ECLI:NL:RBDHA:2024:6487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
NL23.2954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Indiase christen met vrees voor vervolging bij terugkeer naar India

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Indiase eiser die beroep aantekende tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag op 5 januari 2023 afgewezen, met als argument dat de aanvraag ongegrond was. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de eiser, die stelde dat hij als christen in India te vrezen heeft voor vervolging.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de relevante elementen van eisers asielrelaas, zoals zijn nationaliteit, identiteit en de discriminatie die hij heeft ondervonden, geloofwaardig zijn. Echter, de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de elementen die betrekking hebben op de bedreigingen en mishandelingen door de politie ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij bij terugkeer naar India geen reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank wijst erop dat de situatie voor christenen in India niet automatisch leidt tot een risico op vervolging voor iedere individuele christen. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat hij persoonlijk te vrezen heeft bij terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2954

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. L.M. Weber),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R. R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 januari 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigd van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser heeft de Indiase nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1985. Hij heeft op 7 april 2016 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikking van 2 augustus 2016 is deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld. Bij uitspraak van 21 september 2016 [1] heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de eerdere tussenuitspraak van 30 augustus 2016 [2] . De staatssecretaris heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek te herstellen. Het hoger beroep door de staatssecretaris is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 12 juli 2019 [3] ongegrond verklaard. Vervolgens is eiser op 15 augustus 2019 aanvullend gehoord. Bij beschikking van 28 juli 2020 is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep daartegen is bij uitspraak van 10 september 2019 ongegrond verklaard. [4] Het hoger beroep door eiser is door de Afdeling bij uitspraak van 9 juni 2022 gegrond verklaard. [5] Daarin oordeelde de Afdeling dat de staatssecretaris voorbij is gegaan aan de geloofwaardig geachte elementen c en e (in deze uitspraak de relevante elementen 3 en 5) en dat in die zin het standpunt over de veiligheidssituatie nader gemotiveerd moet worden waarbij moet worden ingegaan op de vraag in hoeverre de nieuwe informatie die ten grondslag ligt aan de herbeoordeling van India van 2 december 2021 en wat eiser heeft aangevoerd, een andere conclusie rechtvaardigt over de ongeloofwaardig geachte problemen en ook moet worden uitgelegd waarom eiser als christen bij terugkeer bescherming kan krijgen of geen problemen heeft te verwachten.
Vervolgens heeft de staatssecretaris op 28 november 2022 een voornemen uitgebracht en heeft de staatssecretaris daarna, op 5 januari 2023, een beschikking uitgebracht. Dit ligt hier nu voor.
Het asielrelaas
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij behoorde tot de christelijke minderheid in zijn dorp en trouwde met een hindoeïstische vrouw. De christelijke minderheid, waaronder dus eiser, werd gediscrimineerd door middel van pesterijen. De oom van de vrouw van eiser, genaamd [naam], zorgde voor ernstige problemen wegens het geloof van eiser. Eiser is op 8 april 2012 neergestoken door [naam]. Hij is hiervoor opgepakt en heeft vijf maanden in hechtenis gezeten, waarna hij weer vrijkwam. De strafzaak loopt nog. Na een jaar begonnen de problemen weer waardoor eiser zijn leven niet meer zeker was. Eiser heeft verklaard begin 2013 tweemaal te zijn bedreigd door de politie, waarbij hij de tweede keer is mishandeld. Eiser moest stoppen met christelijke propaganda en hij mocht geen getuigen in zijn zaak inbrengen. Eiser moest hierdoor in juli 2015 stoppen met zijn werk. In februari 2016 kwam hij in contact met zijn reisagent en op 19 maart 2016 heeft hij India verlaten.
