ECLI:NL:RBDHA:2019:3061
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiser op basis van ongeloofwaardigheid van gestelde problemen en seksuele geaardheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het besluit op 19 december 2018 als kennelijk ongegrond had bestempeld. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen, en zijn gestelde problemen in Afghanistan werden niet geloofd. Tijdens de zitting op 14 februari 2019, waar de eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, werd de zaak behandeld.
De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende nieuwe elementen had aangedragen om zijn aanvraag opnieuw te onderbouwen. De gestelde afvalligheid van de Islam en homoseksualiteit werden door de rechtbank als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank stelde vast dat de eiser vaag en tegenstrijdig had verklaard over zijn geloofsovertuiging en zijn seksuele geaardheid. Bovendien werd opgemerkt dat er geen indicaties waren voor vervolging bij terugkeer naar Afghanistan, en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor bescherming onder de Vreemdelingenwet.
De rechtbank concludeerde dat de opvolgende asielaanvraag terecht was afgewezen als kennelijk ongegrond en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens, en is openbaar gemaakt.