ECLI:NL:RVS:2018:3174
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- C.M. Wissels
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor vreemdelingen in het kader van gezinshereniging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de afwijzing van de aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris had vernietigd. De vreemdelingen, geboren in Ghana, claimen dat de referent hun biologische vader is en dat zij recht hebben op gezinshereniging. De staatssecretaris had in zijn besluit van 15 december 2016 de aanvragen afgewezen, omdat de vreemdelingen niet uit een huwelijk of een met het huwelijk gelijk te stellen relatie zijn geboren. De rechtbank oordeelde dat het beleid van de staatssecretaris in strijd was met de Gezinsherenigingsrichtlijn, maar de staatssecretaris ging in hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen beschermenswaardig gezinsleven bestaat tussen de vreemdelingen en de referent, omdat deze onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn relatie met de vreemdelingen. De staatssecretaris heeft niet onterecht gesteld dat de vreemdelingen en referent niet met objectieve bewijsmiddelen hebben aangetoond dat er een gezinsband bestaat. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdelingen ongegrond, waarmee de afwijzing van de aanvragen door de staatssecretaris in stand blijft.