Het standpunt van de staatssecretaris
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. De nationaliteit en identiteit van eiser;
2. Eiser is tot het christendom bekeerd;
3. Eiser is door dorpsgenoten gediscrimineerd vanwege zijn geloof;
4. Eiser is getrouwd met een hindoeïstische vrouw;
5. Eiser heeft vanwege zijn geloof problemen gehad met de oom van zijn vrouw genaamd [naam] waarop hij op 8 april 2012 is neergestoken;
6. Eiser heeft na het steekincident wederom problemen ondervonden vanwege zijn geloof en moest vrezen voor zijn leven;
7. Bedreiging en mishandeling door de politie.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat relevant element 1 tot en met 5 geloofwaardig zijn geacht en gelet op de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2022 niet opnieuw een geloofwaardigheidsbeoordeling wordt toegepast op deze relevante elementen. Relevante elementen 6 en 7 zijn ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris overweegt dat de herbeoordeling van India als veilig land van herkomst en de door eiser aangehaalde artikelen en rapporten, maar ook de getuigenverklaringen, medische documenten en originele oproepen geen aanleiding geven om anders te oordelen over de reeds eerder ongeloofwaardig geachte element 6 en 7. Hieraan ligt ten grondslag dat eiser op meerdere punten wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard en dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Verder doet hier niet aan af dat de situatie in India voor christenen door de tijd heen is veranderd. Eiser heeft geen gegronde vrees voor vervolging en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar India. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
Geloofwaardigheid relevante elementen 6 en 7
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris relevante elementen 6 en 7 ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ten aanzien van relevant element 6 betoogt eiser dat uit de door hem gegeven verklaringen duidelijk blijkt dat [naam] hem nooit met rust heeft gelaten voor en nadat hij eiser had neergestoken en dat er altijd dreiging van deze [naam] uit is blijven gaan. [naam] heeft allerlei mensen opgejut tegen eiser en op hem afgestuurd. [naam] is een gevreesd en bekende man en is extreem hindoe en lid van een politieke organisatie. Hij heeft banden in de politiek, bij de politie en met andere hindoe partijen. De situatie voor christenen in India, de handelwijze van de autoriteiten, de extreme religieuze opvattingen van de hindoe partij en aanhangers (zoals de oom, broer en andere mensen uit eisers omgeving) maken dat nu duidelijker is dan voorheen met welke problemen eiser te kampen heeft gehad, dat de haat naar christenen er altijd was en nog steeds is en dat eiser daarom aannemelijk heeft gemaakt dat het niet bij dat ene steekincident is gebleven. Ten aanzien van relevant element 7 betoogt eiser dat hij uitvoerig heeft verteld over de behandeling bij en door de politie en dit heeft hij onderbouwd met stukken. Eiser werd continu beledigd, getreiterd en bedreigd en is meerdere malen naar de politie gegaan, maar nooit werd er iets met zijn klachten gedaan. Eiser heeft foto’s overgelegd van de littekens en een medisch rapport met problemen die hij heeft overgehouden aan de mishandeling bij de politie. Eisers vrouw wordt ook nog steeds lastiggevallen door de politie over eiser. Op de zitting heeft eiser nader gemotiveerd dat aan hem het voordeel van de twijfel moet worden gegeven.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat het in de eerste plaats aan eiser zelf is om middels verklaringen zijn asielrelaas aannemelijk te maken en dat eiser daarin niet is geslaagd, omdat hij over deze relevante elementen ongerijmd, wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. Dit staat verder niet ter discussie. Verder stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat het overleggen van landeninformatie waaruit volgt dat de situatie in India zou zijn verslechterd dit niet anders maakt, omdat de ongerijmde, wisselende en tegenstrijdige verklaringen van eiser zwaar wegen en dan ook afbreuk doen aan de geloofwaardigheid. Verder stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser met het overleggen van de foto’s en het medisch rapport geen causaal verband heeft aangetoond tussen zijn verwondingen en zijn gestelde problemen met de politie. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor het voordeel van de twijfel.
