ECLI:NL:RVS:2019:2396
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die betrekking hebben op de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 2 augustus 2016 afgewezen. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 30 augustus 2016 de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om een gebrek in het besluit te herstellen, maar de staatssecretaris heeft hiervan geen gebruik gemaakt. In de uitspraak van 21 september 2016 verklaarde de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en gaf hem de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraken. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De behandeling van de zaak werd aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie. Na intrekking van het verzoek om een prejudiciële beslissing, werd de behandeling opnieuw aangehouden in afwachting van de uitspraak over nieuwe asielmotieven die voor het eerst in beroep werden aangevoerd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag die in het hoger beroep werd opgeworpen, beantwoord in een eerdere uitspraak van 3 juli 2019. De Afdeling concludeert dat de rechtbank op basis van het moment van indiening van het asielmotief en de concreetheid ervan moet onderzoeken of zij en de staatssecretaris dit motief kunnen betrekken bij het beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraken van de rechtbank, met de verplichting voor de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met het nieuwe asielmotief. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling.