5.1.Vreemdeling D en vreemdeling I hebben beiden uiteengezet dat het alternatief van het indienen van een volgend verzoek om internationale bescherming op te grote bezwaren stuit. Zij hebben er in dit verband op gewezen dat er slechts beperkt recht op financiële rechtsbijstand is en dat een beroep tegen een eventueel afwijzend besluit als uitgangspunt geen schorsende werking heeft, wat ook kan gelden voor het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit betekent dat zij een beslissing van de bestuursrechter in eerste aanleg in asielzaken op dat verzoek niet in Nederland mogen afwachten. Zij lopen hierdoor het risico te worden uitgezet naar hun land van herkomst voordat een bestuursrechter in eerste aanleg zich over het nieuw aangevoerde asielmotief heeft kunnen uitlaten. Verder hebben zij erop gewezen dat er geen recht op opvang is tussen het indienen van het volgende verzoek en het daarna af te nemen gehoor, terwijl dit gehoor volgens hen soms maanden later plaatsvindt. Tot slot hebben vreemdeling D en vreemdeling I erop gewezen dat de behandeling van het volgende verzoek plaatsvindt in een verkorte procedure.
Recht van de Europese Unie
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)
Artikel 47 (Recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht) luidt:
'Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden. […]'
Artikel 52 (Reikwijdte en uitlegging van de gewaarborgde rechten en beginselen), derde lid, luidt:
'Voorzover dit handvest rechten bevat die corresponderen met rechten die zijn gegarandeerd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt.'
Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU)
Punten 18, 22, 34, 50 en 60 van de considerans luiden:
'18. Het is in het belang van zowel de lidstaten als de personen die om internationale bescherming verzoeken dat zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen inzake verzoeken om internationale bescherming, onverminderd het uitvoeren van een behoorlijke en volledige behandeling.'
'22. Het is ook in het belang van zowel lidstaten als verzoekers dat ervoor wordt gezorgd dat de behoefte aan internationale bescherming reeds in eerste aanleg correct erkend wordt. […]'
'34. Procedures betreffende het onderzoeken van de behoefte aan internationale bescherming moeten het voor de bevoegde autoriteiten mogelijk maken verzoeken om internationale bescherming grondig te behandelen.'
'50. Krachtens een fundamenteel beginsel van het recht van de Unie moet tegen beslissingen inzake een verzoek om internationale bescherming, beslissingen inzake een weigering om de behandeling van een verzoek na de stopzetting ervan te hervatten, en beslissingen inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus of de subsidiairebeschermingsstatus een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie.'
'60. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in het handvest. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te waarborgen dat de menselijke waardigheid ten volle wordt geëerbiedigd en te bevorderen dat de artikelen 1, 4, 18, 19, 21, 23, 24 en 47 van het handvest worden toegepast en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.'
'Deze richtlijn beoogt de vaststelling van gemeenschappelijke procedures voor de toekenning of intrekking van internationale bescherming uit hoofde van Richtlijn 2011/95/EU.'
Artikel 14 (Persoonlijk onderhoud), eerste lid, luidt:
'Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn verzoek om internationale bescherming door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon. Een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek om internationale bescherming wordt afgenomen door het personeel van de beslissingsautoriteit. […].'
Artikel 40 (Volgende verzoeken) luidt:
'1. Indien een persoon die in een lidstaat internationale bescherming heeft aangevraagd, aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een volgend verzoek heeft ingediend, onderzoekt deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het volgende verzoek in het kader van de behandeling van het vorige verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voor zover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het volgende verzoek in dit kader ten grondslag liggen.
4. De lidstaten kunnen bepalen dat het verzoek enkel verder wordt behandeld indien de betrokken verzoeker buiten zijn toedoen de in de leden 2 en 3 van dit artikel beschreven situaties in het kader van de vorige procedure niet kon doen gelden, in het bijzonder door zijn recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel krachtens artikel 46 uit te oefenen.
Artikel 46 (Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel) luidt:
'1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor verzoekers een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie openstaat tegen:
a. a) een beslissing die inzake hun verzoek om internationale bescherming is gegeven, met inbegrip van een beslissing:
i. i) om een verzoek als ongegrond te beschouwen met betrekking tot de vluchtelingenstatus en/of de subsidiairebeschermingsstatus;
3. Teneinde aan lid 1 te voldoen, zorgen de lidstaten ervoor dat een daadwerkelijk rechtsmiddel een volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden omvat, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek van de behoefte aan internationale bescherming overeenkomstig Richtlijn 2011/95/EU, zulks ten minste in beroepsprocedures voor een rechterlijke instantie van eerste aanleg.
De Franse tekst van artikel 46, derde lid, luidt:
'Pour se conformer au paragraphe 1, les États membres veillent à ce qu’un recours effectif prévoie un examen complet et ex nunc tant des faits que des points d’ordre juridique, y compris, le cas échéant, un examen des besoins de protection internationale en vertu de la directive 2011/95/UE, au moins dans le cadre des procédures de recours devant une juridiction de première instance.'
De Engelse tekst van artikel 46, derde lid, luidt:
'In order to comply with paragraph 1, Member States shall ensure that an effective remedy provides for a full and ex nunc examination of both facts and points of law, including, where applicable, an examination of the international protection needs pursuant to Directive 2011/95/EU, at least in appeals procedures before a court or tribunal of first instance.'
De Duitse tekst van artikel 46, derde lid, luidt:
'Zur Einhaltung des Absatzes 1 stellen die Mitgliedstaaten sicher, dass der wirksame Rechtsbehelf eine umfassende Ex-nunc-Prüfung vorsieht, die sich sowohl auf Tatsachen als auch auf Rechtsfragen erstreckt und bei der gegebenenfalls das Bedürfnis nach internationalem Schutz gemäß der Richtlinie 2011/95/EU zumindest in Rechtsbehelfsverfahren vor einem erstinstanzlichen Gericht beurteilt wird.'
Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2011/95/EU)
Artikel 4 (Beoordeling van feiten en omstandigheden) luidt:
'1. De lidstaten mogen van de verzoeker verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient. De lidstaat heeft tot taak om de relevante elementen van het verzoek in samenwerking met de verzoeker te beoordelen.
2. De in lid 1 bedoelde elementen bestaan in de verklaringen van de verzoeker en alle documentatie in het bezit van de verzoeker over zijn leeftijd, achtergrond, ook die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, eerdere verzoeken, reisroutes, reisdocumenten en de redenen waarom hij een verzoek om internationale bescherming indient.