Uitspraak
Datum uitspraak: 7 oktober 2020
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het verzoek om handhaving tegen de Albert Heijn aan de Kerkstraat 8 te Baarle-Nassau werd afgewezen. [appellante], eigenaar van een damesmodewinkel en het perceel aan [locatie 1], heeft herhaaldelijk geklaagd over geluidshinder van de Albert Heijn en verzocht om handhaving. Het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau heeft deze verzoeken afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een overtreding van de geluidsvoorschriften. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, wat [appellante] niet kon accepteren.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 2 september 2020. [appellante] betoogde dat zijn pand wel degelijk als geluidsgevoelig gebouw moet worden aangemerkt op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De Afdeling oordeelde echter dat het pand van [appellante] niet voldoet aan de definitie van een geluidsgevoelig gebouw, omdat het niet als woning wordt gebruikt en niet aan de voorwaarden van het bestemmingsplan voldoet. De Afdeling bevestigde dat het college terecht geen handhavend optreden heeft overwogen, omdat er geen overtreding was van de geluidsnormen.
Daarnaast werd het verzoek van [appellante] om een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op zijn handhavingsverzoek afgewezen, omdat hij het college onredelijk laat in gebreke had gesteld. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht had bevestigd en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak werd op 7 oktober 2020 gedaan.