In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het recht op opvang bij een opvolgende asielaanvraag. Eiser, die op 11 april 2018 een kennisgevingsformulier (M35-O) voor een opvolgende asielaanvraag indiende bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), verzocht om toelating tot opvang. Na het indienen van het formulier heeft eiser op 24 april 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om opvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 17 mei 2018, waarin eiser niet werd toegelaten tot de opvang, een alsnog genomen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang had bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het indienen van het kennisgevingsformulier M35-O niet gelijkstaat aan het indienen van een asielaanvraag in de zin van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De rechtbank concludeerde dat het formulier M53-H van de IND het geëigende formulier is voor het indienen van een opvolgende aanvraag. Eiser had met het indienen van het M35-O formulier geen asielaanvraag ingediend, maar slechts de IND op de hoogte gesteld van zijn wens om een asielaanvraag in te dienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.