ECLI:NL:RVS:2018:3011
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 23 april 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 1 juni 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A.W.A. Vissers, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 september 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat de eerste grief van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kon leiden, omdat deze geen vragen opriep die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord behoeven. Echter, de tweede grief van de vreemdeling werd wel gegrond verklaard, omdat deze eerder door de Afdeling was behandeld in andere uitspraken. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling alsnog gegrond.
De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.503,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 september 2018.