ECLI:NL:RVS:2020:2590
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning asiel
Op 2 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 21 september 2020, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel gegrond verklaarde. De staatssecretaris had op 19 november 2019 de verblijfsvergunning van de vreemdeling ingetrokken, maar de rechtbank oordeelde dat dit besluit vernietigd moest worden en dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en kwam tot de voorlopige conclusie dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten om de voorlopige voorziening te treffen, wat betekent dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2020.