ECLI:NL:RBDHA:2021:13956
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na indienen in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die op 19 december 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 1 maart 2019 ongegrond. Eiser ging in hoger beroep, en op 10 juli 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor herbehandeling.
Op 6 april 2021 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser verzocht om het standpunt van eiser in het beroep kenbaar te maken. De gemachtigde heeft op 22 april 2021 geantwoord dat eiser zich in Duitsland bevindt en daar een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep in Nederland, aangezien hij niet langer prijs stelt op asiel in Nederland. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.