ECLI:NL:RBZWB:2022:7537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7453
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhavingsverzoeken tegen geluidsoverlast door supermarkten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van vier handhavingsverzoeken door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau beoordeeld. Eisers, die een damesmodewinkel exploiteren, hebben handhavend opgetreden tegen de supermarkten Albert Heijn en Aldi, die volgens hen geluidsoverlast veroorzaken. Het college heeft de handhavingsverzoeken afgewezen op basis van een controle door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, die geen overtredingen constateerde bij Albert Heijn, maar wel bij Aldi. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen grond is voor handhaving, omdat de supermarkten zich aan de geluidsnormen houden en het pand van eisers niet als gevoelig gebouw wordt beschouwd onder het Activiteitenbesluit. De rechtbank wijst het beroep van eisers af, waardoor zij geen griffierecht terugkrijgen en ook geen proceskosten vergoed krijgen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7453

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser 1], te [vestigingsplaats] , alsmede haar vennoten
[naam vennoot 1]en
[naam vennoot 2],
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau(verweerder).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Aldi Best B.V., te Best,
gemachtigden: mr. F.S. Helder en mr. M.W. van Nijendaal.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing een viertal handhavingsverzoeken van eisers.
Met het bestreden besluit van 5 juni 2020 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de handhavingsverzoeken gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2022 op zitting behandeld. Van eisers zijn in persoon verschenen [naam vennoot 1] en [naam vennoot 2] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Totstandkoming van het besluit

1. Eisers exploiteren een damesmodewinkel ‘ [naam eiser 1] ’ aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] . Achter en naast de winkel, op de percelen [adres 2] en [adres 3] , bevinden zich filialen van de supermarkt Albert Heijn en Aldi.
Bij brieven van 10 oktober 2019, 23 oktober 2019, 29 oktober 2019 en 10 november 2019 hebben eisers het college verzocht om handhavend op te treden tegen gestelde overtredingen van de twee supermarktfilialen. Eisers stellen in hun handhavingsverzoeken dat de supermarkten meer geluid veroorzaken dan is toegestaan. Zij stellen tevens dat de laad- en losgegevens van beide supermarkten zijn gewijzigd.
2. Bij besluit van 5 december 2019 heeft het college de handhavingsverzoeken van eisers afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van overtredingen en dat er dus ook geen grond is om te handhaven. Zij hebben zich daarbij gebaseerd op een controle van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) van 24 september 2019.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het besluit van 5 december 2019 is daarbij in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft aangenomen dat er geen grond is om handhavend op te treden.
4. Eisers voeren aan dat de twee supermarktfilialen al jaren (geluids)overlast veroorzaken in de fysieke leefomgeving en dat beiden weigeren om aan hun zorgplicht te voldoen. Eisers wijzen op onderzoeken die in 2017 en 2018 in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd door [naam adviesbureau] , waaruit volgens hen blijkt dat het geluid in de afgelopen jaren fors is toegenomen en dat de vergunning van de beide supermarkten in de bestaande situatie niet in orde zijn. Volgens eisers blijkt uit het rapport van [naam adviesbureau] dat er zonder maatwerkvoorschriften niet kan worden geladen en gelost en moet bovendien het achtergelegen parkeerterreintje in de avond worden afgesloten. Eisers stellen zich op het standpunt dat het college dan ook niet kan zeggen dat er geen overtredingen op de bestaande woningen in de omgeving zijn. Eisers stellen dat zij, maar ook de buurtbewoners, een rechtstreeks betrokken belang hebben bij een rustige, veilige en gezonde omgeving.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de supermarkten als type-B-inrichting onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit) vallen.
6. Van belang is dat eisers eerder handhavingsprocedures hebben gevoerd met betrekking tot de geluidsoverlast die zij ervaren vanwege de exploitatie van de supermarkten.