Veilig land van herkomst/ vrees bij terugkeer
8. Eiser betoogt dat hij middels zijn verklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging door de autoriteiten van India op basis van godsdienst, namelijk vanwege het feit dat hij van hindoe naar christen is bekeerd, het feit dat hij zijn moeder en zijn vrouw heeft bekeerd van hindoe naar christen en ook anderen heeft proberen te evangeliseren. Hij heeft ook in omliggende dorpen gebeden met inwoners, christelijke huwelijken en begrafenissen begeleid en bijgewoond. Eiser is binnen zijn gemeenschap en bij de autoriteiten van India bekend als christen en [naam] heeft eiser in de negatieve belangstelling geplaatst. Verder heeft de dader van het steekincident enige tijd in voorarrest gezeten, maar alle getuigen zijn zo ernstig bedreigd dat alles is ingetrokken en er feitelijk geen recht is gedaan. Eiser heeft diverse verklaringen overgelegd van de betreffende getuigen. Hij heeft ook meermaals aangifte gedaan van vele andere bedreigingen en vernielingen waarmee niets is gedaan. Eiser is bovendien afkomstig uit het gebied waar het geweld tegen christenen het ergst is. Het structureel gedreig en geweld heeft net niet tot eisers dood geleid en zijn reden van vertrek ligt in het verlengde daarvan. Hetgeen eiser heeft aangevoerd was kennelijk voldoende voor de Afdeling om tot een gegrondverklaring te komen, omdat uit de stukken blijkt dat de situatie voor christenen ernstig is verslechterd en van invloed is op de algemene situatie voor specifiek christenen. De situatie is verslechterd door het politieke klimaat en de opkomst van hindoe nationalisme en de haat en het geweld specifiek gericht op christenen is enorm toegenomen. Eiser wijst in dit kader op ongeveer twintig recente internetartikelen over de situatie voor christenen in India. Daaruit blijkt dat de autoriteiten geen bescherming bieden en juist geregeld het geweld aanmoedigen en niet vervolgen, in lijn met de hindoe ideologie. Dat volgens de staatssecretaris tot 2016 geen sprake was van vervolging, maakt niet dat er nu ook geen sprake is van vervolging op grond van religie.
8.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Het algemeen rechtsvermoeden dat India een veilig land van herkomst is, geldt niet voor iedereen afkomstig uit India. [6] De staatssecretaris heeft meerdere categorieën uitgezonderd:
- vreemdelingen die afkomstig zijn uit de ‘union territory’ Jammu en Kasmir;
- religieuze minderheden, zoals moslims en christenen;
- Dalit-vrouwen en -meisjes;
- journalisten;
- personen die zich kritisch hebben getoond over de Indiase overheid en het overheidsbeleid, en als gevolg daarvan problemen hebben ondervonden (bijvoorbeeld mensenrechtenactivisten, academici en demonstraten).
Verder volgt uit de brief van 1 maart 2024 aan de Tweede Kamer dat de herbeoordeling ten aanzien van India ertoe heeft geleid dat het veilige landenbeleid ten aanzien van India wordt voortgezet en religieuze minderheden hiervan uitgezonderd zijn die als gevolg daarvan problemen hebben ondervonden. [7] De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser tot een religieuze minderheid behoort en daarom in algemeenheid niet van veilig land van herkomst kan worden uitgegaan.
8.2.
De beroepsgrond slaagt echter niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser met de vele verwijzingen naar algemene internetartikelen, dan wel rapporten ten aanzien van christenen in India niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft bij terugkeer naar India. Daarbij zijn de geloofwaardig geachte elementen meegenomen. De verwijzingen naar de artikelen onderbouwen wel degelijk dat de algemene situatie van christenen in India is verslechterd en daarom geldt voor christenen ook een uitzonderingspositie op het veilig landen beleid (zie hiervoor overweging 8.1), maar dit neemt niet weg dat eiser op individuele gronden aannemelijk moet maken dat hij te vrezen heeft bij terugkeer. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de vergelijking die eiser maakt niet zonder meer recht doen aan de context van India, gelet op de grootte van de bevolking van India en de hoeveelheid mensen daarvan die christelijk zouden zijn. Het betoog van eiser dat hij afkomstig is uit het gebied waar het geweld tegen christenen het ergst is, heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt. De staatssecretaris verwijst in dat verband naar een rapport waaruit blijkt dat de acceptatie van christenen in India door niet-christenen verschilt van plaats tot plaats en dat geweld tegen christenen kan voorkomen, maar dat dit niet gebruikelijk is. [8] Daar komt bij dat de artikelen waar eiser naar verwijst veelal zien op andere deelstaten dan de zuidelijke deelstaat Tamil Nadu waaruit eiser afkomstig is. In die deelstaat waaruit eiser afkomstig is, gaat het christendom terug tot de eerste eeuw [9] en daar is een relatief grote christelijke gemeenschap woonachtig. Ook wijst de staatssecretaris er terecht op dat deze deelstaat, in tegenstelling tot sommige andere deelstaten, geen anti-bekeringswetgeving kent. [10] Verder volgt uit dit rapport dat in de deelstaat waaruit eiser afkomstig is geen sprake is van cultureel of politiek geweld. [11] De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser bij terugkeer de bescherming van de autoriteiten van India kan inroepen. Uit algemene informatie blijkt juist wel dat de autoriteiten van India bescherming bieden, zo ook in de deelstaat waaruit eiser afkomstig is. Verder heeft eiser tegen de problemen betreffende de steekpartij succesvol de bescherming van de autoriteiten van India ingeroepen, zo blijkt uit eisers relaas zelf. De schriftelijke verklaringen zijn niet afkomstig uit een objectief of verifieerbare bron. De staatssecretaris heeft Bureau Documenten ingeschakeld en daarmee reeds voldaan aan de samenwerkingsplicht. De verwijzing van naar de vele internetartikelen door eiser leiden terecht niet tot een ander oordeel.
