen van het voorwerp: gelijkt het op een vuurwapen dat voor afschrikking geschikt is en beschikt het apparaat over een mechanisme (gas-, veer- of luchtdruk) waarmee projectielen (de ‘munitie’) kan worden uitgestoten Ook kan de bezitter van het voorwerp gevraagd worden naar zijn/haar bewijs van lidmaatschap (voorlopige lidmaatschapskaart voor aspirant-leden en een introducé-bewijs voor introducés) van een door de Minister erkende airsoftsportvereniging. Indien deze getoond kan worden, is dat een extra aanwijzing dat het een airsoft apparaat betreft. Pas in laatste instantie, als onduidelijkheid blijft bestaan over de aard van het voorwerp, zal onderzoek moeten worden gedaan naar de schotkracht van het voorwerp.
Projectielen, verschoten met een lucht-, gas- of veerdrukwapen vormen geen munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. Airsoftapparaten maken derhalve geen gebruik van munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. Omtrent de ‘munitie’ van airsoftapparaten worden dan ook geen (aanvullende) regels gesteld.
2.9.3. Regels voor de handel in airsoft apparaten
De handel in airsoft apparaten is voorbehouden aan erkenninghouders. Zie hiervoor de artikelen 8a en 10, sub d, van de RWM. Zie verder 1.4.3 van deze circulaire alsook de relevante artikelen uit de WWM en RWM.
2.9.4. Overige regels
Airsoft apparaten:
1. mogen tussen woning en een door een erkende airsoft vereniging georganiseerd(e) bijeenkomst/ evenement/wedstrijd, de erkende wapenhandelaar of de schietvereniging langs de weg en het tijdsbestek vervoerd worden welke redelijkerwijs voor het vervoer geboden zijn;
2. dienen tijdens het vervoer op een zodanig deugdelijke wijze te zijn verpakt dat zij niet terstond voor bedreiging of afdreiging aangewend kunnen worden;
3. worden voorhanden gehouden op het adres van het lid van de erkende airsoft vereniging die de eigenaar is van het airsoft apparaat;
4. worden uitsluitend gedragen op plaatsen waar de door de een door een erkende airsoft vereniging georganiseerd(e) wedstrijd/evenement/ bijeenkomsten plaatsvindt;
Het dragen van airsoftapparaten op voor het publiek toegankelijk plaatsen, is slechts toegestaan indien de verantwoordelijke korpschef schriftelijk toestemming heeft verleend aan betreffende vereniging om de wedstrijd/het evenement/de bijeenkomst te houden, met uitzondering van de openbare weg.