ECLI:NL:RVS:2019:2377

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
201901937/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 19 december 2018. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 1 maart 2019. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De vreemdeling betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van telefonisch contact tussen de rechtbank en de staatssecretaris voorafgaand aan de zitting. Hij stelt dat dit zijn verdediging heeft geschaad. De Raad van State oordeelt dat het recht op een eerlijk proces vereist dat partijen gelijke kansen hebben in de procesvoering, wat inhoudt dat zij op de hoogte moeten zijn van communicatie tussen de rechtbank en de andere partij.

De Raad van State oordeelt dat de grief van de vreemdeling slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

201901937/1/V2.
Datum uitspraak: 10 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 1 maart 2019 in zaak nr. NL18.24993 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover nu van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 maart 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, advocaat te Made, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling betoogt onder meer dat de rechtbank hem ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van het telefonisch contact dat voorafgaand aan de zitting tussen de rechtbank en de staatssecretaris heeft plaatsgevonden. Volgens de vreemdeling is hij door dit handelen in zijn verdediging geschaad.
1.1.    De vreemdeling heeft zijn gronden van beroep bij brief van 4 februari 2019 aangevuld en een beroep gedaan op de uitspraak van 14 januari 2019 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, ECLI:NL:RBDHA:2019:458.
Uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank van 14 februari 2019 blijkt dat de rechtbank op 12 februari 2019 de staatssecretaris telefonisch heeft verzocht ter zitting te reageren op de uitspraak van de zittingsplaats Haarlem en de daarbij betrokken stukken over de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan.
1.2.    Uit het recht op een eerlijk proces vloeit voort dat partijen een gelijke kans tot procesvoering moet worden geboden. Dit houdt in dat een wederpartij kennis moet kunnen nemen van communicatie door de rechtbank met de andere partij. Het had dan ook op de weg van de rechtbank gelegen om de vreemdeling voorafgaand aan de zitting te informeren over het telefonisch contact dat zij heeft gehad met de staatssecretaris en de informatie die de rechtbank van hem heeft gevraagd.
Alleen al hierom slaagt de grief.
2.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Wat de vreemdeling overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld met inachtneming van wat hiervoor is overwogen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 1 maart 2019 in zaak nr. NL18.24993;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Zwinkels
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2019
309-915.