ECLI:NL:RVS:2018:2540
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing opvangverzoek door COA
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en op het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 17 mei 2018 een verzoek ingediend bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om opvang te verlenen, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond in haar uitspraak van 14 juni 2018. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdeling terecht klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft gesteld dat hij geen asielaanvraag had ingediend met het indienen van het formulier model M35-O. De voorzieningenrechter verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat het indienen van dit formulier wel degelijk als een aanvraag moet worden beschouwd. Gelet op deze overwegingen is het hoger beroep kennelijk gegrond en moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd. De voorzieningenrechter verklaart het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van het COA alsnog gegrond en vernietigt dit besluit wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt het COA tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.503,00 worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 30 juli 2018.