Ernstige schade
9. Eiser betoogt dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar India een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege het feit dat hij christen is en dit bekend is bij de autoriteiten en omgeving. Er is in India sprake van moord, verkrachting, mishandeling en intimidatie van christenen. In deze gevallen wordt niet van de vreemdeling verlangd om aannemelijk te maken dat de betreffende mensenrechtenschendingen zijn ingegeven door het behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep. Eiser heeft diverse rapporten en artikelen overgelegd. Hieruit volgt dat de zogenaamde Indiase vrijheid van religie in feite een dode letter is geworden. Ook blijkt hieruit dat ook al is een petitie ingediend bij het Hoger Gerechtshof, het geweld niet is afgenomen, er geen onderzoek is gedaan of afgerond, dat na het indienen van de petitie het geweld zelfs is toegenomen. Uit de aangehaalde rapporten en artikelen verschenen na 14 december 2021 volgt een toename van geweld, meer incidenten, meer ontheemden en meer meldingen van aanvallen. Dit alles duidt op een verslechtering en een wezenlijk ander beeld. Uit de aangehaalde artikelen blijkt ook dat bijvoorbeeld de politie meedoet of geweld mogelijk maakt en totaal niet ingrijpt. De problemen en het geweld zijn overal. Eiser ziet het evangeliseren als zijn plicht.
9.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de enkele omstandigheid dat eiser christen is onvoldoende is om aan te nemen dat er in zijn geval sprake is van een risico op ernstige schade bij terugkeer naar India, dan wel dat hij bij voorkomende problemen niet de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de overgelegde artikelen geen wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie omtrent christenen in India dan zoals reeds bekend was bij de herbeoordeling. Daarom bestaat er in algemene zin geen aanleiding om aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar India zonder meer het risico loopt op ernstige schade enkel vanwege dat hij christen is dan wel dat hij bij voorkomende problemen niet de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. Niet is gebleken, anders dan de enkele stelling in beroep, dat eiser van plan is om zich in India bezig te houden met evangelisatie. Dit betoog wordt dan ook niet gevolgd.
Reguliere verblijfsgronden
10. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte stelt dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiser op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. Hij is al jaren in procedure en is ten einde raad. Zijn vrouw en dochter verkeren in gevaar en zijn vrouw dreigt inmiddels met zelfmoord. Eiser is geopereerd (op 19 september 2022), omdat bij een controle na een val geconstateerd is dat hij een tumor op zijn nier heeft van 6 cm. De rechternier is bij deze operatie verwijderd en eiser moet voor controle terug naar het ziekenhuis op 28 april 2023 en 10 mei 2023. Daarbij komt dat de situatie in India zeer gevaarlijk is voor christenen.
10.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat sprake is van overige bijzondere, individuele omstandigheden die hiervoor aanleiding geven. De staatssecretaris stelt zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat er in het voorgaande geen aanleiding bestaat om eiser vanwege humanitaire redenen in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
11. Gelet op het voorgaande is er ook geen reden waardoor de staatssecretaris niet van eiser mag verwachten dat hij Nederland verlaat en terugkeert naar India.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: AWB 16/17307 (niet gepubliceerd).
4.Zaaknummer: NL20.15090 (niet gepubliceerd).
6.Zie de herbeoordeling, Kamerstukken II 2021-2022, 19 637 nr. 2807 van 14 december 2021, bijlage van 2 december 2021.
7.Kenmerk: 5080119.
8.Rapport van de Australische overheid, Departement of foreign affairs and trade (DFAT), pagina 25, punt 3.59.
9.DFAT, pagina 24 punt 3.51.
10.DFAT, pagina 19 en pagina 20.
11.DFAT, pagina 30, punt 3.103.