De rechtbank stelt vast dat eisers in eerder gevoerde beroepsprocedures, bij deze rechtbank bekend onder zaaknummers BRE 18/7317 GEMWT, BRE 18/8523 GEMWT en BRE 19/4249 GEMWT, ook een beroep hebben gedaan op de onderzoeksrapporten van [naam adviesbureau] uit 2017 en 2018. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 december 2019 geoordeeld dat het pand [adres 1] te [vestigingsplaats] geen gevoelig gebouw is in de zin van het Activiteitenbesluit en dat het pand daarom geen bescherming van de geluidsnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geniet. Ook in een eerdere uitspraak van 21 oktober 2016, zaaknummer BRE 16/938 GEMWT, heeft de rechtbank al geoordeeld dat het pand geen gevoelig gebouw is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft dat in haar uitspraak van 7 oktober 2020 [1] bevestigd. Ten aanzien van het rapport van [naam adviesbureau] uit 2017 is in zowel de rechtbankuitspraak van 6 december 2019 als in de uitspraak van de AbRS overwogen dat daaraan niet de waarde kan worden toegekend die eisers daaraan toegekend wensen te zien, omdat dat onderzoek betrekking had op twee varianten van een beoogde ruimtelijke ontwikkeling en niet op de bestaande situatie.
Met de uitspraak van de AbRS van 7 oktober 2020 staat nu in rechte vast dat het pand van eisers in de toen bestaande situatie niet een gevoelig gebouw is als bedoeld in het Activiteitenbesluit en dat eisers daarom niet de bescherming van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit toekomen. Eisers kunnen dat in deze beroepsprocedure niet opnieuw aan de orde stellen. Uit de uitspraak van de AbRS van 14 juni 2007 [2] volgt dat slechts nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden een hernieuwde beoordeling van een eerder verworpen beroepsgrond kunnen rechtvaardigen. Van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Het pand [adres 1] wordt door eisers nog steeds uitsluitend gebruikt als winkelpand, en is daarmee dus nog steeds niet een gevoelig gebouw in de zin van het Activiteitenbesluit.
Voor het rapport van [naam adviesbureau] uit 2018 geldt dat dit betrekking heeft op dezelfde beoogde ruimtelijke ontwikkeling als het rapport uit 2017 en niet op de bestaande situatie.
7. Eisers hebben een beroep gedaan op de algemene zorgplicht van de supermarkten. Deze is opgenomen in artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit. Eisers stellen dat de supermarkten weigeren aan hun zorgplicht te voldoen.
De rechtbank stelt vast dat beide supermarkten op 24 september 2019 zijn gecontroleerd door een toezichthouder van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant op naleving van het Activiteitenbesluit. Ten aanzien van het Albert Heijn filiaal zijn geen overtredingen geconstateerd. Daarbij is opgemerkt dat de reguliere tijdstippen van laden en lossen 11.30 uur en 16.30 uur zijn, en dat er omstreeks 12.00 uur nog een kleine diepvrieswagen komt laden/lossen. Daarnaast komt er een vuilniswagen op maandag en donderdag rond de middag. Ten aanzien van de Aldi zijn ten aanzien van het geluid ook een overtredingen geconstateerd. Opgemerkt is het laden en lossen rond 08.00 uur of 09.00 uur plaatsvindt en dat er rond de middag nog een diepvrieswagen komt laden/lossen.
Eisers hebben deze onderzoeksbevindingen niet gemotiveerd betwist. De stelling van eisers, dat beide supermarkten in de avondperiode laden en lossen, is niet onderbouwd. Ter zitting hebben zij toegelicht dat zij de verkeersaantrekkende werking op het parkeerterrein ook rekenen tot het laden en lossen van de supermarkt. De rechtbank is van oordeel dat de verkeersbewegingen van de auto’s van de klanten van de supermarkt, het dichtslaan van de portieren en het inladen van de boodschappen niet als het laden en lossen van de supermarkten kunnen worden aangemerkt.
8. Eisers hebben in hun beroepschrift en/of op zitting nog opmerkingen gemaakt met betrekking tot ‘best beschikbare technieken’ en de omstandigheid dat gedurende een groot deel van de dag mensen in hun winkelruimte verblijven. Voor zover eisers daarmee een beroep hebben willen doen op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en op het Bouwbesluit 2012, kan dit beroep niet slagen.
De filialen van Albert Heijn en Aldi zijn geen vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo. En de regels voor het beschermen van een verblijfsgebied tegen geluid van buiten uit het Bouwbesluit 2012 (afdeling 3.1) zijn alleen van toepassing op een nieuw te bouwen bouwwerk; niet op een bestaand winkelpand.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het voorgaande heeft het college in het bestreden besluit terecht overwogen dat Albert Heijn en Aldi voor wat betreft de geluidsbelasting het Activiteitenbesluit niet overtreden en heeft het zich terecht niet bevoegd geacht om handhavend op te treden. Het college heeft de handhavingsverzoeken van eisers dus terecht afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 9 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.